Organisatie | Noordenveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noordenveld |
Citeertitel | Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noordenveld |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wmo 2015, de Wmo visie 2013-2016 “Voor en met Elkaar”, de Wmo beleidsagenda maatschappelijke ondersteuning 2015-2016 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noordenveld
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 Gemeenteblad, www.overheid.nl, 18-12-2014 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld besluit;
gelet op de Wmo 2015, de Wmo visie 2013-2016 “Voor en met Elkaar”, de Wmo beleidsagenda maatschappelijke ondersteuning 2015-2016 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noordenveld;
en de Raad van de gemeente Noordenveld gehoord hebbende;
vast te stellen de hierna volgende:
Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noordenveld
2 Criteria maatwerkvoorziening 8
2.1 Voorzienbaarheid en vermijdbaarheid 8
2.2 Vervanging van een eerder verstrekte maatwerkvoorziening 8
2.3 Goedkoopst adequate voorziening 9
4.1 Bekwaamheid van de aanvrager 9
6.2 Persoonsgebonden budget 12
7 Melding calamiteiten en geweld 12
10 Tegemoetkoming meerkosten 13
10.1 Regeling tegemoetkoming meerkosten 13
10.2 Regeling tegemoetkoming kosten algemene voorziening ‘schoonmaken’ 14
De Wmo ziet er vanaf 2015 fundamenteel anders uit. De oude Wmo vervalt en er komt een nieuwe voor in de plaats: de Wmo 2015. Hierin staan eigen regie, eigen kracht en participatie centraal. Het is de taak van de gemeente om inwoners maatschappelijk te ondersteunen bij zelfredzaamheid en participatie. De nadruk van de Wmo 2015 ligt op het zelf oplossend vermogen van inwoners. In die gevallen waarin dit niet (of gedeeltelijk) kan, zal maatwerk geboden worden op basis van een zorgvuldige toegangsprocedure. De piramide van getrapte verantwoordelijkheid (zie figuur 1), zoals deze in de Wmo visie 2013-2016 toegelicht is, vormt het uitgangspunt bij de toegangsprocedure.
Zelfredzaamheid wil zeggen, het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf in staat te zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Een algemeen gebruikelijke voorziening kan ook onderdeel uitmaken van iemand zijn zelfredzaamheid. Dit kan een dienst of activiteit zijn, zoals een bezorgservice of kinderopvang. Het kan ook een (hulp)middel zijn, een rolstoel voor incidenteel gebruik, verhoogd toilet of een elektrische fiets.
Zelfredzaamheid en financieel vermogen, wat betekent dat nu? Was het onder de ‘oude’ Wmo nog gebruikelijk om je bij het Wmo-loket te melden voor bijvoorbeeld een scootmobiel omdat het autorijden niet meer vertrouwd was en er wel beperkingen waren. Nu zal ook naar het financiële vermogen gekeken worden door te onderzoeken of de middelen die eerder werden uitgegeven aan de auto ingezet kunnen worden om zelf het vervoersvraagstuk op te lossen.
Volgens de wettelijke definitie gaat het bij participatie om ‘deelnemen aan het maatschappelijke verkeer’. Dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat hij zich kan verplaatsen. Participatie is sterk individueel bepaald en de mogelijkheden zullen samenhangen met de beperking.
In de nieuwe wet staat de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner en zijn sociale netwerk nog nadrukkelijker voorop en is de gemeente alleen aan zet voor zover de inwoner niet zelf of met hulp van zijn netwerk tot participatie kan komen. De Wmo 2015 is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. De eigen verantwoordelijkheid komt tijdens het brede gesprek dan ook zeker aan de orde.
Een oplossing van problemen kan bijvoorbeeld al aanwezig zijn in die zin dat deze feitelijk al jaren behoort tot iemands normale levenspatroon. Bij problemen met het schoonhouden van het huis zijn er talloze mensen die gewend zijn daar iemand voor in te huren, zoals tweeverdieners of mensen met voldoende inkomen. In deze situatie hoeft niets te veranderen als men op basis van leeftijd of een ongeval beperkingen krijgt. Door voort te zetten wat men had, ontstaat er geen probleem dat om een oplossing vraagt. Dat zou anders kunnen zijn als door het ontstaan van de beperking het inkomen daalt. Het kan dan zijn dat iemand de eerder ingehuurde schoonmaakhulp niet meer kan betalen. Dat zou aanleiding kunnen zijn iemand wel financieel te compenseren. Daarvoor zal een zorgvuldig onderzoek verricht moeten worden, met name naar de eerdere situatie, zowel wat betreft hulp als wat betreft inkomen, en de veranderde situatie.
