Organisatie | Rheden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Exploitatieverordening gemeente Rheden 1999 |
Citeertitel | Exploitatieverordening gemeente Rheden 1999 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-10-2010 | 01-05-2001 | div. artikelen | 27-03-2001 Regiobode, 13-10-2010 | Geen | |
Nieuwe regeling | 29-06-1999 Regiobode | Geen |
Afdeling II Exploitatie op initiatief van de gemeente
Artikel 4 Vaststelling kostenverhaalsbesluit
Voordat met het treffen van de in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut wordt aangevangen, wordt door de Gemeenteraad een kostenverhaalsbesluit vastgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze en tot welke omvang de aan die voorzieningen verbonden kosten zullen worden verhaald. Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
Het in het eerste lid genoemde besluit bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
een kostenbegroting verband houdende met de uitvoering van de onder b genoemde voorzieningen van openbaar nut, zoals bedoeld in artikel 5. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan in het besluit zoals bedoeld in het eerste lid, worden bepaald dat de kostenbegroting op een later tijdstip wordt vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
In het kostenverhaalsbesluit wordt aangegeven dat, voor wat betreft de niet door de gemeente in eigendom verkregen en in het exploitatiegebied liggende gebate onroerende zaken, het verhaal van kosten in beginsel plaatsvindt op basis van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening.
Tevens wordt bepaald dat, ingeval op enigerlei wijze niet kan worden gekomen tot het aangaan van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening, het kostenverhaal in daarvoor in aanmerking komende gevallen kan plaatsvinden door middel van de vaststelling van een baatbelasting.
De kostenbegroting bevat in elk geval de volgende gegevens:
Een raming van de met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden verband houdende kosten, te weten:
de inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, zijnde de waarde van de grond vermeerderd met de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestem-ming niet gehandhaafd kunnen worden, en met de kosten van vrijmaken van opstallen -met inbegrip van de zich in de grond bevindende resten, zoals funderingen, leidingen en kabels- persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht, zakelijk lasten alsmede de kosten van schadevergoedingen;
de kosten van planontwikkeling, -voorbereiding en -beheer en toezicht. Onder deze kosten wordt tenminste verstaan: de kosten verband houdende met het opstellen van structuur- en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwerkingen of wijzigingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan alsmede van overige planologische maatregelen voor zoveel deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;
De wijze van toerekening van de totale onder sub 1 en 2 van dit artikellid bedoelde kosten en opbrengsten aan de onroerende zaken in het exploitatiegebied naar de mate van de baat die de onroerende zaken hebben van het samenhangend geheel van voorzieningen van openbaar nut zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
De mate van baat wordt aangeduid met inachtneming van hetgeen hieromtrent in artikel 6 is bepaald.
Periodiek wordt nagegaan of optredende loon- en/of prijswijzigingen, dan wel andere optredende wijzigingen met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied aanleiding geven om de kostenbegroting te herzien. Het besluit tot herziening van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
Naast het bepaalde in het vierde lid wordt de raming van de in het eerste lid, onder 1, sub a, bedoelde inbrengwaarde van de gronden beperkt tot de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut, ingeval er sprake is van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat de voorzieningen van openbaar nut niet in hoofdzaak gericht zijn op het geschikt maken voor bebouwing van onroerende zaken.
Artikel 6 Grondslag voor toerekening baat
Onder de grondoppervlakte, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van de gebate onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojecteerde kavels (bouw)grond, vermenigvuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid, waarin de baat van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.
Ingeval de toerekening op basis van m² grondoppervlakte onvoldoende uitdrukking geeft aan de in het exploitatiegebied opgenomen verschillen in toerekening van baat, geschiedt de toerekening op basis van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen grondslag, die voorziet in de aanwezige verschillen in baat.
