Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Capelle aan den IJssel

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCapelle aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2015
CiteertitelReglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1. Dit reglement vervangt het Reglement van Orde voor de vergaderingen van 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet artikel 16

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-03-201826-06-2018Betreft artikel 6

05-02-2018

Gemeenteblad 2018, nr. 63840

969279
29-09-201728-03-2018Betreft artikel 16

25-09-2017

Gemeenteblad, 168764

936168
16-12-201406-04-2015Nieuwe regeling

15-12-2014

Gemeenteblad 2014, nr. 76949; IJssel-en Lekstreek van 23-12-2014.

Verseonnr. 608263

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2015

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

 

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

 

gelezen het voorstel van de griffier en de voorzitter;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de onderstaande regeling;

 

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2015

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening ofontwerpbeslissing;

  • c.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • d.

    motie: verklaring waarmee een oordeel of wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger.

Artikel 2 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitter en diens plaatsvervanger, alsmede defractievoorzitters.

  • 3.

    De plaatsvervangend raadsvoorzitter wordt door de raad uit hun midden benoemd.

  • 4.

    Fractievoorzitters wijzen elk een raadslid aan dat hen bij afwezigheid in hetpresidium vervangt.

  • 5.

    De voorzitter roept het presidium bijeen uiterlijk drie dagen voorafgaand aan eenraadsvergadering dan wel minstens zes keer per jaar;

  • 6.

    Het presidium heeft als taak aanbevelingen te doen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad voor zover het niet betreft de taken van de agendacommissie.

  • 7.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het in het presidium.

  • 8.

    Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

Artikel 3 Het seniorenconvent

  • 1.

    De raad heeft een seniorenconvent.

  • 2.

    Het seniorenconvent bestaat uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad en de fractievoorzitters.

  • 3.

    Een fractievoorzitter kan zich niet laten vervangen in het seniorenconvent. Indien eenfractievoorzitter afwezig is, wordt hij door de voorzitter geïnformeerd over het verloop van devergadering van het seniorenconvent.

  • 4.

    Het seniorenconvent heeft tot taak het bespreken van zaken van vertrouwelijke aard die (nog)niet in het openbaar behandeld kunnen worden en zaken waarbij de privacy van personen inhet geding is.

  • 5.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het seniorenconvent.

  • 6.

    De vergaderingen van het seniorenconvent vinden in beslotenheid plaats.

  • 7.

    De voorzitter kan, gehoord het seniorenconvent, aan degenen die aanwezig zijn bij eenvergadering als bedoeld in het vorige lid geheimhouding opleggen ten aanzien van hetbesprokene en de inhoud van overgelegde stukken. Gelijktijdig met het opleggen van

    geheimhouding bepaalt de voorzitter tot wanneer de geheimhouding geldt.

Artikel 4 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad, het presidium en het seniorenconvent aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoeaangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3.

    De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, deelnemen aan deberaadslagingen, bedoeld in dit reglement.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING WETHOUDERS;

FRACTIES

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1.

    Het onderzoek van de geloofsbrieven en van de overige door de Kieswet geëiste stukken vaneen tot lid van de raad benoemde, geschiedt door een commissie bestaande uit drie ledenvan de raad, daartoe door de voorzitter aangewezen. Bij tussentijdse benoeming zal in dezecommissie geen lid zitting hebben, behorende tot de fractie van het nieuw benoemde lid.

  • 2.

    De commissie, bedoeld in het eerste lid, brengt bij monde van een door haar daartoe uit haarmidden aangewezen lid, zo mogelijke staande de vergadering verslag uit van het onderzoek.Daartoe doet de commissie aan de raad een voorstel omtrent de toelating van de tot lid vande raad benoemde.

  • 3.

    De raad besluit daarna in dezelfde vergadering over de toelating van de benoemde, of, indienuitstel nodig wordt geacht, op een daartoe door de raad op voorstel van de voorzitter tebepalen tijdstip.

  • 4.

    Nadat de commissie verslag heeft uitgebracht wordt zij ontbonden.

  • 5.

    De voorzitter roept vervolgens het toegelaten lid op om de voorgeschreven eed of belofte af teleggen.

  • 6.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lidvan de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist omde voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 7.

    Het onderzoek van het proces verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatstesamenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 8.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in deeerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van deGemeentewet, de voorgeschreven eed of belofte af te leggen.

Artikel 6 Benoeming kandidaat-wethouders

  • 1.

    De voorzitter van de raad stelt een commissie in die onderzoek verricht naar debenoembaarheid van één of meerdere wethouders en de raad hierover schriftelijk informeert.

  • 2.

    De commissie, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit vier leden van de raad alsmede de voorzitter van de raad. Bij tussentijdse benoeming van (een) wethouder(s) zal in deze commissie geen raadslid zitting hebben behorende tot de fractie waaruit de kandidaat

    wordt voorgedragen. De eerste volzin van dit artikellid is niet van toepassing bij de benoeming van een voltallig college.

  • 3.

    De commissie fungeert als opdrachtgever voor een voorafgaand

    aan de benoeming van een of meerdere wethouder(s) uit te voeren integriteitstoets door een daartoe aan te wijzen onafhankelijke organisatie.

  • 4.

    De commissie beoordeelt de van de kandidaat wethouder ontvangen documenten eninformatie aan:

  • a.

    de artikelen 36a, 36b van de Gemeentewet (benoembaarheidseisen);

  • b.

    artikel 41b, eerste, derde en vierde lid van de Gemeentewet (nevenfuncties);

  • c.

    artikel 36b van de Gemeentewet (onverenigbare functies);

  • d.

    artikel 41c, eerste lid van de Gemeentewet (onverenigbare of verboden handelingen);

  • e.

    de gedragscode voor burgemeester en wethouders van de gemeente.

