Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit nadere regels individuele jeugdhulpvoorziening via pgb |
Citeertitel | Besluit nadere regels individuele jeugdhulpvoorziening via pgb |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikelen 2 lid 3 en 4, 12 lid 3 en 4 en 16 lid 4 van de verordening Jeugdhulp Gemeente Heerlen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 09-12-2014 | OBM-15000077 |
Artikel 4 Voorwaarden individuele voorziening als pgb
Uit het plan dient te kunnen worden afgeleid of, en in hoeverre:
de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; en
Artikel 5 Uitsluitingscriteria verstrekking pgb
3 Het pgb wordt geweigerd voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening.
Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een pgb te heroverwegen.
Artikel 8 Inspraak en medezeggenschap
Het college zal de adviesraad MO Heerlen vroegtijdig in de gelegenheid stellen voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief re kunnen vervullen.
TOELICHTING NADERE REGELS VERORDENING JEUGDHULP HEERLEN
Gelet op het artikel 2 derde en vierde lid, artikel 12 derde en vierde lid, en artikel 16 vierde lid van de verordening Jeugdhulp Heerlen zijn nadere regels opgesteld. Het gaat om de volgende onderwerpen: vormen van jeugdhulp, regels voor pgb en inspraak en zeggenschap.
Het gaat om overige voorzieningen en individuele voorzieningen. De overige voorzieningen zijn beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van lichte ambulante hulpverlening. De overige voorzieningen zijn laagdrempelig beschikbaar en moet voorkomen dat de dure individueel hulpverlening wordt ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorzieningen.
De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een dure voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. Het expertiseteam heeft het mandaat om een individuele voorziening in te zetten en zal deze procedure zorgvuldig moeten doorlopen. Voorzieningen ter uitvoering van het gedwongen kader zijn hier niet opgenomen omdat deze geen jeugdhulp zijn in de zin van de wet en niet op aanvraag beschikbaar zijn. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is wel verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.
De hoogte van het budget zal zodanig moeten zijn dat de jeugdige of zijn ouders de vastgestelde jeugdhulp ook werkelijk met dit budget kunnen inkopen. Om die reden is gekozen voor het aanhouden van het geldende uurloon conform de desbetreffende cao voor de voorziening vermeerderd met vakantiedagen en vakantiegeld. Daarenboven kunnen er nog andere kosten gemaakt worden door de zorgaanbieder die direct verband houden met de te leveren voorziening. Ook deze kosten zijn onderdeel van de hoogtebepaling van het pgb. Het gaat dan bijvoorbeeld om sociale lasten, telefoonkosten, huisvestingskosten en reiskosten.
Er is voor gekozen om de jeugdige of zijn ouders een plan te laten opstellen op basis waarvan de wettelijk voorgeschreven voorwaarden (artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet) voor pgb kunnen worden getoetst.
De eerste voorwaarde stelt dat de jeugdige en zijn ouder er blijk van dienen te geven dat zij op eigen kracht voldoende in staat dienen te zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake. Mocht dat niet het geval zijn dan zal afgewogen moeten worden of de jeugdige of zijn ouders met hulp uit het sociale netwerk òf met hulp van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Een jeugdige bij wie om wat voor reden dan ook een gecertificeerde instelling betrokken is of die gesloten jeugdhulp ontvangt, heeft bijvoorbeeld te maken met beperkingen die door de rechter zijn opgelegd. In dergelijke situaties is het denkbaar dat met hulp van de gecertificeerde instelling of van de aanbieder van gesloten jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders in staat zullen zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Het is aan de gemeente om daarover een oordeel te vellen (TK 2013-2014, 33983. nr. 3, p. 23). Bij deze voorwaarde gaat het overigens uitdrukkelijk niet om het beheren van het budget zelf. Dat blijft immers onder het college.
De tweede voorwaarde bepaalt dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hen niet passend wordt geacht.
Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als:
Deze voorwaarde sluit aan bij de pgb-regeling in de AWBZ, waarbij in een budgetplan moet worden toegelicht waarom er geen gebruik gemaakt kan worden van het gecontracteerde zorgaanbod. Om dit te doen, zal de jeugdige of zijn ouders moeten aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op de individuele voorziening 'in natura' en moeten onderbouwen waarom zij deze niet passend achten. Dit biedt het college de mogelijkheid voor innovatie in het aanbod van individuele voorzieningen in natura of het uitbreiden van het gecontracteerde aanbod (TK 2013-2014, 33 684, nr. 11, p. 16).
Ten slotte stelt de derde voorwaarde dat de jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders met het budget wensen in te kopen dient te voldoen aan de kwaliteitseisen. Zie voor deze eisen hoofdstuk 4 Jeugdwet "Kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen". De gemeente zal zich ervan moeten vergewissen dat de kwaliteit van de te kopen jeugdhulp goed is, hetgeen zowel voor de veiligheid van de jeugdige en zijn ouders als voor de effectiviteit van de inzet van de jeugdhulp van groot belang kan zijn (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, p. 222). Voor hulpverlening middels PGB door het sociale netwerk zijn deze kwaliteitseisen van de Jeugdwet niet van toepassing. Hierdoor is het zeer belangrijk dat het expertiseteam goed beoordeeld of aan de hulpbehoefte van een cliënt kan worden voldaan door inzet van het sociale netwerk.
In dit artikel slaat lid 1 volledig terug op de voorwaarden uit artikel 4. Het niet voldoen aan de voorwaarden is uiteraard reden voor uitsluiting. Daarnaast wordt door bemiddeling uit te sluiten bevorderd dat het pgb-budget zoveel mogelijk ten gunste komt van zorg. Het onder lid 4 genoemde doel betreft kosten voor het verkrijgen van de individuele voorziening en de vervoerskosten. Voor de volgende kosten kan een pgb niet worden aangewend: de reiskosten van de zorgverlener, administratiekosten en een feestdagenuitkering.
Conform artikel 8.1.3 van de Jeugdwet onderzoekt het college periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget te heroverwegen.
In artikel 8.1.8 van de Jeugdwet is bepaald dat de Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, namens het college de betalingen ten laste van verstrekte budgetten uitvoert.
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente.