Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlagtwedde

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Vlagtwedde 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlagtwedde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Vlagtwedde 2015
CiteertitelAfstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Vlagtwedde 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2018nieuwe regeling

25-11-2014

Ter Apeler Courant 10-12-2014

ZA. 14-30185/DV.14-415

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Vlagtwedde 2015

De raad van de gemeente Vlagtwedde;

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2014, no.ZA. 14-30185/DV.14-415, afdeling Samenleving;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gezien het advies van de Participatieraad;

besluit :

vast te stellen de: “Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Vlagtwedde 2015” luidende als volgt: 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (AWB) en de gemeentewet. 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde;

  • b.

    de raad: de gemeenteraad van Vlagtwedde;

  • c.

    algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5 onderdeel b Participatiewet;

  • d.

    bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5 onderdeel d Participatiewet;

  • e.

    uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • f.

    Bijstandsnorm:

  • g.

    benadelingsbedrag: netto-uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

Artikel 2 Het besluit tot opleggen van een verlaging

In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel 18, tweede, vijfde en zesde lid, van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de verlaging;

  • b.

    de duur van de verlaging;

  • c.

    het bedrag en percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd;

  • d.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging, en

  • e.

    de ingangsdatum van de verlaging.

Artikel 3 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd wordt een belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van een belanghebbende kan achterwege blijven als:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan

    • c.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedragingen of de mate van verwijtbaarheid, of

    • d.

      belanghebbende aangeeft hiervan geen gebruik te willen maken.

Artikel 4 Afzien van verlaging

  • 1.

    Het college ziet af van een verlaging als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of

    • b.

      de gedraging meer dan een jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan afzien van een verlaging als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Als het college afziet van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt een belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 5 Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging

  • 1.

    De verlaging wordt toegepast op de uitkering of bijzondere bijstand met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm en toeslag. 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald. 3. Een maatregel wordt opgelegd voor een bepaalde periode. 4. Indien belanghebbende in de maand zoals bedoeld in lid 1 geen bijstand ontvangt en binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand gaat ontvangen, wordt een besluit genomen over het alsnog toepassen dan wel afzien van een verlaging.

Artikel 6 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    Een verlaging wordt berekend over de bijstandsnorm. 2. In afwijking van het eerste lid kan een verlaging worden toegepast op de bijzondere bijstand als:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 Participatiewet, of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel a, moet in de hoofdstukken 2, 3 en 4 ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘bijstandsnorm inclusief de op grond van artikel 12 Participatiewet verleende bijzondere bijstand’. 4. Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel b, moet in de hoofdstukken 2, 3 en 4 ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘de verleende bijzondere bijstand’.

Hoofdstuk 2. Niet nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling

Artikel 7 Gedragingen Participatiewet

Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a en 55 Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:  

  • a.

    eerste categorie:

  • 1.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • b.

    tweede categorie:

    • 1°.het

       niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a Participatiewet;

    • 2°.het

       onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 lid 1 of 55 Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18 lid 4 Participatiewet;

    • 3°.het

       niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c Participatiewet;

  • c.

    derde categorie: het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen in de gemeente van inwoning voor zover dit niet voortvloeit uit een gedraging als bedoeld in artikel 18 lid 4 Participatiewet.

Artikel 8 Gedragingen IOAW en IOAZ

Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 37 en 38 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

Artikel 9 Hoogte en duur van de verlaging

De verlaging bij gedragingen als bedoeld in de artikelen 7 en 8 wordt vastgesteld op:

  • a.

    10% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de eerste categorie; b. 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de tweede categorie; c. 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie  

Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling

Artikel 10 Duur verlaging bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting

Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

Artikel 11 Verrekenen verlaging

Het bedrag van de verlaging, bedoeld in artikel 10, wordt toegepast over de maand van oplegging van de maatregel en de volgende twee maanden als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Over de eerste maand moet minimaal een derde van het bedrag van de verlaging worden verrekend.  

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 12 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Een verlaging wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18 lid 2 Participatiewet wordt afgestemd op het benadelingsbedrag. 2. De verlaging wordt vastgesteld op:

    • a.

      10% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag tot €1.000;

    • b.

      20% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag vanaf €1.000 tot €2.000;

    • c.

      40% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag vanaf €2.000 tot €4.000;

    • d.

      100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag van€4.000 of hoger.

  • 3.

    Op individuele gronden kan het college besluiten de bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken op grond van artikel 48 lid 2 onderdeel b Participatiewet.

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Participatiewet als bedoeld in artikel 9 lid 6 van die wet, wordt een verlaging opgelegd van 50% van de bijstandsnorm gedurende één maand. 2. Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, wordt een verlaging opgelegd van 50% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

Artikel 14 Niet nakomen van overige verplichtingen

Als een belanghebbende een door het college opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55 Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, wordt een verlaging toegepast. De verlaging wordt vastgesteld op:

  • a. 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling;

  • b. 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand;

  • c. 40% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand;

  • d. 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot beëindiging van de bijstand.  

Hoofdstuk 5. Samenloop en recidive

Artikel 15 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Als sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18 lid 4 Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt één verlaging opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.

  • 2.

    Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18 lid 4 Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.

  • 3.

    Als sprake is van een gedraging die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18 lid 4 Participatiewet genoemde verplichting als een in artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, artikel 13 IOAW of artikel 13 IOAZ genoemde artikel, wordt geen verlaging opgelegd, voor zover voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

  • 4.

    Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18 lid 4 Participatiewet genoemde verplichting als een in artikel 17 lid 1 van de Participatiewet genoemde verplichting, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.

Artikel 16 Recidive

  • 1.

    Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 7 lid 2 of 3, artikel 8 lid 2 of 3, artikel 12 lid 1 of artikel 14, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging zoals bedoeld in voornoemde artikelen, wordt telkens de duur van de oorspronkelijke verlaging verdubbeld. 2. Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 7 lid 1, artikel 8 lid 1 of artikel 13, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging zoals bedoeld in voornoemde artikelen, wordt telkens de hoogte van de oorspronkelijke verlaging verdubbeld.  

  • 3.

    Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18 lid 4 Participatiewet, opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 18 lid 4 Participatiewet, bedraagt de verlaging honderd procent van de bijstandsnorm gedurende 3 maanden.

Hoofdstuk 6 Blijvende of tijdelijke weigering IOAW/IOAZ

Artikel 17 Samenloop bij weigeren uitkering IOAW/IOAZ

Als het college de uitkering op grond van artikel 20 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20 lid 2 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege.

Artikel 18 Hardheidsclausul

Het college kan de bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan gelet op het belang van de aanvrager leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 19 Intrekken oude verordening

De Afstemmingsverordening Wwb 2013 gemeente Vlagtwedde en de Maatregelverordening Ioaw, Ioaz 2013 gemeente Vlagtwedde vervallen per 1 januari 2015.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Vlagtwedde 2015.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 25 november 2014.

De raad voornoemd,

mevrouw L.A.M. Kompier, de heer H.R. Kastermans,

voorzitter griffier