    De kandidaat-wethouder(s) is / zijn gehouden medewerking te

    verlenen aan de in lid 3 bedoelde integriteitstoets.

  • 5.

    De commissie verricht zijn werkzaamheden in een niet openbare vergadering waarvan geenverslag wordt gelegd.

  • 6.

    De kandidaat wethouder wordt in de gelegenheid gesteld de documenten en aangedrageninformatie mondeling toe te lichten.

  • 7.

    Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie een schriftelijk,beargumenteerd, advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid voorgedragenwethouder(s).

  • 8.

    Indien de commissie niet unaniem is in zijn oordeel wordt hiervan melding gemaakt in hetadvies.

Artikel 7 Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijnverklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad dezeaanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eersteraadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijkdoorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden ofals één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordthiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3 van de Kieswet enwordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na de naamswijziging.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

PARAGRAAF 1 TIJDSTIP VAN VERGADEREN; VOORBEREIDINGEN

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De raad vergadert volgens een door het presidium vastgestelde frequentie.

  • 2.

    In de regel vinden de vergaderingen van de raad plaats op maandagavond, vangen deze aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis. Indien de actualiteitenraad plaatsvindt (zie artikel 40), begint de raadsvergadering om 20.00 uur.

  • 3.

    De vergaderingen eindigen niet later dan 23.30 uur, tenzij twee derde van het aantal aanwezige leden besluit de vergadering voort te zetten. In dat geval wordt tevens bepaaldwelke voorstellen nog worden behandeld dan wel tot welk tijdstip de vergadering maximaal wordt voortgezet.

  • 4.

    De dag volgend op de raadsvergadering wordt hetzelfde tijdstip als dat van deraadsvergadering gereserveerd voor een eventueel vervolg van de vergadering.

  • 5.

    In de regel wordt niet vergaderd tussen 17.00 en 19.00 uur.

  • 6.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of eenandere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg in het presidium, tenzij er sprakeis van een spoedeisende situatie.

 

Artikel 9 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de leden van de raad eenschriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25,eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met deschriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3.

    Indien sprake is van een vergadering die tot stand komt op basis van artikel 17, tweede lid vande Gemeentewet hoeft geen rekening te worden gehouden met de termijn zoals genoemd inlid eerste lid.

Artikel 10 Agenda

  • 1.

    Het presidium stelt de voorlopige agenda voor de vergaderingen van de raad vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep totuiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Dezewordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden, en openbaargemaakt.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van deraad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan deagenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor de openbareberaadslaging, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadereinlichtingen of advies vragen.

  • 5.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde vanbehandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een voorlopige agendadienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor eenieder op hetgemeentehuis ter inzage gelegd. Na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken terinzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zomogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Als omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewetgeheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onderberusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op digitale wijze aan eenieder ter beschikking worden gesteld en worden eveneens op de website geplaatst.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging op de in de gemeente gebruikelijke wijze teropenbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de bij de vergadering behorende stukkenkan inzien.

PARAGRAAF 2 ORDE DER VERGADERING

Artikel 13 Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het eindevan elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekeningvastgesteld.

Artikel 14 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mee, bij welk lidvan de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van depresentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 15 Spreekrecht

  • 1.

    1.Als eerste agendapunt na opening kunnen de andere aanwezige burgers en belanghebbendenhet woord voeren over al dan niet op de agenda vermelde onderwerpen. De totaal beschikbarespreektijd bedraagt maximaal 30 minuten.

  • 2.

    Het woord kan niet worden gevoerd over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeftopengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan ofkon worden ingediend.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik willen maken, meldt dit uiterlijk om 12.00 uur op de dagwaarop de vergadering plaatsvindt bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres entelefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgordeafwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijdevenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens inbijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

Artikel 16 Aantal spreektermijnen & interrupties

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen,tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Behoudens interrupties en de beantwoording daarvan mogen raadsleden in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 3.1

    Interrupties en de beantwoording daarvan hebben geen gevolg voor de spreektijd, die op basis van de spreektijdenregeling aan een fractie is toebedeeld;

  • 3.2

    De voorzitter bepaalt het aantal personen dat per fractie mag interrumperen, alsmede het aantal interrupties.

  • 3.3

    Interrupties worden staand bij een interruptiemicrofoons gepleegd.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, tenaanzien van de beraadslaging over het door dat raadslid ingediend stuk.

  • 5.

    Bij de bepaling van het aantal malen dat een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel hetwoord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 17 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderenmogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 18 Spreektijd

De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en deoverige aanwezigen.

Artikel 19 Beraadslaging

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meeronderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten deberaadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen, teneinde het college of de ledende gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat

    nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 20 Voorstellen van orde

Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende devergadering te doen. De raad beslist hierover terstond.

Artikel 21 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsledenhun voorgenomen stemgedrag toelichten, door het afleggen van een korte en zakelijkestemverklaring.

Artikel 22 Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoendeis toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter hetvoorstel over de te nemen eindbeslissing.

PARAGRAAF 3 PROCEDURES BIJ STEMMINGEN

Artikel 23 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt devoorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergaderingaanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden tehebben tegengestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan destemming te hebben deelgenomen.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvanmededeling aan de raad. Indien stemming wordt verlangd, vindt de stemming plaats doorhandopsteking, tenzij een lid hoofdelijke stemming verlangt.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit tebrengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 14 isaangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden, tenzij zijovereenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming behoren deel tenemen, hun stem uit door ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken zonder toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan hij deze vergissingherstellen voordat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing paslater, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaaktaantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van destemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Hij doet daarbij tevensmededeling van het genomen besluit.

Artikel 24 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over deingediende motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 2.

    Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over datamendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijngeheel.

