Organisatie | Bergen op Zoom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van Watertoeristenbelasting |
Citeertitel | Verordening watertoeristenbelasting Bergen op Zoom 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën en Gemeentelijke Belastingen |
Geen
Gemeentewet, art. 224
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 05-10-2016 | Nieuwe regeling | 17-12-2014 Gemeenteblad 2014, 78143 | RVB14-0097 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Ter zake van het houden van verblijf binnen het watergebied van de gemeente op of met vaartuigen, waarvoor in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet als ingezetenen met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ een directe belasting geheven.
Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:
Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing
In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen, dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal.
Artikel 10 Wijze van belastingheffing
De watertoeristenbelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 13 Termijn van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden na de eerste vervaldatum.
In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 15 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.
Artikel 16 Overgangsrecht en inwerkingtreding
De ‘Verordening watertoeristenbelasting 2014’ vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2013, nr. RVB13-0105, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.