Organisatie | Losser |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Losser 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De nieuwe versie van deze regeling is: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2016.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2016 | vervallen van rechtswege | 15-12-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 28-12-2015 | 15.0019504 | |
01-01-2015 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 25-11-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 31-12-2014 | Onbekend. |
De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd en geïnd (art.5.1.3 WMO) door het Centraal Administratie Kantoor- Bijzondere Zorgkosten(CAK-BZ). Het CAK-BZ vraagt hiervoor de inkomensgegevens op bij de Belastingdienst en berekent de maximale periodebijdrage voor de cliënt. Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken.
De gemeente bepaalt aan de hand van de factuur de kostprijs. Indien de maximale periodebijdrage van een cliënt de totale kostprijs overschrijdt, dan betaalt de cliënt de totale kostprijs.
Eén van de taken van het CAK-BZ bestaat eruit om het eigen bijdrage plafond in de gaten te
houden. Door het eigen bijdrage plafond kan de eigen bijdrage nooit meer bedragen dan dat het voor die persoon geldende maximum aan verschuldigde eigen bijdragen.
Het totaal van de verschuldigde bijdragen in de kosten niet meer bedragen dan:
voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.331 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.331;
voor de ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.634 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.634;
voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 27.917 het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.917;
voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.046 het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.046.
De aanvrager kan, bij de voorziening huishoudelijke ondersteuning in natura, een keuze maken tussen twintig aanbieders die de gemeente na een aanbesteding voor het leveren van zorg heeft geselecteerd.
De kosten voor de huishoudelijke ondersteuning zijn € 165,00 per cliënt per vier weken.
De kosten voor het pluspakket zijn € 80,00 per cliënt per vier weken.
Voor een persoonsgebonden budget ten aanzien van de huishoudelijke ondersteuning wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat gelijk is aan 85% van de kosten in natura. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de vorm van huishoudelijke ondersteuning waar de indicatie voor is gesteld.
De financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en gebruik van een sportrolstoel wordt vastgesteld op maximum van € 2.681,76 voor een periode van 3 jaar. In dit bedrag is tevens het onderhoud begrepen.
De tegemoetkoming wordt op grond van artikel 17 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Losser op aanvraag verstrekt. Er is geen directe relatie tussen de hoogte van de tegemoetkoming van de meerkosten en de kosten van het geval waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.
Het bedrag voor de onkostenvergoeding voor het verhuizen, genoemd in hoofdstuk 8 van de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning, bedraagt maximaal € 2.000,00.
Als de kostenraming van de woonvoorziening het bedrag van € 4.500,00 te boven gaat zal afgewogen worden of het verhuisprimaat kan worden toegepast.
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 4.4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 3.500,--.
Alle roerende voorzieningen in natura waarvan de kosten € 250,00 of minder bedragen zijn na verstrekking eigendom van de aanvrager. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud en reparatie van deze voorzieningen. Indien het bedrag boven de € 250,00 is de gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud, reparatie en verzekering van de voorzieningen, mits geen sprake is van nalatigheid van de cliënt.
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de bruikleenvergoeding voor de goedkoopst adequate voorziening.
De aanvrager kan, bij de voorziening huishoudelijke ondersteuning in natura, een keuze maken tussen 168 aanbieders die de gemeente na een aanbesteding voor het leveren van zorg heeft geselecteerd.
De kosten voor de verschillende onderdelen zijn:
Voor een persoonsgebonden budget ten aanzien van de ondersteuning wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat gelijk is aan 85% van de kosten in natura. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de vorm van ondersteuning waar de indicatie voor is gesteld.
In situaties waarin de Verordening maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Beleidsregels individuele voorzieningen niet voorzien, kan het college met inachtname van de uitgangspunten en doelstellingen van de regels een aangepaste voorziening toekennen of de vorm van voorziening nader vaststellen.