  • 3.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd envervolgens over het amendement waarop het betrekking heeft.

  • 4.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangigvoorstel zijn ingediend wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 5.

    De raad kan in afwijking van lid 1 besluiten een motie pas in stemming te

    brengen nadat is besloten over het voorstel.

     

Artikel 25 Stemming over personen

  • 1.

    De stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen geschiedt elektronisch dan wel per stembriefje.

  • 2.

    In geval van schriftelijke stemming dienen de stembriefjes identiek te zijn. Indien elektronisch gestemd wordt, wordt uitsluitend de totaaluitslag verwerkt en zichtbaar gemaakt.

     

  • 3.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter besluiten dat verschillende stemmingen worden samengevat op één stembriefje of geschieden in één gezamenlijke stemming.

    Het in de vorige volzin bedoelde stembriefje is voorbedrukt met de namen van de personen waarover wordt gestemd, alsmede met de woorden "voor/tegen. Bij een gezamenlijke elektronische stemming wordt aangegeven welke persoon of personen het betreft en wordt uitsluitend met "voor"of "tegen"gestemd.

  • 4.

    In geval schriftelijk wordt gestemd, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau. Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van het stembureau.

     

Artikel 26 Verslag en besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor verslagen en besluitenlijst van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Een conceptverslag wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdigmet de schriftelijke oproep. Het conceptverslag wordt gelijktijdig aan de overige personen diehet woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3.

    De leden van de raad, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, eenvoorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat ofniet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient tenminste 24 uur vóór de betreffende vergadering bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    Een verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergaderingaanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die hetwoord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van deaanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      d.een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijkestemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekeningvan de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming

    • e.

      hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • f.

      e.de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde,moties, amendementen en subamendementen;

    • g.

      f.bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aanwie het op grond van het bepaalde in artikel 17 door de raad is toegestaan deel tenemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    Vastgestelde verslagen worden ondertekend door de voorzitter en de griffier.

  • 6.

    Als verslagen en besluiten elektronisch beschikbaar zijn, worden ze op de website geplaatst.

Artikel 27 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan deraad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden enter inzage gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van het verslag stelt de raad, op voorstel van het presidium, de wijze vanafdoening van de ingekomen stukken vast.

HOOFDSTUK 4 BESLOTEN RAADSVERGADERINGEN

Artikel 28 Algemeen

Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing, voorzover datniet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 29 Verslag

  • 1.

    Conceptverslagen en –besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden aan de ledentoegezonden.

  • 2.

    Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergaderingter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het aldan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffierondertekend.

Artikel 30 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweedeen derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, als hetorgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een beslotenraadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 5 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 31 Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingenuitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van deorde is hen verboden.

Artikel 32 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen makendoen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

HOOFDSTUK 6 BEVOEGDHEDEN, INSTRUMENTEN RAADSLEDEN

Artikel 33 Amendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen in bij de voorzitter voor het sluitenvan de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijndoor raadsleden die de presentielijst hebben getekend.

  • 3.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvormingdoor de raad is afgerond.

Artikel 34 Moties

  • 1.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt plaats gelijktijdig met de beraadslaging over hetonderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindtplaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s)van de motie is mogelijk totdat debesluitvorming door de raadis afgerond.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    Het voorstel bevat een toelichting op het besluit dat van de raad wordt gevraagd en isvoorzien van een conceptraadsbesluit.

  • 3.

    De voorzitter brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk

    ter kennis van het college. Het college kan binnen drie weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 4.

    In de eerstvolgende vergadering, nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid gestelde termijn is verlopen, beslist de raad, meteen na de behandeling van de lijst vaningekomen stukken, of het voorstel direct wordt behandeld of voor advies in handen van eenraadscommissie wordt gesteld.

  • 5.

    Wanneer het voorstel niet direct wordt behandeld, bepaalt de raad voor welke vergadering hetvoorstel wordt geagendeerd.

  • 6.

    Indien de raad beslist tot het direct behandelen van het voorstel, vindt behandeling plaatsnadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen aan de orde zijn gekomen, tenzij de raadanders bepaalt.

  • 7.

    Bij de behandeling van het voorstel krijgt de eerstgenoemde indiener als eerste degelegenheid om over het voorstel het woord te voeren.

  • 8.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, nietzijnde een voorstel voor een verordening.

  • 9.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn debepalingen van dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming vande raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 36 Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de voorlopige agenda van deraadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terugdient te worden gezonden aan het college, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstelopnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37 Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij devoorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van devoorzitter spoedeisende gevallen, uiterlijk op de vrijdag voorafgaande aan deraadsvergadering vóór 12.00 uur schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat eenduidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede dete stellen vragen.

  • 3.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overigeleden van de raad en de wethouders.

  • 4.

    De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden,de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlofgeeft.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van eentoelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelingebeantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden peromgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedigmogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeesterworden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 6 weken,nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelingebeantwoording vindt plaats in deeerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kanplaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester devragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt,waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffieraan de leden van de raad toegezonden.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering enbij mondelinge beantwoording in dezelfderaadsvergadering, na de behandeling van de op deagenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door deburgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in artikelen 169, derde lid,en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overigeleden van de raad en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in dedaaropvolgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin deantwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 40 Actualiteitenraad

  • 1.

    Voor de aanvang van iedere raadsvergadering, bestaat de gelegenheid, in de regel gedurende een halfuur, actuele onderwerpen te bespreken met de burgemeester en het college. Deze zogenoemde actualiteitenraad vangt aan om 19.30 uur en duurt tot 20.00 uur. De raadsvergadering begint dan om 20.00 uur na de actualiteitenraad.

  • 2.

