Organisatie | Purmerend |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 23-12-2014 Gemeenteblad 82928 | 1156590 |
Hoofdstuk 2 - Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
Artikel 2.2 Hoogte en duur bijdrage
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing aan een woning, wordt voor de berekening van de bijdrage de kostprijs gebaseerd op de kostprijs van de woningaanpassing plus de eventuele kosten voor onderhoud, keuring en reparatie en wordt geïnd gedurende maximaal 39 periodes van 4 weken.
Indien een voorziening bestaat uit een individuele vervoersvoorziening, bestaat voor de berekening van de bijdage de kostprijs uit de aanschafprijs van een nieuwe voorziening plus de kosten voor het onderhoud, keuring en reparatie van de voorziening. De aanschafprijs van de voorziening wordt voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken in rekening gebracht. Het onderhoud van de voorziening wordt gedurende de gehele gebruiksperiode van de voorziening in rekening gebracht.
Artikel 2.3 Bijdrage maatschappelijke opvang
Onverminderd het gestelde in artikel 3.1 juncto, paragraaf 4, artikel 3.20, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, is de bijdrage gelijk aan het bedrag voor de feitelijke kosten voor huisvesting en begeleiding van de cliënt tot een maximum van € 500,- per maand voor een alleenstaande en tot een maximum van € 812,50 voor gehuwden.
Het college indexeert jaarlijks op 1 januari het genoemde bedrag aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie (als genoemd in artikel 3.7 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).
Hoofdstuk 3 - Persoonsgebonden budget (Pgb)
Om de budgethouder volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het Pgb dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen ondersteuning dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd.
Wordt dan toch een maatwerkvoorziening aangeschaft die niet aan het programma van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking en kan het Pgb alsnog geweigerd worden.
In het geval van hulp bij het huishouden zal de ingezette hulp voor type HbH 2 en HbH 3 van gelijkwaardig niveau moeten zijn als de natura-variant. Type HbH 2 en 3 kunnen niet worden ingezet door een persoon uit het eigen netwerk, tenzij deze persoon de professionele achtergrond heeft die vereist is.
Het Pgb voor vervoersvoorzieningen, rolstoelen en losse woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde gelijkwaardig aan de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura, bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn er per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het Pgb-bedrag hierop wordt afgestemd.
Hoofdstuk 4 - Maatwerkvoorziening bestaande uit woonvoorzieningen
In uitzondering op lid 1, geldt voor cliënten die een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening hebben toegewezen gekregen vóór 1 januari 2015 het recht op financiële tegemoetkoming blijft bestaan. De betreffende bedragen voor deze cliënten zijn opgenomen in de bijlage 1 Vergoedingenlijst Pgb’s 2015.
Hoofdstuk 5 - Maatwerkvoorziening bestaande uit vervoersvoorzieningen
Artikel 5.1 Vervoersvoorziening
De begeleider van de persoon die recht heeft op de voorziening als bedoeld in artikel 5.1, lid 1 onderdeel a, kan gratis meereizen in het collectief systeem van aanvullend vervoer indien de bedoelde persoon zonder die begeleiding niet kan reizen of zich op de plaats van bestemming niet zelfstandig kan verplaatsen.
Het Pgb voor de autoaanpassing bedraagt maximaal € 2.163,- indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor het collectieve vervoersvoorziening maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt. Voor deze vorm van Pgb is geen eigen bijdrage verschuldigd.
De vergoeding bedoeld in lid 6 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het bedrag geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en de reparatie van de verstrekte autoaanpassing. Gedurende deze periode van 5 jaar bestaat geen recht op het AOV, tenzij de aanvrager de autoaanpassing naar rato terugbetaalt aan de gemeente.
In uitzondering op lid 1, geldt voor cliënten die een financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening hebben toegewezen gekregen vóór 1 januari 2015 het recht op financiële tegemoetkoming bestaan. De betreffende bedragen voor deze cliënten zijn opgenomen in de bijlage Vergoedingenlijst Pgb’s 2015.
Hoofdstuk 6 - Maatwerkvoorziening bestaande uit rolstoelvoorziening
Purmerend, 23 december 2014
Burgemeester en wethouders van Purmerend,
De secretaris,
M.J.H. Smulders
de burgemeester,
D. Bijl
Bijlage 1 Vergoedingenlijst Pgb’s 2015
Overgangsrecht financiële tegemoetkoming
Bijlage 2 Lijst Specialistische Zorgaanbieders
Nieuwe zorgaanbieders kunnen in de loop van 2015 instromen.