Een ander voorbeeld is het vervoer. Heel veel mensen zijn op dit moment gewend al bijna hun hele leven gebruik te maken van een auto. Als zij een beperking krijgen, door leeftijd of door een ongeval, hoeft er in feite niets te veranderen, als zij met diezelfde auto in staat blijven hun verplaatsingen te maken. Er hoeft dan niet gecompenseerd te worden. Dat zou anders zijn als de auto voor hun beperking aangepast zou moeten worden. In dit geval is er sprake van noodzakelijke autoaanpassingen en is er sprake van meerkosten: zonder beperking waren de autoaanpassingen niet nodig geweest.
Ook bij woonvoorzieningen speelt de eigen verantwoordelijkheid een grote rol. Als iemand bijvoorbeeld 65 is en zijn badkamer gaat renoveren mag een gemeente veronderstellen dat hij - ook al zijn er nog geen beperkingen - rekening houdt met het gegeven dat hij een dagje ouder wordt. Dat betekent dat de persoon in kwestie aan een douche moet denken in plaats van uitsluitend een bad. Daar spelen allerlei individuele factoren natuurlijk in mee, zoals: is er plaats voor, wat is de rol van het bad voor therapie e.d. Er speelt ook nog iets anders mee: weten mensen wel dat van hen verwacht wordt dat ze via het denken aan dit soort dingen anticiperen op mogelijk komende problemen? De gemeente moet daarover voorlichting geven en duidelijk maken waar verwachtingen mogen beginnen, maar ook kunnen ophouden wat betreft de inzet van gemeenten in het geschikt maken van woningen.
Het begrip voorzienbaarheid gaat over het anticiperen op situaties waarvan gesteld kan worden dat die te voorzien zijn. Bij het beoordelen van een situatie en de mate van voorzienbaarheid zal rekening gehouden worden met de omstandigheden van betrokkene. Ook hier is maatwerk weer het uitgangspunt.
Een stel gaat samenwonen. Na de studieperiode trekt de één bij de ander in en samen bewonen ze een kamer. Er is een kinderwens. Het stel komt tot de conclusie dat de huidige woonruimte niet geschikt is i.v.m. de gewenste gezinsuitbreiding. Ze schrijven zich in bij de woningcorporatie en hopen binnen 6 maanden te kunnen verhuizen naar een eengezinswoning.
Een oudere die een aantal jaren ingeschreven staat voor een appartement of serviceflat en op het moment van verhuizing een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wmo aanvraagt, had deze verhuizing kunnen zien aankomen en daardoor kunnen reserveren.
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee de gemeente weinig tot geen bemoeienis heeft, zoals kinderopvang, schoonmaak of bezorgdiensten en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd, zoals peuterspeelzalen, algemeen maatschappelijk werk, passantenverblijf voor dak- en thuislozen en cliëntondersteuning.
Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle inwoners van een gemeente dan wel voor een bepaalde doelgroep. Een algemene voorziening is zonder beschikking toegankelijk. De gemeente kan voor het gebruik van een algemene voorziening een vergoeding (eigen bijdrage) van de inwoner vragen (behalve voor cliëntondersteuning), welke veelal moet worden betaald aan de aanbieder van die voorziening. Algemene voorzieningen zijn voorliggend aan een maatwerkvoorziening mits uit onderzoek blijkt dat dit een passende oplossing biedt voor het probleem van de inwoner.
Er zijn wettelijk drie algemene voorzieningen voorgeschreven:
In de beleidsagenda zijn deze drie voorzieningen nader uitgewerkt.
In de beleidsagenda wordt verder de algemene voorziening schoonmaken beschreven:
Voor een schoon en leefbaar huis kan er gebruik worden gemaakt van de algemene voorziening schoonmaken. De algemene voorziening is toegankelijk voor iedereen. De kosten komen voor rekening van de inwoner. Er is compensatie mogelijk als de inwoner deze kosten niet zelf kan betalen. Er is een folder beschikbaar waarin de verschillende aanbieders staan vermeld evenals hun tarieven.
Een maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen, en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Voor een maatwerkvoorziening zijn twee financieringsvormen mogelijk, namelijk in natura of een persoonsgebonden budget. Voor een maatwerkvoorziening geldt, met uitzondering van rolstoelen, een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.
Inwoners van Noordenveld met ondersteuningsvragen op het gebied van wonen, welzijn, zorg en onderwijs kunnen met deze vragen bij de Noordenveldwerker terecht. Ondersteuningsvragen voor inwoners jonger dan 23 jaar worden door het CJG opgepakt.
Door of namens een inwoner kunnen ondersteuningsvragen vorm vrij worden ingediend. Naast de inwoner kan ook diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene een melding doen.
Dit kan via meerdere organisaties die zijn aangesloten bij de Noordenveldwerker: Welzijn in Noordenveld, Noordermaat, MEE Drenthe, ISD Noordenkwartier en de gemeente zelf via het GCC en het Wmo-loket. Ook het team Noordenveldwerkers is rechtstreeks te bereiken.
Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat met informatie en advies de ondersteuningsvraag is beantwoord. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig is, dan zal een afspraak worden gemaakt om een breed gesprek te voeren.
Zodra uit het vooronderzoek blijkt dat de melding onder de Wmo valt en niet kan worden afgehandeld met een verwijzing, wordt de melding geregistreerd. Vanaf dat moment begint de termijn van zes weken onderzoek te lopen. De ontvangst van de melding wordt schriftelijk bevestigd.
In spoedeisende gevallen kan er na een melding direct een tijdelijke beschikking voor maximaal 8 weken worden afgegeven. Er moet dan binnen 24 uur hulp worden ingezet.
Beschermd wonen en Begeleiding maatschappelijke opvang
Meldingen van inwoners voor wat betreft Beschermd wonen en Begeleiding maatschappelijke opvang verwijzen we door naar de gemeente Assen. De gemeente Assen is centrumgemeente en heeft in dat kader mandaat gekregen om deze meldingen en aanvragen af te handelen.
Alle meldingen waarvoor een onderzoek nodig is komen terecht bij het team Noordenveldveldwerkers. Ondanks het feit dat de meldingen op verschillende plaatsen kunnen binnenkomen en op verschillende manier kunnen worden gedaan, komen ze allemaal in hetzelfde registratiesysteem terecht. Hierover hebben de organisaties, die samen de Noordenveldwerker vormen, onderling afspraken gemaakt.
Voordat het onderzoek van start gaat kan de inwoner een persoonlijk plan indienen waarin de volgende omstandigheden worden beschreven:
De inwoner heeft na de melding zeven dagen de tijd om dit plan in te dienen. Hij wordt daarover bij het doen van de melding geïnformeerd.
Het brede gesprek is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van de inwoner. Daarbij kan aandacht zijn voor:
De Noordenveldwerker doet op basis van de gegevens uit het brede gesprek onderzoek om te bepalen of de inwoner het aangegeven probleem zelf of met steun van zijn omgeving op kan lossen. Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen verantwoordelijkheid. Vervolgens wordt beoordeeld of een vrijwilliger of een algemene voorziening een oplossing kan bieden. Mochten alle voorliggende zaken onvoldoende oplossing bieden dan wordt er onderzocht of een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 een oplossing kan bieden. Indien er sprake is van een mantelzorger dan wordt deze ook bij het gesprek uitgenodigd.
De betrokken inwoner kan gevraagd worden gegevens en informatie te verstrekken die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij/zij redelijkerwijs kan beschikken. Waar mogelijk wordt de mantelzorger of de vertegenwoordiger van degene waar de ondersteuningsvraag betrekking op heeft betrokken bij het onderzoek. Een medisch of ergonomisch advies kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Dit onderzoek vindt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken plaats na melding of indiening van het persoonlijke plan. Ook bestaande zorgplannen, al uitgevoerde diagnostische onderzoeken en informatie van professionals kunnen onderdeel uitmaken van het onderzoek.
Bij de gegevensverzameling zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden. Het College heeft toestemming nodig om gegevens van inwoners te verwerken en zal in het onderzoek de inwoner toestemming vragen om zijn persoonsgegevens te verwerken.
Van het onderzoek wordt door de Noordenveldwerker een verslag gemaakt dat ook wordt verstrekt aan de betrokken inwoner en/of diens vertegenwoordiger. De inwoner heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.
Een inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger moet een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de inwoner die een melding kan indienen.
Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een aanvraagformulier of gespreksverslag voorzien van naam, adres en ondertekening door de inwoner (of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. Het college kan een ondertekend gespreksverslag, als bedoeld onder 1.3, aanmerken als aanvraag als de inwoner op het verslag heeft aangegeven dat hij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wil indienen.
De inwoner verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Als er nog stukken ontbreken vraagt de gemeente de inwoner om de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht).
2.1 Voorzienbaarheid en vermijdbaarheid
Uit de criteria voor een maatwerkvoorziening in artikel 3 lid 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning blijkt dat de inwoner alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was, de voorziening niet voorzienbaar was of van de inwoner niet verwacht kon worden dat hij maatregelen getroffen zou hebben die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt.
Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer men verhuist naar de woning waarvan bij verhuizing duidelijk is dat deze niet geschikt is voor de inwoner of zijn huisgenoten dat men niet in aanmerking komt voor woningaanpassingen.
2.2 Vervanging van een eerder verstrekte maatwerkvoorziening
Als er sprake is van vervanging van een eerder verstrekte maatwerkvoorziening (artikel 3 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning) dan kan dit alleen als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, tenzij:
Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat de medische beperkingen zijn toegenomen.
2.3 Goedkoopst adequate voorziening
De verstrekking is altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening (artikel 3 lid 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning). Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien de inwoner een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van de inwoner.
In artikel 5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning is geregeld wat in ieder geval in de beschikking moet staan. In de beschikking wordt verder vermeld dat de inwoner wijzigingen in zijn of haar omstandigheden aan het college moet melden.
Het besluit moet zijn gebaseerd op een zorgvuldige motivering die de inwoner inzicht geeft in de beslissing van het college. In de onderzoeksfase hebben burgemeester en wethouders zicht gekregen op de aard en omvang van de behoefte aan ondersteuning door middel van een maatwerkvoorziening. Op basis van het verslag van het onderzoek zal het college tot zijn beslissing inzake de aard en omvang van de te verstrekken maatwerkvoorziening kunnen komen.
Een toekenning eindigt wanneer de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken. In de volgende situaties komt eveneens een einde aan het recht op een voorziening:
Een verandering van de situatie dient, zoals hiervoor aangegeven, door de inwoner te worden doorgegeven aan de gemeente. Het college zal dan een besluit nemen over de beëindiging (of wijziging) van de toekenning.
Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening kan kiezen voor een persoonsgebonden budget als financieringsvorm van de maatwerkvoorziening. In de Beleidsagenda maatschappelijke ondersteuning is beschreven dat het persoonsgebonden budget (pgb) een bruikbaar instrument is voor individueel maatwerk en keuzevrijheid: inwoners hebben hiermee directe zeggenschap over hun ondersteuning. De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de individuele voorziening, hulpmiddel of hulp en, waar het gaat om een hulpmiddel, het onderhoud, de reparaties en de verzekering.
4.1 Bekwaamheid van de aanvrager
Bij de beoordeling of een inwoner voor een pgb in aanmerking komt onderzoekt het college blijkens de wet of hij op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Bij het onderzoek betrekt het college of er overwegende bezwaren zijn, of er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb.
De volgende situaties kunnen van invloed zijn op het besluit om al dan niet een pgb toe te kennen:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn die van invloed kunnen zijn op de beslissing om al dan niet een pgb toe te kennen, bijvoorbeeld de mogelijke inzet vanuit de naaste omgeving.
In de genoemde situaties kan er aanleiding zijn een pgb niet toe te kennen. Om een aanvraag af te wijzen vanwege dergelijke overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn ter motivering van het besluit.
Onderstaande punten kunnen ook of mede blijken uit het onderzoeksverslag opgesteld door de Noordenveldwerker.
Als een inwoner een pgb wenst, dient hij een persoonlijk plan op te stellen. Uit het persoonlijk plan dat een inwoner opstelt, moet ten minste blijken:
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien de inwoner dit gemotiveerd vraagt. Door de motiveringseis wordt de inwoner gestimuleerd na te denken over de invulling van zijn ondersteuningsvraag en deze te concretiseren.
Bij de beoordeling of een inwoner voor een pgb in aanmerking komt onderzoekt het college of de maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. Daarbij wordt tevens beoordeeld of de maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.
De inwoner kan de wens uitspreken om zijn sociale netwerk in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt. Er gelden lagere tarieven voor de inzet van mensen uit het sociale netwerk. De bedragen staan genoemd in het financieel besluit.
