Organisatie | Rijswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Terugvordering 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels Terugvordering 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting |
Deze regeling vervangt de beleidsregels terugvordering 2013.
Artikel 9:2 bevat een overgangsrecht.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 16-12-2014 | 14.119620 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk
de bepalingen in de Participatiewet, en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 en de Algemene wet bestuursrecht per 1 juli 2009, waaruit voortvloeit de noodzaak om een aantal taken met betrekking tot: herziening of intrekking van toekenningsbesluiten, het terugvorderen en invorderen van onverschuldigd betaalde bijstand en de ten uitvoerlegging van terugvorderingbesluiten, in deze beleidsregels nader in te vullen en vorm te geven;
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:2 – Bevoegdheid college
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:
het opschorten van het recht op bijstand ingevolge artikel 40, derde lid en artikel 54, eerste lidvan de Participatiewet, artikel 17 eerste lid en 17a eerste lid ingevolge de Wetinkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers(IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezenzelfstandige (IOAZ);
Artikel 3:1 – Terugvordering onverschuldigd verleende bijstand
Het college vordert bijstand terug van de belanghebbende op basis van artikel 25 lid 1 en 2 van de
IOAW en IOAZ en op basis van artikel 58 lid 1 en 2 Participatiewet voor zover deze bijstand:
Artikel 3:3 – Terugvordering van (verzwegen) gezinsleden en medevennoten (mede hoofdelijkaansprakelijk)
Ten aanzien van verleende bijstand aan gehuwden of daarmee gelijkgestelden wordt bijstandals gezinsbijstand toegekend. Daarbij wordt rekening gehouden met de middelen van alle tothet gezin behorende personen. Deze bijstand is ondeelbaar en wordt als één geheelvastgesteld, ongeacht aan wie de bijstand wordt betaald. De betreffende personen zijndaarom hoofdelijk aansprakelijk. Dit geldt ook voor verzwegen gezinsleden. Terugvorderingzal daarom steeds zijn gericht op de in de gezinsbijstand begrepen personen (inclusief eenverzwegen gezinslid).
Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulksachterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, ofartikelen 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk eninkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede wordenteruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4,bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Artikel 4:1 – Uitgangspunten kwijtschelding
Het college verleent geen kwijtschelding van een restantvordering tenzij naar het oordeel van het
college verdere invordering tot onaanvaardbare financiële gevolgen zou leiden bij belanghebbende of
diens gezin, tenzij het gaat om invordering op grond van artikel 58, lid 1, Participatiewet.
Artikel 4:2 – Kwijtschelding bij geldleningen
Voor niet verwijtbare leenbijstand, die bovendien niet is teruggevorderd, geldt dat het restantwordt kwijtgescholden, wanneer minimaal 36 aaneengesloten volledigeflossingstermijnen zijn voldaan. Belanghebbende dient hiervoor zelf een schriftelijk verzoek tedoen. Belanghebbende dient van de kwijtschelding een beschikking te ontvangen waarinvermeld het bedrag van de kwijtschelding;
Wanneer belanghebbende onvoldoende besef van verantwoordelijkheid kan worden verwetenmet betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van(verwijtbare) leenbijstand leidt, dient de geldlening volledig te worden terugbetaald, ook al zou deperiode van aflossing langer voortduren dan 36 maanden. In deze situatie dient hetaflossingsbedrag voor diegenen die een Participatiewet-uitkering ontvangen in beginsel te wordenbepaald op 10% van de toepasselijke bijstandsnorm plus toeslag;
In gevallen van terugbetaling van een Bbz-lening (alleen bedrijfskrediet) is lid 1 niet vantoepassing. Wel geldt dat na een periode van 5 jaar na beëindiging van het bedrijf of zelfstandigberoep, waarbij volledig aan de betalingsverplichting is voldaan, het bedrag dat nog niet isterugbetaald wordt kwijtgescholden.
Artikel 4:3 – Kwijtschelding bij overlijden
Een restantvordering of geldlening (ook Bbz) zal worden kwijtgescholden bij overlijden, tenzij er een
zekerheid is gesteld of als de nalatenschap gehele of gedeeltelijke aflossing toelaat.
HOOFDSTUK 5: INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND
Artikel 5:1 – Invorderingsbesluit / aflossingsverplichting
Indien na beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep een deel van de Bbz-lening (alleenbedrijfskrediet) resteert, dient gedurende 5 jaar na beëindiging van het bedrijf of zelfstandigberoep 50% van het netto inkomen boven de bijstandsnorm te worden besteed voor aflossing vande (resterende) lening.
Artikel 5:2 – Bevoegdheid tot verrekening en beslaglegging
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 60 lid 3 en 4 en artikel60a Participatiewet en artikel 28 lid 2 en 3 IOAW/IOAZ over te gaan tot verrekening enbeslaglegging door middel van vereenvoudigd derdenbeslag op grond van artikel 60 lid 5Participatiewet en artikel 28 lid 5 IOAW/IOAZ.
Indien bijstand is verleend in de vorm van een geldlening op grond van de Participatiewet oflevensonderhoud Bbz 2004 is het college bevoegd tot verrekening van deze lening met deontvangen algemene bijstand op grond van Participatiewet, IOAW, IOAZ, Bbz 2004,WW,IOW,ZW,WAO,WIA,Wamil, WAZ, TW, Wajong, AOW en ANW.
Indien onverschuldigd betaalde bijstand is teruggevorderd en belanghebbende voldoet niet of niet behoorlijk aan zijn verplichting tot terugbetaling, is het college bevoegd, na aanmaning,over te gaan tot bekendmaking van het dwangbevel door middel van toezending per post aanbelanghebbende zoals geregeld in artikel 8:1 en volgende van deze beleidsregels.
Indien een belanghebbende niet binnen twee weken voldoet aan het dwangbevel kan wordenovergegaan tot executie van de vordering door het leggen van vereenvoudigd derdenbeslagof door de invordering over te dragen aan de deurwaarder. De tenuitvoerlegging door middelvan vereenvoudigd derdenbeslag dient te geschieden conform de regels van het Wetboek vanBurgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 5:3 – Debiteurenonderzoek
Indien bij het debiteurenonderzoek blijkt dat de werkgevers- of uitkeringsgegevens zijngewijzigd, wordt de debiteur om informatie gevraagd. Als die informatie uitblijft, wordtlooninformatie gevraagd bij de werkgever of uitkeringsinstantie. Wanneer ook de werkgeverniet meewerkt, wordt de hoogte van het aflossingsbedrag pro-forma verdubbeld.
HOOFDSTUK 6: OPSCHORTING INVORDERING
Artikel 6:2 – Opschorting invordering wegens schuldenproblematiek
Het college kan besluiten tot opschorting van de invordering van teruggevorderde bijstand indien:
HOOFDSTUK 7: AANMANING EN DWANGBEVEL
Wanneer na het verzenden van een aanmaning zoals in artikel 8:1 van deze beleidsregelsbeschreven binnen twee weken niet of niet volledig aan de betalingsverplichting wordt voldaan, wordteen dwangbevel uitgevaardigd.
Artikel 7:3 – Vormvereisten dwangbevel
Het dwangbevel dient de volgende onderdelen te bevatten:
HOOFDSTUK 8 VERJARING EN STUITING
Wanneer het college geen of geen tijdige actie onderneemt bij het terugvorderen en invorderen vanonverschuldigd betaalde bijstand, verjaart de betalingsverplichting van de schuldenaar na 5 jaar, degeldschuld zelf verjaart na 20 jaar.