Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Beleidsregels Inkomenstoeslag en Studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Nuenen c.a. en gemeente Son en Breugel 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNuenen, Gerwen en Nederwetten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Inkomenstoeslag en Studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Nuenen c.a. en gemeente Son en Breugel 2015
CiteertitelBeleidsregels Inkomenstoeslag en Studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Nuenen c.a. en gemeente Son en Breugel 2015
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels Inkomenstoeslag en Studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Nuenen c.a. en gemeente Son en Breugel 2015

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2020Nieuwe regeling

01-12-2014

Rond de Linde, 18-12-2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Inkomenstoeslag en Studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Nuenen c.a. en gemeente Son en Breugel 2015

Beleidsregels Inkomenstoeslag en Studietoeslag Participatiewet 2015

gemeente Nuenen c.a. en gemeente Son en Breugel 2015

Artikel 1 Begrippen

  • ·

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

  • ·

    peildatum: datum waarop een persoon toeslag op grond van deze verordening aanvraagt;

  • ·

    referteperiode: periode van 36 hele kalendermaanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2 Inspanningen, krachten en bekwaamheden

Bij de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag stelt het college de mate vast waarin belanghebbende zich heeft ingespannen om op basis van zijn individuele omstandigheden, krachten en bekwaamheden tot inkomensverbetering te komen. Geen toeslag als bedoeld in art. 36 lid 1 t/m 6 wordt verstrekt als belanghebbende gedurende referteperiode geen of onvoldoende inspanningen heeft verricht.

Artikel 3 Geen zicht op inkomensverbetering

  • a)

    Geen toeslag als bedoeld in art. 36 lid 1 t/m 6 wordt verstrekt aan belanghebbende die naar het oordeel van het college binnen een periode van 6 maanden vanaf de peildatum zicht heeft op inkomensverbetering.

  • b)

    Van zicht op inkomensverbetering is sprake indien belanghebbende in de periode van 6 maanden na de peildatum naar verwachting betaald werk zal worden aangeboden of zal verwerven met een hoger loon dan het wettelijk minimumloon.

  • c)

    Er is geen zicht op inkomstenverbetering indien een belanghebbende gedurende de referteperiode van 36 maanden niet meer inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen dan 15% van de gehuwdennorm per maand gedurende maximaal drie maanden en naar verwachting niet binnen 6 maanden betaald werk zal verwerven of aanvaarden.

Artikel 4 Opleiding of studie

Geen toeslag als bedoeld in art. 36 lid 1 t/m 6 wordt verstrekt aan belanghebbende die op de peildatum een opleiding, als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS), dan wel een studie, als genoemd in de Wet studiefinanciering (WSF 2000), volgt omdat in dat geval sprake is van uitzicht op inkomensverbetering zoals genoemd in art. 36 lid 1 van de Participatiewet.

Artikel 5 Verlaging op grond van de maatregelenverordening

Geen toeslag als bedoeld in art. 36 lid 1 t/m 6 Participatiewet wordt verstrekt als belanghebbende gedurende de referteperiode is uitgesloten van uitkering of een verlaging is opgelegd van de tweede of hogere categorie met toepassing van de in die periode geldende maatregelenverordening

Artikel 6 Beheersing Nederlandse taal

Geen toeslag als bedoeld in art. 36 lid 1 t/m 6 Participatiewet wordt verstrekt als aan belanghebbende gedurende de referteperiode een verlaging is opgelegd op grond van artikel 18b van de Participatiewet.

Artikel 7 Beoordeling verdienen wettelijk minimumloon

  • 1.

    Het college beoordeelt of een persoon met voltijdse arbeid in staat is tot het verdienen van het wettelijke minimumloon en mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

  • 2.

    Bij de ze beoordeling neemt het college in aanmerking of sprake is van beperkingen van lichamelijke, verstandelijke, psychische of andere aard die naar verwachting leiden tot een arbeidsprestatie met een loonwaarde tussen 30% en 80% van het wettelijk minimumloon. Ook bij een eventueel advies wordt dit in aanmerking genomen.

  • 3.

    Het college kan arbeidskundig advies inwinnen over de beoordeling bedoeld onder a en b.

  • 4.

    Indien er een beoordeling kan plaatsvinden op basis van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, kan een advies achterwege blijven.

Artikel 8 Afwijking wegens bijzondere omstandigheden.

Van het bepaalde in de vorige leden kan worden afgeweken als onverkorte toepassing van de beleidsregel in een concreet geval wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.

 

Deze beleidsregels treden gelijktijdig met de invoering van de Participatiewet in werking met ingang van 1 januari 2015.

 

1 december 2014

Namens het college van de gemeente Nuenen c.a. en de gemeente Son en Breugel,

 

De heer V. Fijneman,

Directeur van de Dienst Dommelvallei

Toelichting

Met artikel 16 lid 1 van de Participatiewet beoogt de regering een inkomenstoeslag in te voeren voor mensen die langdurig een laag inkomen hebben en die geen zicht hebben op inkomensverbetering.

 

De huidige mogelijkheid (langdurigheidstoeslag) kent naar het oordeel van de regering teveel een categorale benadering, en daarmee het risico dat de langdurigheidstoeslag tot een ongerichte inkomensverstrekking leidt. De regering hecht er aan dat de colleges het individueel maatwerk als uitgangspunt nemen. Het college dient in ieder geval in de beoordeling mee te nemen (art. 36 lid 2 Participatiewet):

  • a)

    de krachten en bekwaamheden van de persoon; en

  • b)

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

 

In de Verordening Inkomenstoeslag en studietoeslag heeft de gemeenteraad vastgesteld wat wordt verstaan onder “langdurig” en “laag inkomen” in het kader van de beoordeling van het recht op een inkomenstoeslag. Bovendien zijn in de verordening o.a. de bedragen opgenomen.

Met deze beleidsregels geeft het college enkele kaders waarbinnen een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag dient te worden beoordeeld.

Artikel 2

In artikel 2 wordt de basis voor een algemene indruk over de inspanningen van betrokkene neergelegd. Deze algemene indruk kan worden ontleend aan het laatste heronderzoek, tenzij dit heronderzoek al geruime tijd geleden is uitgevoerd. Gedacht moet worden aan bijv. een periode van langer dan 6 maanden geleden1. Weliswaar wordt de “mate van inspanning” onderzocht, doch de weigering van de individuele inkomenstoeslag vindt pas plaats indien sprake is van “geen inspanningen”. Hiermee wordt beoogd te bevorderen dat een individuele inkomenstoeslag niet lichtvaardig wordt geweigerd: zelfs bij geringe inspanning kan, behoudens de weigeringsgronden in de overige artikelen, de individuele inkomenstoeslag worden toegekend.

 

1 In de praktijk zullen we gebruik maken van het DPS-model en uitsluitend het recht van betrokkenen beoordelen die intensief begeleid worden door het team werk (A en C).

Artikel 3

De beoordeling of binnen afzienbare tijd zicht is op inkomensverbetering vindt plaats op basis van zoveel mogelijk objectieve criteria. Er moet een vrij grote mate van zekerheid bestaan of belanghebbende inderdaad op korte termijn betaald werk zal verwerven. Indien de concrete verwachting bestaat dat belanghebbende op basis van een traject of proefplaatsing binnen 6 maanden aan het werk kan, dan wordt inkomensverbetering aangenomen. Daarbij moet dan tevens wel de verwachting bestaan dat het loon hoger is dan de uitkering waarop recht bestond.

Géén sprake van inkomensverbetering bestaat indien belanghebbende al lang werkloos is en geen concreet zicht bestaat op een baan.

Er is daarnaast geen zicht op inkomstenverbetering indien een belanghebbende gedurende de referteperiode van 36 maanden niet meer inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen dan 15% van de gehuwdennorm per maand gedurende maximaal drie maanden en niet binnen 6 maanden naar verwachting betaald werk zal verwerven of aanvaarden.

Artikel 4 t/m 6

Verlaging van de uitkering op grond van schending van de inlichtingenplicht, niet nakomen van voorwaarden, niet voldoen aan vereisten en dergelijke zijn grond om een individuele inkomenstoeslag te weigeren. Het gaat er immers in al deze situaties om dat belanghebbende door eigen toedoen onvoldoende inkomen heeft.

Artikel 7

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Met de studieregeling krijgen gemeenten de mogelijkheid om aan mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van een belanghebbende.

In deze beleidsregels wordt beschreven hoe het college gaat beoordelen of een persoon wegens een arbeidsbeperking niet in staat is om met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 8

Met dit artikel wordt beoogd om de ruimte te geven voor een nuancering van een weigering indien dit op grond van bijzondere omstandigheden wenselijk is.

Voorbeeld mede ook in relatie tot zicht op inkomensverbetering

Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag indien:

• aan hem in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van eenarbeids- of re-integratieverplichting;

 

Een belanghebbende aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens eenschending van een arbeids- of re-integratieverplichting heeft in beginsel geen zicht opinkomstenverbetering (zie ook CRvB 17-12-2013, nr. 12/83 WWB, ECLI:NL:CRVB:2013:2842). Het college beoordeelt in dergelijke gevallen niettemin telkens het uitzicht op inkomstenverbetering van belanghebbende als hij zijn verplichtingen niet zou hebben geschonden (zie ook Rechtbank Rotterdam 20-06-2013, nr. ROT 12/520, ECLI:NL:RBROT:2013:CA3895). Het enkele feit dat een belanghebbende zijn arbeids- of re-integratieverplichting heeft geschonden, vooronderstelt niet dat hij, als hij zijn verplichtingen niet had geschonden, wel uitzicht op inkomstenverbetering zou hebben gehad. Dit is mogelijk wel het geval indien belanghebbende een (goede) baan heeft laten lopen.

Maar als hij enkel onvoldoende heeft meegewerkt aan een re-integratieactiviteit, hoeft geen sprake te zijn van zicht op inkomstenverbetering. Daarom moet het college dit telkens individueel beoordelen.