Artikel 7 Inhoud exploitatie-overeenkomst
Het verhaal van kosten van het treffen van voorzieningen van openbaar nut vindt, voor wat betreft de in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken die niet in eigendom zijn van de gemeente, indien dienaangaande tot overeenstemming kan worden gekomen met de exploitant, plaats op basis van een exploitatie-overeenkomst. Van de exploitatieovereenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien het afstand doen van gronden, zoals bedoeld in het derde lid onder d., onderdeel uitmaakt van de overeen-komst, wordt hiervan een notariële akte opgemaakt.
In het geval toepassing is gegeven aan artikel 3, tweede lid, kan in de exploitatie-overeenkomst, onverminderd het gestelde in het derde lid, worden bepaald dat:
ten behoeve van de door exploitant uit te voeren werken een aannemingsovereenkomst wordt gesloten, waarbij de gemeente als opdrachtgever en de exploitant als aannemer wordt aangemerkt, en de directievoering en het toezicht op de door de exploitant uit te voeren werken geschieden door of vanwege de gemeente;
Artikel 8 Vaststelling exploitatiebijdrage
De in artikel 7 genoemde exploitant betaalt als bijdrage in de kosten van voorzieningen van openbaar nut het bedrag dat volgens de in de artikelen 5 en 6 opgenomen wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de in artikel 7, derde lid, sub d, bedoelde gronden vallende en de kosten van kadastrale uitmeting, verminderd met de inbrengwaarde zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub 1, onder a van de bij de exploitant in eigendom zijnde of door exploitant in eigendom te verkrijgen gebate gronden, en van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de gemeente worden afgestaan.
De waarde van de door de exploitant ingebrachte grond, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de gemeente in overeenstemming met de exploitant op basis van taxatie vastgesteld. Bij het ontbreken van overeenstemming wordt de waarde van de gronden vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie een aan te wijzen door de gemeente, een door de exploitant en een door de beide reeds aangewezen deskundigen.
Wordt over de aanwijzing van laatstgenoemde deskundige geen overeenstemming verkregen, dan maken de aangewezen deskundigen tezamen dit bekend aan de opdrachtgevers, waarna de meest gerede partij, onder bekendmaking aan de wederpartij, de kantonrechter in het kanton waartoe de gemeente behoort, kan verzoeken deze deskundige te benoemen.
Indien het bepaalde in artikel 5, vierde en/of vijfde lid toepassing heeft verkregen, wordt de ten laste van de exploitant komende bijdrage bepaald op de voet van lid 1 en 3 van dit artikel, met dien verstande dat de in het eerste lid en derde lid onder b, sub 1, bedoelde vermindering beperkt is tot de inbrengwaarde van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door de exploitant aan de gemeente worden afgestaan.
Afdeling III Exploitatie op verzoek van exploitant
Ingeval door Burgemeester en Wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning, zoals bedoeld in de Woningwet, eventueel in combinatie met een verzoek om vrijstelling wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening moeten worden getroffen, wordt dit vóór de beslis-sing op de aanvraag bekendgemaakt aan de aanvrager. Daarbij wordt een zo nauwkeurig mogelijke raming van de kosten van de in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut verstrekt. Tevens wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen bij de Gemeenteraad voor medewerking met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden.
Artikel 10 Beslissing op de aanvraag
Indien een aanvraag is ingekomen met betrekking tot een onroerende zaak, voor welke werken in het daarbijbehorende exploitatiegebied reeds een kostenverhaalsbesluit, zoals bedoeld in artikel 4 is genomen, maken Burgemeester en Wethouders dit aan de exploitant bekend.
Naast de hiervoor genoemde bekendmaking wordt aan exploitant tevens een ontwerpovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7, aangeboden.
Afdeling IV Relatie gronduitgifte en andere kostenverhaalsinstrumenten
Artikel 11 Relatie baatbelasting
In een gebied waarvoor een kostenverhaalsbesluit, zoals bedoeld in artikel 4 is genomen, zal, indien een exploitant een overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7 aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de desbetreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.
Indien een exploitant, in een gebied waarvoor een kostenverhaalsbesluit zoals bedoeld in artikel 4 is opgenomen, niet bereid is tot het aangaan van de in artikel 7 genoemde overeenkomst, maken Burgemeester en Wethouders aan exploitant bekend dat het kostenverhaal kan plaatsvinden door middel van een baatbelasting, zulks overeenkomstig de bepalingen als opgenomen in het kostenverhaalsbesluit.
Artikel 12 Relatie andere overeenkomsten
Indien van gemeentewege een overeenkomst wordt aangegaan die naast het kostenverhaal van voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van het in exploitatie brengen van gronden nog andere elementen bevat, dan vindt de vaststelling van de via een dergelijke overeenkomst totstandgekomen exploitatie-bijdrage in de kosten van voorzieningen van openbaar nut plaats op basis van het gestelde in deze verordening.
Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 14 Uitvoering verordening
De Gemeenteraad kan de uitoefening van zijn bevoegdheden, met uitzondering van de vaststelling van het in artikel 4 genoemde kostenverhaalsbesluit, overdragen aan het College van Burgemeester en Wethouders. De Gemeenteraad kan met betrekking tot de over te dragen bevoegdheden beleidsregels vaststellen.
Artikel 15 Overgangsbepalingen
Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening met het treffen van voorzieningen van openbaar nut is aangevangen, deze voorzieningen niet geheel zijn voltooid en waarvoor geen kostenverhaalsbesluit of afzonderlijke kostenbegroting is vastgesteld, vinden de bepalingen van deze verordening voor dat exploitatiegebied, voorzover nodig, op een aan die situatie aangepaste wijze toepassing. In elk geval geldt daarbij dat, indien binnen dat exploitatiegebied wordt gekomen tot een exploitatie-overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7, de vaststelling van de daarin op te nemen financiële bijdrage geschiedt op basis van een door de Gemeenteraad vast te stellen kostenbegroting, zoals bedoeld in artikel 5. Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening een kostenverhaalsbesluit of afzonderlijke kostenbegroting is vastgesteld, blijft de ‘Bouwexploitatieverordening’, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 januari 1936 en laatstelijk gewijzigd op 28 augustus 1962, van toepassing tot twee jaren nadat de ten behoeve van dat exploitatie-gebied getroffen en/of te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid.
Ten aanzien van een voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening ontvangen aanvraag tot het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, waarop voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet is beslist, blijft de ‘Bouwexploitatieverordening’, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 januari 1936 en laatstelijk gewijzigd op 28 augustus 1962, van toepassing tot op de aanvraag is beslist, met dien verstande dat, indien tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut wordt besloten, laatstgenoemde verordening van toepassing blijft tot twee jaren nadat de te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid.
Afdeling I Algemene bepalingen
De exploitatieverordening is van toepassing, indien medewerking wordt verleend aan het in exploitatie brengen van gronden. Hieronder wordt verstaan het van gemeentewege treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor een onroerende zaak wordt gebaat.
Met deze definitie wordt aangesloten bij de definitie van baatbelasting. Dit betekent dat ook in gevallen waarbij voorzieningen worden getroffen waardoor een reeds bebouwde onroerende zaak wordt gebaat, het sluiten van een exploitatie-overeenkomst mogelijk is.
In het tweede lid is bepaald, dat de Gemeenteraad gebieden kan aanwijzen, die als een ‘exploitatiegebied’ zullen gelden. Hiermee wordt het bijvoorbeeld mogelijk onroerende zaken die in het kader van de stads- en dorpsvernieuwing binnen de bebouwde kom worden heringericht etc. in voorkomende gevallen onder de werking van deze verordening te laten vallen.
Artikel 2 Voorzieningen van openbaar nut
In de omschrijving van de voorzieningen van openbaar nut is, gelet op de vigerende jurisprudentie, de aanleg van rioolwaterzuiveringsinstallaties niet opgenomen. Dergelijke inrichtingen worden -vanwege het doel van deze werken- niet gerekend tot die werken die nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden.
Als voorzieningen van openbaar nut worden verder aangemerkt het uitvoeren van bodemonderzoek en -sanering, voorzover dit betrekking heeft op de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut en voorzover de daarmee verband houdende kosten niet op een andere wijze kunnen worden verhaald. Hierbij moet met name worden gedacht aan het verhaal van kosten bodemsanering, zoals onder meer is bepaald in de Wet bodembescherming.
Ingeval kostenverhaal op derden echter niet (geheel) mogelijk is, is het redelijk om de ten laste van de gemeente blijvende nettokosten te verhalen via de gemeentelijke en particuliere grondexploitatie.
Dit geldt ook voor de maatregelen die op basis van de vigerende milieuwetgeving nodig zijn voor de realisatie van bestemmingsplannen. Gedacht moet worden aan het treffen van geluidwerende voorzieningen, maar ook aan het verwijderen van bedrijvigheid die stankoverlast of andersoortige hinder veroorzaakt.
Tenslotte is aangegeven, dat ook werken die als zogenaamde ‘bovenwijkse voorzieningen’ worden beschouwd, kunnen worden aangemerkt als voorzieningen van openbaar nut, voorzover deze werken direct, dan wel indirect baat opleveren voor de in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken.
De kosten van bovenwijkse voorzieningen worden in de regel via een fondsopslag in de kostprijs verwerkt. Het is daarbij van belang, dat een dergelijke omslag van kosten steeds op een juiste wijze beleidsmatig wordt onderbouwd. Dit kan, indien de gemeente beschikt over een structuurplan, reeds geschieden bij de vaststelling van het structuurplan. De beleidsmatige onderbouwing kan echter zonder bezwaren tevens plaatsvinden op basis van een beleidsnota, waarbij de toerekening van de kosten van bovenwijkse voorzieningen over de diverse toekomstige en eventuele bestaande bestemmingsplannen wordt onder-bouwd.
Afdeling II Exploitatie op initiatief van de gemeente
Artikel 3 Uitvoering van voorzieningen van openbaar nut
Hoewel het sluiten van een exploitatie-overeenkomst nimmer zal kunnen en mogen worden afgedwongen, wordt in dit artikel bepaald dat de eerdergenoemde voorzieningen van openbaar nut alleen door of met medewerking van de gemeente kunnen worden aangelegd. Het primaat met betrekking tot de aanleg van voorzieningen van openbaar nut ligt derhalve bij de gemeente.
In sommige gevallen zal een particuliere exploitant in staat en bereid kunnen zijn tot het zelfstandig treffen van dergelijke voorzieningen van openbaar nu op de gronden die in eigendom zijn van de exploitant.
Aangezien het daarbij steeds gaat om openbare voorzieningen, zal deze particuliere uitvoering alleen dan mogelijk zijn, indien garanties aanwezig zijn omtrent met name de kwaliteit van de uitvoering. De door de gemeente te stellen kwaliteitseisen zullen overeen moeten komen met die eisen, die zij zichzelf steeds stelt bij de aanleg van dergelijke voorzieningen. Wel zijn garanties nodig in de vorm van tijdige uitvoering, kwaliteitseisen, garantieregeling in geval van wanprestatie, overdracht van voorzieningen van openbaar nut aan gemeente etc. Dergelijke aanvullende eisen zijn opgenomen in artikel 7, vierde lid, van deze verordening.
De uitvoering van openbare voorzieningen door de exploitant zal niet betekenen, dat geen financiële bijdrage aan de gemeente verschuldigd is. Ook indien wordt gekomen tot het zelf uitvoeren van bepaalde werken, is het redelijk dat alsnog een financiële bijdrage wordt verleend in de kosten van onder meer planvoorbereiding, ambtelijk apparaat, bovenwijkse voorzieningen alsmede in de (extra) kosten van voorbereiding en toezicht. In het derde lid van dit artikel, alsmede in artikel 8, derde lid, is hiervoor een regeling opgenomen.