    De onderwerpen dienen op de dag van de raadsvergadering vóór 11.00 uur schriftelijk of pere-mail te worden ingediend bij de griffier en dienen voorzien te zijn van een motivering voor watbetreft actualiteit.

  • 3.

    De burgemeester en de leden van het college zijn tijdens deactualiteitenraad steedsbeschikbaar.

  • 4.

    De voorzitter deelt uiterlijk vijf uur voor de aanvang van de actualiteitenraad aan de raad en hetcollege mede wat de agenda is en daarmee welke onderwerpen voor bespreking tijdens deactualiteitenraad in aanmerking komen en maakt de agenda openbaar. Onderwerpen wordenbehandeld op volgorde van binnenkomst en onderwerpen die niet kunnen worden behandeldbinnen de beschikbare tijd van een half uur worden doorgeleid naar de eerstvolgendevergadering van de raadscommissie wiens werkterrein het betreft.

  • 5.

    De voorzitter nodigt de betreffende leden van het college uit voor de actualiteitenraad, waarbijhij mededeling doet van de ingekomenonderwerpen. Behandeling van de actualiteitengeschiedt in ten hoogste twee termijnen, waarbij het raadslid dat ( de raadsleden die) eenonderwerp heeft (hebben) aangedragen als eerste het woord wordt gegund. Raadsledenmogen in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp.

  • 6.

    Voor de actualiteitenraad geldt geen vergaderquorum. Tijdens de actualiteitenraad kunnengeen voorstellen of moties worden ingediend en vindt geen besluitvorming plaats.

  • 7.

    De notulering van de actualiteitenraad geschiedt door middel van het maken van eenwoordelijk verslag. De griffier zorgt dat toezeggingen van het college worden genoteerd.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 41 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van hetreglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 42 Inwerkintreding en intrekken oude reglement

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na vaststelling.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraadzoals vastgesteld bij raadsbesluit van 30 maart 2009 en voor het laatst gewijzigd op 7 juli2011.

  • 3.

    Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van Orde voor de vergaderingen en anderewerkzaamheden van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel 2015.

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2014,

De voorzitter, De griffier,

Toelichting Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad.

Algemene toelichting

De bestaande modellen voor het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en voor de verordening op de raadscommissies dateren uit 2010. Het is een goede gewoonte om voor de raadsverkiezingen deze modellen te herzien en up-to-date te brengen. Ook nu is dat door de VNG gebeurd. Beide modellen zijn hierdoor ingrijpend gewijzigd. Een aantal bepalingen is geschrapt, de hoofdstukindeling is gewijzigd en soms zijn bepalingen samengevoegd. Bijzonder kritisch is gekeken naar de bepalingen die ook voorkomen in de Gemeentewet. Doorgaans voegen de bepalingen in het reglement niets toe aan wat al is geregeld in de wet. In dat geval zijn zij geschrapt. Als bijlage dit reglement zijn de relevante bepalingen van de Gemeentewet gevoegd.

Artikel 16 van de Gemeentewet verplicht de raad een reglement van orde op te stellen.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Hiervoor heeft de raad van Capelle aan den IJssel gekozen.

Artikel 2 Het presidium

Het presidium heeft in het reglement voornamelijk een procedurele rol (vaststellen voorlopige agenda, uitnodigen externen, wijzigen vergadermomenten en dergelijke). Het presidium dient voor wat betreft de inhoudelijke aspecten van het raadswerk een ondergeschikte rol te vervullen, omdat anders het gevaar bestaat dat er binnen de raad een nieuw bestuursorgaan wordt gecreëerd, hetgeen in strijd is met de Grondwet, die het primaat Immers expliciet bij de raad legt (artikel 125, eerste lid van de Grondwet).

Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten.

De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

Artikel 3 Het seniorenconvent

De raad heerft behoefte om in een vroegtijdig stadium kennis te nemen van onderwerpen die mogelijk over enige tijd in de gemeente leven en wellicht over enige tijd in commissie en raad aan de orde kunnen komen. De informatie die wordt verkregen is van vertrouwelijke aard. Gekozen is daarom dat in het seniorenconvent zitting hebben de fractievoorzitters die zich niet kunnen laten vervangen. De niet aanwezige fractievoorzitter zal door de voorzitter worden geïnformeerd over de zaken waarover Is gesproken.

Artikel 4 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 van de Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid).

 

In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats, et cetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. In de instructie voor de griffier zijn de taken van de griffier uitgewerkt.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING

WETHOUDERS; FRACTIES

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het Centraal Stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit Is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een ulttrekstel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien nlet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 van de Gemeentewet (artikel V3 Kieswet).

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen.

Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is vervallen door inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002.

Artikel 6 Benoeming kandidaat-wethouders

Dit artikel geeft Invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven- onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de Gemeentewet). Ook voor het benoemen van wethouders wordt een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven ingesteld. Dit artikel Is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

In de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 maart 2006

 

(kenmerk 2006-0000075847) wijst de minister erop dat het belangrijk is dat bij de benoeming van wethouders op een volledige en zorgvuldige wijze wordt beoordeeld of de benoeming aan alle (wettelijke) eisen voldoet. Daarbij dient er geen onderscheid te worden gemaakt tussen kandidaat-wethouders die reeds als raadslid zijn gekozen en benoemd en kandidaat-wethouders die van buiten de raad komen. In die brief attendeert de minister ook op de mogelijke handelwijze om uit de gemeenteraad een commissie te benoemen die de benoembaarheid van wethouders onderzoekt. Deze handelwijze, die in dit artikel is opgenomen, houdt in dat de kandidaat-wethouder alle documenten en informatie overlegt die nodig zijn voorde toetsing aan de commissie, en wordt in de gelegenheid gesteld deze toe te lichten. In dat kader wordt van de beoogde wethouder tevens een verklaring omtrent het gedrag gevraagd. Omdat de positie van een wethouder een andere is dan van een raadslid, is het grondwettelijk vastgelegde passieve kiesrecht daarbij niet in het geding. Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie vervolgens een schriftelijk beargumenteerd advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouders. Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 van de Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. De beoogde wethouder mag immers niet meestemmen over zijn eigen benoeming. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is wel een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.

Artikel 7 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning).

In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, et cetera. In deze nadere regelingen kan worden aangesloten bij het in dit reglement opgenomen fractiebegrip.

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen.

Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hien/an mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Gevolg van fractieafsplitsing en ontstaan nieuwe fractie is ook dat de nieuwe fractie leden dient voor te dragen voor commissies, lid wordt, als fractievoorzitter van het presidium, fractieondersteuning, et cetera.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Behorende bij raadsbesluit, nummer 608263

PARAGRAAF 1 TIJD VAN VERGADEREN; VOORBEREIDINGEN

Artikel 8 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of Indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het presidium heeft de vergaderfrequentie van de raad vastgesteld.

Artikel 9 Oproep

In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering.

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste tien dagen vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waan/an geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de stukken en oproep niet per post, maar per e-mail te versturen.

Artikel 10 Agenda

Het presidium stelt de voorlopige agenda vast. Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 10. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om tien dagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen vóór de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Het derde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen. Het laatste lid regelt dat de raad op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen. Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. In de eerste plaats zijn dit het college en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen. Het presidium kan voorstellen doen die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde 'achterliggende' stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, et cetera).

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bijvoorbeeld het voorstel tot het bouwen van een nieuwe bibliotheek onderbouwen. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd. Een stuk is een 'document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB).

Behorende bij raadsbesluit, nummer 608263

Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.

Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal.

Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.

Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie Is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Hier wordt expliciet vastgelegd in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering van de raad wordt geplaatst. Tevens is de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op het internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst.

PARAGRAAF 2 ORDE DER VERGADERING

Artikel 13 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum is bereikt. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daan/oor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 14 Primus bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bijvoorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald. Zie ook artikel 28, vierde lid.

Artikel 15 Spreekrecht

Evenals bij commissievergaderingen dient ook bij raadsvergadering de mogelijkheid te bestaan voor burgers om gebruik te maken van het inspreekrecht. Hoewel de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces, is het niet reëel om burgers inspraak te verlenen over onderwerpen die op de agenda staan. Juister lijkt het om burgers spreekrecht te geven over onderwerpen die niet op de agenda vermeld staan. Zo kunnen zij de raad in een vroegtijdig stadium informeren over zaken die hen bezighouden. Ook bij raadsvergadering geldt dat de duur van het inspreken is beperkt tot maximaal een half uur. Het spreekrecht is niet beperkt tot geagendeerde onderwerpen, om de burgers de mogelijkheid te geven alle relevante onderwerpen onder de aandacht van de raad te brengen.

 

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers.

Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 van de Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers. De burgers die wensen in te spreken moeten zich uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de vergadering melden bij de griffier.

Artikel 16 Aantal spreektermijnen

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermljn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermljn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 17 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

De raad kan op grond van artikelen 4 bepalen dat de griffier deelneemt aan de beraadslagingen. De burgemeester en de wethouders hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet. Daarmee blijft het artikel uitdrukken dat de raad kan beslissen dat anderen kunnen deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 18 Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 19 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagt. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Door de toevoeging 'of een lid van de raad' wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt.

Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).

Behorende bij raadsbesluit, nummer 608263

In het tweede lid wordt onder meer gesproken over het college dat de mogelijkheid krijgt tot nader beraad. Dit is uiteraard alleen het geval indien het college bij de bespreking van het betreffende onderwerp vertegenwoordigd is.

Artikel 20 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, lid 4, van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 35).

Artikel 21 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 22 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

PARAGRAAF 3 PROCEDURES BIJ STEMMINGEN

Artikel 23 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid, van de Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar.

Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe zij vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 14.

Bij staking van stemmen is artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

In gemeenten kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Gemeentewet. Een elektronisch stemsysteem kan wel problemen opleveren bij de geheime stemming over personen (artikel 31 van de Gemeentewet). Indien het een vrije ronde betreft waar elk lid eigen kandidaten kan voordragen, is dit met de huidige systemen vaak niet mogelijk. Elektronische stemsystemen hebben een aantal beveiligingsmechanismen. Hierdoor zal doorgaans maar één persoon gemachtigd zijn om gegevens in te voeren. Bij vrije stemrondes over personen dient ieder raadslid de mogelijkheid te hebben kandidaten voor te dragen.

 

Artikel 24 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening en dergelijke) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, voordat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Soms kan de stemming over een (sub)amendement dermate zwaar wegen dat deze van invloed kan zijn over een eveneens aanhangige motie bij een bepaald agendapunt. In dit geval kan de raad besluiten van de volgorde van stemmen af te wijken.

Artikel 25 Stemming over personen

Eind 2005 is de Gemeentewet gewijzigd wat betreft het stemmen over personen. Voorheen was in artikel 31, eerste lid, bepaald dat, indien er wordt gestemd over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dit schriftelijk dient te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes.

Op deze wijze zou de geheimhouding zijn gewaarborgd. De verplichting om dit bij stembriefjes te doen is nu ven/allen. Gemeenten kunnen dus ook door middel van een elektronisch stemsysteem stemmen over personen, mits de geheimhouding gewaarborgd is.

Het Reglement van Orde geeft de mogelijkheid zowel elektronisch als door middel van een behoodijk ingevuld stembriefjes te stemmen. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (MvT, 19 403, nr. 3 p. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

Bij een benoeming stelt de raad een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (raadslid, wethouder).