Om in aanmerking te komen voor het pgb tarief uitgevoerd door een professional is de inschrijving van de professional bij de Kamer van Koophandel leidend.
Bij een aanvraag om een pgb voor een hulpmiddel kan worden volstaan met de beantwoording van de vragen:
voor een hulpmiddel wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van het hulpmiddel die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als het hulpmiddel in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop het hulpmiddel technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;
voor diensten uitgevoerd door professionals is gebaseerd op 85% van de pgb-tarieven zoals die door het College voor Zorgverzekeringen zijn vastgesteld in de Tarieventabel 2014. Er is gekozen voor een korting van 15%, omdat deze korting ook bij zorg in natura geldt voor de aanbieders. Voor dagbesteding golden in 2014 twee tarieven (exclusief en inclusief vervoer). Vanaf 2015 wordt hier geen onderscheid meer in gemaakt. Daarom is hiervoor het gemiddelde van deze twee tarieven genomen;
voor diensten uitgevoerd door mensen uit het eigen netwerk is aangesloten bij het tarief wat hiervoor geldt onder de Wet Langdurige Zorg (Wlz). Op basis van dit bedrag zijn de tarieven voor de jaren 2015 en 2016 vastgesteld. Deze gelden voor alle mensen uit het eigen netwerk van de inwoner die ondersteuning nodig heeft
De bedragen staan genoemd in het financieel besluit.
In de Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
De budgethouder laat via een zorgovereenkomst en declaraties of facturen aan de SVB weten welk(e) / hoeveel uren hulp(middelen) zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de hulpverlener / de leverancier. De niet-bestede pgb-bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode teruggestort naar de gemeente.
Eenmalige pgb’s voor een hulpmiddel hoeven niet te worden overgemaakt naar de SVB, maar kan na indiening van de factuur aan de inwoner worden uitbetaald.
In de AMvB Uitvoeringsbesluit Wmo staan de uitgangspunten voor het bepalen van de eigen bijdrage (art 3.1). Mede aan de hand daarvan stelt het college vervolgens de bijdragen voor de verschillende voorzieningen vast.
In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 staat dat een inwoner voor een maatwerkvoorziening een eigen bijdrage is verschuldigd. Van de zijde van de regering is er één uitzondering gemaakt, voor een rolstoel is namelijk geen eigen bijdrage verschuldigd. Er is geen bijdrage verschuldigd voor hulpmiddelen voor inwoners jonger dan 18 jaar.
In de beleidsagenda is vastgelegd dat er een maximale inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt gevraagd. Het College maakt geen gebruik van de mogelijkheid van artikel 3.1 Uitvoeringsbesluit Wmo.
Voor de kwaliteitseisen voor zorg in natura wordt verwezen naar de eisen zoals deze zijn opgenomen in de verschillende contracten met aanbieders.
Het college verwacht, net als de VNG, dat de verdere ontwikkeling en invoering van kwaliteitseisen meerdere jaren zal duren. Vanuit de VNG verschijnt nog een informatiekaart kwaliteit met nadere uitleg en toepassingsvoorstellen. Het college zal samen met de aanbieders de kwaliteitseisen verder ontwikkelen in de komende jaren.
De kwaliteitseisen voor een persoonsgebonden budget worden vooraf getoetst door beoordeling van het persoonlijk plan dat een inwoner dient in te leveren (zie 4.2).
Voor de regeling melding calamiteiten en geweld wordt verwezen naar afspraken die hierover met aanbieders gemaakt zijn in de contracten.
Toezicht houden is een op zichzelf staande functie en dient onafhankelijk te worden uitgevoerd. De onafhankelijkheid komt in het bijzonder tot uitdrukking in het proces van informatieverzameling en oordeelsvorming. Om die reden dient het toezicht te worden gescheiden van de (ambtelijke) functies inkoop en de toekenning van voorzieningen en op afstand te staan van het bestuur. Mogelijk zal hierbij samenwerking worden gezocht met andere gemeenten.