14 partijen zijn conform artikel 20.2 van de Deelovereenkomst met betrekking tot financiering in de periode van 1 januari 2015 tot 1 juli 2015 de volgende tarieven in bijgaande tabellen overeengekomen. Per 1 juli 2015 geschiedt de financiering met inachtneming van artikel 20.4 van de Deelovereenkomst. – obv arrangementen en geldende beschikkingen.
Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten in het kader van de Wmo 2015 ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van cliënten met een zintuiglijke beperking. Van de totale groep cliënten met een zintuiglijke beperking heeft een gering aantal cliënten behoefte heeft aan specialistische ondersteuning. Deze behoefte is er omdat deze mensen vaak, naast de zintuiglijke beperking, te maken hebben met andere (vaak verstandelijke en/of psychiatrische) beperkingen. Deze combinatie van beperkingen maakt het complex. Reguliere begeleiding volstaat bij deze cliënten niet, waardoor het vaak noodzakelijk is om specialistische begeleiding in te zetten door een zorgaanbieder gespecialiseerd in het werken voor en met mensen met een zintuiglijke handicap (ZG). Het aanbod van specialistische ondersteuning voor deze doelgroep wordt voor het grootste gedeelte door een beperkt aantal landelijke ZG-aanbieders in Nederland geleverd.
Om de continuïteit van ondersteuning te kunnen waarborgen is in 2012 het besluit genomen door het ministerie van VWS en de VNG om voor deze specifieke groep, de mensen met een zintuiglijke beperking die deze specialistische vorm van ondersteuning nodig hebben, landelijke inkoopafspraken te maken. De Algemene Ledenvergadering van de VNG heeft op de ALV van 19 juni 2014 ingestemd met de mandatering aan de VNG van het sluiten van raamcontracten en het maken van afspraken met specialistische aanbieders.
De belangrijkste redenen voor de landelijk inkoop zijn:
Deze landelijke afspraken hebben alleen betrekking op de functies/producten waarover afspraken zijn gemaakt met de 8 landelijke aanbieders.
Toelichting Besluit Maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015
Vanaf 1 januari 2015 treedt de Wmo 2015 in werking en worden gemeenten verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie. De verantwoordelijkheid van de gemeente wordt uitgebreid met taken vanuit de landelijke Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten).
In de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2015 zijn gemeentelijke keuzes vastgelegd. Deze keuzes worden verder uitgewerkt in de nadere regels en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning. In dit Besluit maatschappelijke ondersteuning zijn de financiële regels voor de uitvoering van de Wmo 2015 opgenomen.
Dit Besluit is afgeleid van de landelijke AMvb “Uitvoeringsbesluit Wmo 2015”. In dit besluit zijn nadere regels gesteld om te borgen dat in alle gemeenten een uniforme systematiek voor het vaststellen van inkomens- en vermogensafhankelijke bijdragen in de kosten worden gehanteerd.
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
Volgens artikel 1.1 van het Wmo besluit 2015 van de gemeente Purmerend kan het resultaat van een maatwerkvoorziening bestaan uit:
De arrangementen vormen de invulling voor de maatwerkvoorziening voor eerdergenoemde resultaten. 2015 zal een overgangsjaar zijn, in het arrangement komt er een vast bedrag voor de in te zetten ondersteuning per 4 weken en wordt er een resultaat met de aanbieder en de cliënt afgesproken. Met de klant kan worden afgesproken welke activiteiten gedaan moeten worden. Wanneer er sprake is van de noodzaak voor ondersteuning – in de vorm van maatwerkvoorziening – wordt een aanvraag ingediend en ondersteuningsplan opgesteld. Onder ondersteuning wordt verstaan de diensten en producten die nodig zijn om de doelstellingen te behalen van de door de gemeente geformuleerde arrangementen. De diensten en producten worden geboden door de zorgaanbieders die zijn aanbesteed door de gemeente.
Nieuwe cliënten maar ook burgers die in 2015 geherindiceerd worden, gaan over in het model van arrangementen dat in de inkoop is afgesproken. Dit geldt zowel voor activiteiten rondom begeleiding, dagbesteding als voor hulp bij het huishouden en kortdurend verblijf.
Voor beschermd wonen zal gelden dat de indicatie niet leidend zal zijn voor de financiering. Voor de financiering is leidend de daadwerkelijke zorg die wordt geleverd.
Voor het eerste halfjaar zal er m.b.t. de arrangementen met een lumpsumfinanciering worden gewerkt voor de 14 grootste aanbieders, met de overige 30 aanbieders zijn tariefafspraken gemaakt.
Hoofdstuk 2 – Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
Gemeenten dienen jaarlijks aan het CAK door te geven welke parameters zij gebruiken voor de berekening van de bijdragen in de kosten.
Er zijn 3 verschillende sectoren: VVT, GZ en GGZ. Om de bijdrage te kunnen berekenen voor nieuwe cliënten wordt voor 2015 het laagste tarief opgevoerd bij het CAK. Cliënten waarvan de AWBZ indicatie voor bovenstaande activiteiten doorloopt in 2015 noemt men overgangsklanten. Deze cliënten behouden voor 2015 het recht op de zorg en de bijdrage zoals die onder de AWBZ systematiek geldt. Onder het overgangsjaar leveren de zorgaanbieders aan de cliënten dus dezelfde producten en uren als in 2014. Dit betekent voor de bijdrage van de klant dat het CAK de bijdrage berekent conform wet- en regelgeving AWBZ, inclusief het uurtarief van 14,00 euro in 2014 en € 14,20 in 2015.
De verstrekking is altijd gebaseerd op de kostprijs van een goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien aanvrager een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van aanvrager. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening.
In het Uitvoeringsbesluit wordt in paragraaf 3 de bepaling van de bijdrage voor beschermd wonen beschreven. De gemeente heft een bijdrage voor deze maatwerkvoorziening en volgt daarmee de systematiek die in het Uitvoeringsbesluit is opgenomen.
Artikel 2.4 klanttarief aanvullend openbaar vervoer
In artikel 2.4 worden de tarieven aangegeven die een cliënt dient te betalen bij gebruikmaking van het collectief vervoer. Dit vervoerssysteem biedt vervoer van deur tot deur met behulp van auto’s en (rolstoel) busjes. Dit vervoerssysteem is alleen toegankelijk voor geïndiceerden (met begeleiders) en wordt door de gemeente ingekocht.
Hoofdstuk 3 – Persoonsgebonden budget (Pgb)
Het laagste tarief wordt gehanteerd voor de berekening van het Pgb bedrag in 2015. Hiermee wordt zoals beschreven in artikel 3.3, lid 1 uitgegaan van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura (zie bijlage 1). Voor AWBZ cliënten die hun ondersteuning middels Pgb verzilveren en de indicatie nog doorloopt na 2015, geldt overgangsrecht. Budgethouders behouden hun recht op continuïteit van hun zorg tot het einde van de indicatie en uiterlijk tot 1 januari 2016. Deze Pgb houders kan geen korting worden opgelegd. Wijzigingen in het Pgb budget voordat de indicatie verloopt, kan uitsluitend na een gesprek met de cliënt en diens instemming met de wijziging.
Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet. In hoofdstuk 3 volgt een verdere uitwerking van de bepalingen uit de verordening.
Geldt tevens voor beschermd wonen
Het contract met Baanstede eindigt op 1 januari 2015. In het kader van het overgangsrecht ontvangen de cliënten tot en met 2,5 uur alsnog ondersteuning tot 1 juli 2015 in de vorm van de alfacheque. Cliënten met 3 uur of meer uren ondersteuning middels alfacheque, zullen worden herbeoordeeld in 2015.
Hoofdstuk 4 – woonvoorzieningen
De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen is niet meer mogelijk in de Wmo 2015 omdat de nieuwe wet de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken niet meer voorkomt. In het overgangsrecht (art 8.9 Wmo) is opgenomen dat het recht op een voorziening dat onder de huidige wetgeving is toegekend blijft bestaan. Bestaande cliënten houden dus recht op hun financiële tegemoetkoming. De bedragen voor deze groep zijn opgenomen in bijlage 1 Vergoedingenlijst PGB’s 2015.
Hoofdstuk 5 – Vervoersvoorzieningen
Artikel 5.1 Vervoersvoorzieningen
Zie toelichting artikel 4.1. tevens van toepassing op vervoersvoorzieningen.
De bedragen voor deze cliënten zijn opgenomen in bijlage 1 Vergoedingenlijst PGB’s 2015.
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 - Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
Artikel 2.2 Hoogte en duur bijdrage
Artikel 2.3 Bijdrage maatschappelijke opvang
Artikel 2.4 Klanttarief aanvullend openbaar vervoer
Hoofdstuk 3 - Persoonsgebonden budget (Pgb)
Artikel 3.2 Invulling Pgb door personen uit het sociale netwerk
Hoofdstuk 4 - Maatwerkvoorziening bestaande uit woonvoorzieningen
Hoofdstuk 5 - Maatwerkvoorziening bestaande uit vervoersvoorzieningen
Artikel 5.1 Vervoersvoorziening
Hoofdstuk 6 - Maatwerkvoorziening bestaande uit rolstoelvoorziening