Op het stembiljet of bij het elektronisch stemmen wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen In geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' vermeld. Het gaat hier overigens niet over de benoeming tot raadslid, dit is een heel ander soort benoeming dat in artikel 4 van dit reglement wordt toegelicht. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming (zie ook toelichting bij artikel 31). Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.

Artikel 26 Verslag en besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting op een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid van de Gemeentewet). Bij de herziening van het reglement is dit artikel gewijzigd. Dit betreft de bepaling over de besluitenlijst en het gebruik van de term verslag. Wat dit laatste betreft, voorheen werd gesproken over notulen. Gekozen is om aan te sluiten bij de terminologie van de Gemeentewet (artikel 23, vijfde lid).

Het conceptverslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. Omdat wethouders (artikel 28), de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren In de vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van het verslag aan de raad doen. Een voorstel tot verandering dient voorafgaand aan de vergadering schriftelijk te worden ingediend. Het is ook mogelijk om te bepalen dat dit kan plaatsvinden tot het moment dat het verslag wordt vastgesteld. Er is hier gekozen om het voor de griffier zo praktisch mogelijk te regelen.

 

De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning aan de raad. Daarom is de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van het verslag in ontvangst te nemen, het verslag op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep

(aldus de afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Als de secretaris aanwezig is, dient zijn naam, omdat het een belangrijke functionaris blijft, vermeld te worden in het verslag. Hetzelfde geldt voor wethouders. Verder dient het verslag niet alleen een zakelijke samenvatting van hetgeen de leden hebben gezegd te bevatten. Ook hetgeen de overige aanwezigen zoals bijvoorbeeld de aanwezige wethouders of de gemeentesecretaris of burgers zeggen moet zakelijk samengevat worden.

Dit betekent dat die sprekers ook in het verslag genoemd moeten worden. In het kader van de betrokkenheid van burgers bij de lokale politiek kunnen gemeenten het indienen van burgerinitiatiefvoorstellen mogelijk maken (zie de handreiking Burgerinitiatief van de Vernieuwingsimpuls). Als een gemeente burgers die mogelijkheid geeft, moet het verslag ook de tekst van die voorstellen inhouden.

Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet dualisering gemeentebestuur is de openbaarmaking van een besluitenlijst van de raadsvergadering verplicht gesteld vanaf 19 februari 2003. A eerder was in de Gemeentewet de verplichting voor het college opgenomen (artikel 60), door middel van een amendement is dit nu ook voor de raad geregeld in artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet. Tijdens de behandeling van dit amendement in de Tweede Kamer is aangegeven dat de besluitenlijst op zo kort mogelijke termijn moet worden gepubliceerd. Dit kan voordat het verslag is vastgesteld aangezien de besluitenlijst 'slechts' een overzicht geeft van (alle) door de raad genomen beslissingen (dus niet alleen besluiten in de zin van de Agemene wet bestuursrecht, maar ook bijvoorbeeld een afspraak om een werkbezoek af te leggen).

Andere vormen van verslaglegging zijn ook mogelijk. Bijvoorbeeld een geluidsopname van de raadsvergadering op cd, met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen - voorzien van tijdscodes - en een besluitenlijst.

Artikel 27 Ingekomen stukken; mededelingen

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college, et cetera. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De raad stelt op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. In eerdere versies van het reglement was deze taak bij de voorzitter gelegd. Het is logischer, nu er een presidium is, deze taak hier neer te leggen.

HOOFDSTUK 4 BESLOTEN RAADSVERGADERINGEN

Artikel 28 Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Artikel 29 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. In overeenstemming met artikel 21 is de griffier verantwoordelijk voor het verslag van de raadsvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering.

Artikel 30 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld

artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid Is). In het onderhavige artikel is nu terzake een overlegverpllchting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid van de Gemeentewet, kan geheimhouding worden opgelegd door het college,

de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.

HOOFDSTUK 5 TOEHOORDER EN PERS

Artikel 31 Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen.

Artikel 32 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluld- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers en publiek. Raadsleden hebben een publieke functie. Het Is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts vanaf een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard In overleg met de Insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.

HOOFDSTUK 6 BEVOEGDHEDEN, INSTRUMENTEN RAADSLEDEN

Artikel 33 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met botvierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun).

 

Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.

De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen.

Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk

maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 16).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 32. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 34 Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering en/an verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 39 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hien/oor dienen ook Individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daan/an heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een moties in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

Artikel 35 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor Is het recht van initiatief toegekend.

 

In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet Is dit uitgewerkt. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

 

Het eerste tot en met het derde lid van artikel 39 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere Initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid geeft hiervoor - in aanvulling op de eerste drie leden voorschriften.

 

Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden Inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze Instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daan/an heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

 

Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

 

Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 11, tweede lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is het zesde lid opgenomen.

De tendens, dat het college meer betrokken moet worden bij de beleidsvoorbereiding is evident. Toch dienen gemeenten ervoor te waken dat het college de kaderstellende rol van de raad niet gaat overnemen. De VNG heeft duidelijk aangegeven dat samenspel tussen beide organen een oplossing is voor eventuele fricties. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het achtste lid worden vastgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad bepaalt of een voorstel in strijd is met de wet (bijvoorbeeld de Wet op de ruimtelijke ordening), het algemeen belang (bijvoorbeeld de volksgezondheid), het belang van de gemeente (bijvoorbeeld het terugtrekken uit een publiek-private samenwerking die gericht is op het renoveren van achtergestelde woonwijken) of het gemeentelijk beleid (het bouwen van een parkeergarage in het centrum als enkele maanden geleden de binnenstad autoluw is gemaakt).