Net als voor kwaliteit, zal voor het toezicht sprake zijn van een groeimodel. In het begin zal het toezicht zich richten op algemene kwaliteitseisen die worden gesteld in het kader van de aanbestedingsprocedure, zoals het gebruik van kwaliteitszorgsystemen en inspraak- en klachtregelingen (Organisatie toezicht Wmo, ministerie van VWS, juli 2014). In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 zijn een aantal specifieke bepalingen opgenomen over de wijze waarop het toezicht wordt vormgegeven: cliëntervaringsonderzoek, periodieke overleggen met aanbieders, controleren van geleverde voorzieningen en onderzoeken van calamiteiten en geweldsincidenten.
Voor de waardering van mantelzorgers is jaarlijks een budget per hulpvrager beschikbaar. De hoogte van het bedrag is te vinden in het financieel besluit.
Om te beoordelen of er sprake is van mantelzorg, wordt de definitie van mantelzorg zoals verwoord in de Wmo 2015, gebruikt. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de waardering zijn:
De gemeente Noordenveld kent met ingang van 1 januari 2015 twee regelingen die tegemoetkomen in de zogenaamde ‘meerkosten’:
Beide regelingen zijn bedoeld om inwoners met een laag inkomen en weinig vermogen te ondersteunen.
10.1 Regeling tegemoetkoming meerkosten
Deze regeling is bedoeld om chronisch zieken en gehandicapten tegemoet te komen in de extra kosten die hun ziekte en/of beperking met zich meebrengt. Vooral inwoners met een laag inkomen en een laag vermogen worden financieel getroffen door het wegvallen van de regelingen chronisch zieken, ouderen en gehandicapten, de Wtcg en de CER. Uitgangspunt hierbij is dat er sprake moet zijn van aannemelijke meerkosten en dat, wanneer nodig, er maatwerk geleverd wordt.
Om in aanmerking te komen voor de regeling tegemoetkoming meerkosten moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Deze regeling geldt ook voor ouders met een te laste komend kind. De regeling tegemoetkoming meerkosten wordt uitgevoerd door de ISD Noordenkwartier.
10.2 Regeling tegemoetkoming kosten algemene voorziening ‘schoonmaken’
In de Inleiding wordt ‘schoonmaken’ beschreven als algemene voorziening. Uitgangspunt van deze algemene voorziening is dat de kosten volledig worden doorberekend aan de ‘afnemer’. Niet iedereen zal deze kosten zelf (volledig) kunnen dragen terwijl men mogelijk wel afhankelijk is van deze algemene voorziening. Daarom wordt een regeling getroffen, die deze doelgroep volledig of gedeeltelijk tegemoet komt in de kosten van de algemene voorziening.
Om in aanmerking te komen voor de regeling tegemoetkoming kosten algemene voorziening schoonmaken moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Om gebruik te kunnen maken van de algemene voorziening ‘schoonmaken’ is geen ‘indicatie’ nodig. Dit ligt anders als er een beroep gedaan wordt op de regeling tegemoetkoming meerkosten algemene voorziening schoonmaken. Hiervoor is wel een (medische) indicatie nodig. Bij het stellen van deze indicatie en het bepalen van het aantal in te zetten uren worden de uitgangspunten gehanteerd zoals deze ook gebruikelijk waren bij de voorziening ‘hulp bij het huishouden’ onder de ‘oude’ Wmo.
De Wmo 2015 voorziet niet in een overgangsrecht voor mensen aan wie op grond van de Wmo 2007 een voorziening is verstrekt. Het is aan de gemeente om in de verordening het overgangsrecht te bepalen. Uiteraard mogen de uitgangspunten niet in strijd zijn met de Awb.
Het overgangsrecht, zoals neergelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, houdt in dat de inwoner gedurende de looptijd van de indicatie het recht behoudt op de huidige voorziening, totdat er een nieuw besluit genomen is waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt wordt ingetrokken.
Voor de inwoners die in 2014 een AWBZ-indicatie hebben waarvoor de verantwoordelijkheid vanaf 2015 bij de gemeente ligt, geldt dat iemand gedurende de looptijd van de indicatie (tot uiterlijk 31 december 2015) het recht behoudt op ondersteuning, onder de voorwaarden die daarvoor onder de AWBZ golden. Het indicatiebesluit is daarbij leidend. Het college heeft met de aanbieders afspraken gemaakt over de te leveren ondersteuning.
Bij deze uitvoeringsregels hoort een financieel besluit. De daarin opgenomen bedragen kunnen jaarlijks door het college worden geïndexeerd.
De “Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noordenveld” treden in werking op 1 januari 2015. Deze uitvoeringsregels zijn een nadere invulling van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noordenveld “.