Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en o pde subiside voor de BI-zone Centrum Blerick 2015 |
Citeertitel | Verordening BI-zone Centrum Blerick 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet op de bedrijveninvesteringszones , art. 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 26-11-2014 Gemeenteblad jaargang 2015, nummer 71146 d.d. 03-12-2014 | 14-10756 |
Verordening BI-zone Centrum Blerick 2015
De raad van de gemeente Venlo;
gelezen het voorstel van het college van 14 oktober 2014, nummer 14-10756;
gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones en gelet op de tussen de gemeente Venlo en de Stichting BIZ Centrum Blerick gesloten Uitvoeringsovereenkomst:
de Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Blerick 2015 (Verordening BI-zone Centrum Blerick 2015).
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is het gebied van het centrum van Blerick. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart met als begrenzingen: Averbodestraat, de Staayweg, Maasbreesestraat en Antoniuslaan.
Hoofdstuk II Belastingbepalingen
Artikel 3 Aard van de belasting
Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt gedurende een periode van maximaal 5 jaren een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht
Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; Indien twee of meer onroerende zaken of delen daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt zal er een BIZ-bijdrage worden geheven.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aange-merkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die opgrond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken
In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later;
Hoofdstuk III Subsidiebepalingen
Artikel 13 Subsidievaststelling
De subsidie wordt vastgesteld op het geraamde bedrag van de BIZ-bijdragen die in de in artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, verminderd met de geraamde perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst. De eventuele minderopbrengst (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de Stichting.