 

Het Kamerlid Kalsbeek heeft de Minister van BZK vragen gesteld over het initiatiefrecht. De minister heeft aangegeven: "Het recht op initiatief houdt niet in dat individuele raadsleden en raadsminderheden het recht moeten hebben om onderwerpen op de agenda van de raad te plaatsen, maar het houdt In dat zij in beginsel invloed moeten kunnen hebben op de agenda. Het is Immers aan de raad om, aan het begin van de raadsvergadering, met meerderheid van stemmen, de agenda vast te stellen. Het is dan ook de raad die beslist welke onderwerpen worden behandeld. Zou elk individueel raadslid het recht toekomen om agendapunten voor de vergadering aan te dragen dan zou het effectief functioneren van de raad in gevaar kunnen komen. Een raadsminderheid die bij herhaling onderwerpen op de agenda plaatst, waarover de raadmeerderheid niet wenst te beraadslagen, kan de besluitvorming van de raad ernstig belemmeren".

 

Het negende lid is toegevoegd omdat de gedualiseerde Gemeentewet de mogelijkheid geeft een wethouder na een motie van wantrouwen te ontslaan (artikel 49 van de Gemeentewet). In de oude Gemeentewet was een afkoelingstermijn van 30 dagen opgenomen. Zonder de bepaling in het vijfde lid is deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door de procedure regels van het Reglement van Orde.

Artikel 36 Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderlngsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. As het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel Is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.

 

Artikel 37 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Wel is hier gekozen voor een ondersteuning door de raad bij gewone meerderheid. Minister Pechtold heeft in een brief van 16 december 2005 aan de GroenLinks-fractie in Schoonhoven aangegeven dat de raad de ruimte heeft eigen beleid te ontwikkelen, waardoor de raad dus de vrijheid heeft om te bepalen dat een raadsmeerderheid nodig is om een interpellatiedebat te houden. De minister juicht dit echter niet toe. Voor de democratie lijkt het hem goed om de regels van de Tweede Kamer te volgen.

Dit houdt in dat de toestemming ven een betekenende minderheid (ondersteuning door 30 van de 150 leden) volstaat. In een dualistisch systeem zijn wethouders geen lid meer van de raad. Toch Is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek. Door de toevoeging in het tweede lid wordt hiervoor gezorgd. De toelichting bij artikel 36 over de stuurgroep Leemhuis en de (verplichte) aanwezigheid van collegeleden is ook op dit artikel van toepassing.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 39 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de Inllchtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Naast een ingewikkelde inrichting van de bestuursbevoegdheden bevat de Gemeentewet ook behoorlijk aangescherpte regels over de inlichtingenplicht van het college ten opzichte van de raad. Deze regels beogen de politieke verantwoordelijkheid van de raad te bevestigen. Daar is in de eerste plaats de passieve inlichtingenplicht die het college opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet. Daarmee is een waarborg in het leven geroepen dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het vragen van Inlichtingen door een raadslid of een raadsminderheid. Wel kan de raad via het Reglement van orde op grond van doelmatigheidsoverwegingen een zekere ordening aanbrengen in de wijze waarop het inlichtingenrecht wordt uitgeoefend. De raad gaat immers over de agenda en de vergaderorde. De weigeringsgrond "strijd met het openbaar belang" is wettelijk objectief en algemeen omschreven. De wetgever beoogde daarmee dat een beroep in de praktijk als een uitzondering op de algemene regel zou moeten worden gebruikt. In de praktijk bestaan verschillende wettelijk en politieke figuren om als raad en college met elkaar te communiceren buiten de openbaarheid. De openbaarheid van stukken en vergaderingen bijvoorbeeld kan al dan niet tijdelijk worden opgeheven.

Behorende bij raadsbesluit, nummer 608263

Vervolgens kent de gedualiseerde Gemeentewet thans een algemene actieve inlichtingenplicht. Artikel 169, tweede lid, verplicht het college uit eigen beweging de raad alle inlichtingen te verstrekken die de raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Blijkbaar moet het college permanent nagaan welke informatie de raad behoeft voor een goede taakvervulling.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 40 Actualiteitenraad

Voorafgaande aan elke raadsvergadering bestaat in beginsel de mogelijkheid actualiteiten te bespreken met het college, dan wel de burgemeester als bestuursorgaan. De bespreking duurt maximaal een halfuur. De Actualiteitenraad is in de plaats gekomen van het vragenhalfuur. Daar waar het vragenhalfuur vooral de vorm had van het stellen van vragen door een raadslid en de beantwoording door de portefeuillehouder, geeft de Actualiteitenraad veel meer ruimte voor een kort onderling debat. Een onderwerp wordt besproken in twee termijnen.

In het verzoek waarin een raadslid een onderwerp aandraagt motiveert hij de actualiteit van bespreking van het onderwerp. De griffier gaat na of het verzoek is gemotiveerd op de actualiteitswaarde, niet recentelijk is of op korte termijn wordt geagendeerd in de raads- of een commissievergadering, of al een ander raadsinstrument is ingezet, er meerdere verzoeken zijn ontvangen welke betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, het onderwerp behoort tot de competentie van de gemeente en of het verzoek voldoet aan de gangbare normen van taalgebruik. Indien nodig treedt de griffier in overleg met de verzoeker(s) om het ingediende verzoek te heroverwegen en of aan te passen. Het eindoordeel hierover is aan de verzoeker.

Voor een goede bestendige toepassing van dit instrument is het van belang dat verzoeken geen betrekking hebben op onderwerpen waarvoor een van de raadsleden reeds een ander instrument heeft ingezet of welke in een recente of eerstkomende vergadercyclus van de raad aan de orde zijn (geweest). Ook is het niet gebruikelijk dat een onderwerp voor een actualiteit betrekking heeft op, dan wel direct te herleiden is naar een individu of functionaris. De kwetsbaarheid en het niet kunnen verweren van het individu ten opzichte van het openbare debat ligt hieraan ten grondslag. Voor de verantwoording van persoonlijk handelen van portefeuillehouders staan andere instrumenten als het verkrijgen van inlichtingen (artikel 39) en interpellatie (artikel 37) open.

Artikel 41 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 42/43 Inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

 

 

Bijlage bij raadsvoorstel Vaststelling eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad:

Overzicht aanpassingen van de Gemeentewet per februari 2016

 

Ondertekening raadsstukken (artikel 32a, tweede lid)

 

De gemeenteraad kan de burgemeester toestaan om de ondertekening van raadsstukken aan de griffier of griffieambtenaren op te dragen. In dat geval blijft medeondertekening door de griffier achterwege.

 

Vrijwillig ontslag met onmiddellijke ingang (artikel 43, tweede lid)

 

Nieuw in de wet is dat een wethouder die meent dat de omstandigheden daartoe aanleiding geven met onmiddellijke ingang ontslag kan nemen. Voorheen gold dat vrijwillig ontslag een maand later inging of zoveel eerder als een opvolger was gevonden. Onmiddellijk ontslag was slechts mogelijk na een motie van wantrouwen.

 

Rol wethouders (de artikelen 61, tweede lid, en 61a, vierde lid)

 

Er veranderen een aantal zaken rond de (her)benoeming van de burgemeester. Met name de wethouders hebben een versterkte rol. Zij kunnen bijvoorbeeld bedenkingen kenbaar maken en kunnen als adviseur worden toegevoegd aan de vertrouwenscommissie bij herbenoeming. Over dit onderwerp volgt nog een afzonderlijke circulaire van de minister van BZK.

 

Stemming (artikel 61c, derde lid)

 

Net zoals bij artikel 35 van de Gemeentewet wordt hier duidelijkheid gegeven op een punt dat nog wel eens aanleiding gaf tot discussie: op de stemming over de aanbeveling tot benoeming is artikel 31 van de Gemeentewet van toepassing.

Commissaris van de Koning als Rijksorgaan (de artikelen 65, 69, 71, 72, 78 en 81bis) De commissaris van de Koning heeft uiteraard provinciale taken, maar hij voert ook taken uit als Rijksorgaan. De Gemeentewet is nu zo aangepast dat een aantal taken die de commissaris formeel als provinciaal orgaan uitvoerde nu als Rijkstaak gelden. Daarmee wordt invulling gegeven aan de al langer levende gedachte dat het bij deze specifieke taken logischer is dat de commissaris die taken verricht vanuit zijn taak als Rijksorgaan dan dat hij daarbij als provinciaal orgaan optreedt.

Woonplaatsvereiste en huisvestingsvoorzieningen burgemeester (artikel 71, derde lid) Nieuw is dat de commissaris van de Koning een ontheffing van het woonplaatsvereiste bij bijzondere omstandigheden tweemaal met maximaal een jaar kan verlengen. Daarbij hoort de commissaris de gemeenteraad. Over de gevolgen voor de rechtspositie van burgemeesters en wethouders is op 18 februari 2016 een aparte circulaire verschenen.

 

Waarnemend burgemeester (artikel 80)

 

Met deze wetswijziging gelden het vereiste van Nederlanderschap (artikel 63 van de Gemeentewet) en de regeling inzake nevenfuncties nu ook voor de waarnemend burgemeester.

 

Bezwaar- en klachtcommissie (artikel 84, tweede lid)

 

Het is niet langer toegestaan dat raadsleden zitting nemen in een commissie die adviseert over bezwaarschriften of klachten, tenzij het gaat om een commissie die alleen adviseert over bezwaren tegen raadsbesluiten of over klachten die tegen de gemeenteraad zijn gericht.

 

 

Verordening rechtspositie gemeentelijke ambtsdragers (artikel 99)

 

Voordelen die in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden zijn geregeld, hoeven door deze wijziging van de Gemeentewet niet langer ook in de verordening te worden vastgelegd, tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden nadere regeling voorschrijft.

Goedkeuring deelneming in privaatrechtelijke rechtsvorm (artikel 160, derde lid) Oprichting van of deelneming in een privaatrechtelijke rechtsvorm is een bevoegdheid van het college. Het college moet daarover een ontwerpbesluit aan de raad voorleggen, zodat de raad wensen en bedenkingen naar voren kan brengen. Voor deze aanpassing van de Gemeentewet gold dat gedeputeerde staten goedkeuring over het definitieve besluit moesten geven. Deze verplichte goedkeuring is komen te vervallen.

Over de keuze tussen privaatrechtelijke en publiekrechtelijke taakbehartiging is in opdracht van het ministerie van BZK een handreiking ontwikkeld: "Verzelfstandiging en samenwerking bij decentrale overheden. Afwegingskader voor de keuze tussen publiekrechtelijke of privaatrechtelijke vormgeving".

Burgerjaarverslag (artikel 170, tweede lid)

 

Op veler verzoek is de verplichting om een burgerjaarverslag uit te brengen geschrapt. Het is nu aan de burgemeester om te bepalen of en hoe hierin wordt voorzien.

 

Bestuurlijke integriteit (artikel 170, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 182 van de Provinciewet)

 

De burgemeester heeft als onderdeel van zijn algemene taak een zorgplicht als het gaat om het bewaken van de bestuurlijke integriteit. Die zorgplicht is nu vastgelegd in artikel 170, tweede lid, van de Gemeentewet. Nieuw is ook dat de commissaris van de Koning kan bemiddelen en adviseren als de bestuurlijke verhoudingen in een gemeente zijn verstoord of de bestuurlijke integriteit in het geding is (artikel 182 van de Provinciewet).