Artikel 4 Vaststelling kostenverhaalsbesluit
Kostenverhaal bij bouwgrondexploitatie is in de meeste gevallen aan de orde bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan. In de meeste gevallen gaat de gemeente ervan uit alle gronden in een dergelijk plan te zullen verwerven. Deze gronden zullen vervolgens bouwrijp worden gemaakt en worden uitgegeven.
Steeds meer wordt, vaak pas lopende de realisatie van een bestemmingsplan, duidelijk dat niet alle gronden in eigendom zullen kunnen worden verkregen.
Ter voorkoming van problemen met betrekking tot het kunnen uitvoeren van kostenverhaal (bijvoorbeeld voorzieningen zijn reeds 2 jaar geleden getroffen) alsmede in belang der rechtszekerheid is de bepaling opgenomen, dat voordat met de uitvoering van werken wordt begonnen door de Gemeenteraad wordt bepaald volgens welke strategie de te maken kosten worden verhaald.
Daarbij wordt aangegeven via een kostenbegroting welke voorzieningen worden getroffen, alsmede wat de omvang zal zijn van het gebied dat door deze voorzieningen zal worden gebaat. In sommige gevallen kan dit baatgebied afwijken van het gebied, zoals dat is bepaald via de gangbare exploitatie-opzet. Belangrijk bij het nemen van een kostenverhaalsbesluit is de strategie die toegepast zal gaan worden bij het verhaal van kosten. Uitgangspunt zal daarbij blijven, dat de gemeente de voorkeur uitspreekt voor het zelf aankopen en vervolgens uitgeven van deze gronden. Mocht dit niet lukken, dan zullen de particuliere exploitanten in eerste instantie een exploitatie-overeenkomst voorgelegd krijgen, waarmee op basis van wilsovereenstemming tot kostenverhaal kan worden gekomen.
Mocht men hiertoe niet bereid zijn, dan zal in het besluit worden aangegeven, dat aanvullend kostenverhaal via baatbelasting kan plaatsvinden. Onder baatbelasting wordt in deze verordening verstaan: de baatbelasting (nieuwe stijl), die ter vervanging van de tot 1 januari 1995 geldenden baat- en bouwgrondbelasting in de Gemeentewet is opgenomen (zie artikel 222 van de Gemeentewet, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de Invoeringswet van de wet materiële belastingbepalingen Gemeentewet (Stbl. 1994, 420). Hiermee zal dan tevens zijn voldaan aan de in artikel 222 Gemeentewet opgenomen verplichting tot het vaststellen van een bekostigingsbesluit.
Het kostenverhaalsbesluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 Gemeentewet.
Op grond van artikel 4, lid 2, sub c, maakt de kostenbegroting onderdeel uit van het kostenverhaalsbesluit. In de praktijk is het niet in alle gevallen mogelijk de begrotingscijfers ten tijde van de vaststelling van het kostenverhaalsbesluit geheel gereed te hebben. Om deze reden is onder c bepaald dat de kostenbegroting ook later kan worden vastgesteld. In dat geval dient de kostenbegroting nog afzonderlijk te worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
In de kostenbegroting zijn de kosten en opbrengsten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden opgenomen. Benadrukt is dat er een directe relatie aanwezig dient te zijn tussen de verschillende kosten- en opbrengstenelementen en het exploitatiegebied. Gezien de diversiteit van de werken en werkzaamheden is het niet mogelijk een limitatieve opsomming van de met de medewerking verband houdende kosten te geven. Dit zal van geval tot geval kunnen verschillen. De wijze van toerekening zal plaatsvinden op basis van de baat die alle in het exploitatiegebied opgenomen onroerende zaken zullen hebben van de te treffen voorzieningen van openbaar nut
Dit geldt derhalve zowel voor de gronden die bestemd zijn voor particuliere exploitatie. De mate van baat kan daarbij onderling variëren als gevolg van verschillen in ligging, bestemming en objectieve gebruiks-mogelijkheid van de desbetreffende onroerende zaak.
Het uitgangspunt bij de kostentoerekening zal steeds zijn, dat het totale gebied door de gemeente in exploitatie zal worden gebracht. Hiermee wordt de afstemming bereikt met de uitgangspunten die zijn neergelegd in de gemeentelijke exploitatieopzet. Belangrijk zal daarbij zijn of de laatstgenoemde exploitatie-opzet voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in baat tussen de gebate onroerende zaken. Wij verwijzen hierbij naar het gestelde in artikel 13 van de verordening.
Opgemerkt wordt dat de in artikel 5 opgenomen eisen zowel gelden voor een kostenbegroting, behorende bij een kostenverhaalsbesluit, als voor een begroting, welke naar aanleiding van een aanvraag om medewerking (gebaseerd op afdeling III van de Exploitatieverordening) wordt vastgesteld.
Uitgangspunt voor de opstelling van de kostenbegroting is dat de inbrengwaarde van alle gebate onroerende zaken en de gronden bestemd voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut in de kostenbegroting wordt opgenomen. Deze inbrengwaarde kan daarmee ook betrekking hebben op onroerende zaken die wel door de voorzieningen gebaat worden maar niet als gevolg van die voorzieningen geschikt worden voor bebouwing. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bestaande te handhaven bebouwing binnen een exploitatiegebied.
Op grond van het gestelde in het vierde lid wordt bereikt dat de inbrengwaarde van deze gronden niet in de kostenbegroting behoeft te worden opgenomen.
De aanduiding ‘geschikt worden voor bebouwing’ is afkomstig van de tot 1 januari 1995 geldende bouw-grondbelasting en maakte onderdeel uit van de drie voor deze belastingen bestaande rechtsgronden (nl. het geschikt worden voor bebouwing, het beter geschikt worden voor bebouwing alsmede het in een voordeliger positie komen te verkeren van onroerende zaken als gevolg van de te treffen voorzieningen).
Naast de toepassing in de grondexploitatie is de Exploitatieverordening eveneens van toepassing op het verhaal van kosten van baatopleverende voorzieningen, welke geen onderdeel uitmaken van de grondexploitatie. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de herinrichting van centrumgebieden of de aanleg van riolering in het buitengebied. In het vijfde lid is bepaald dat de inbrengwaarde van de gebate objecten niet in de kostenbegroting behoeft te worden opgenomen indien de te treffen voorzieningen in hoofdzaak niet gericht zijn op het geschikt maken voor bebouwing van onroerende zaken. Wel is het mogelijk de inbrengwaarde van de tot voorzieningen van openbaar nut bestemde gronden in de begroting op te nemen.
De toepassing van het vierde en vijfde lid kan met zich meebrengen dat de in de beide artikelleden beschreven situaties zich ook gelijktijdig kunnen voordoen. Dit zal het geval zijn, indien sprake is van bijvoorbeeld de aanleg van niet tot de grondexploitatie behorende voorzieningen voor onder meer bestaande bebouwing.
Artikel 6 Grondslag voor toerekening baat
Om de aansluiting te verkrijgen met de systematiek van vaststelling van de kostprijs bij gronduitgifte is gekozen voor de rekeneenheid van de vierkante meter grondoppervlakte van de gebate onroerende zaken (zowel bebouwd als onbebouwd). Met toepassing van liggings-, bestemmings- en gebruiksfactoren is het mogelijk in nagenoeg alle gevallen te komen tot een verantwoorde baatomslag ter bepaling van de omvang van de exploitatiebijdrage. Ingeval de grondoppervlaktemethode in bepaalde gevallen niet tegemoet komt aan de aanwezige baatverschillen, biedt de verordening de mogelijkheid tot vaststelling van een afwijkende grondslag.
Artikel 7 Inhoud exploitatie-overeenkomst
In dit artikel wordt ervan uitgegaan, dat in navolging van het reeds genomen kostenverhaalsbesluit, het sluiten van een exploitatie-overeenkomst als eerste en centrale methode van kostenverhaal is aan te merken.
Wij willen duidelijk benadrukken, dat het sluiten van een exploitatieovereenkomst -evenals iedere andere overeenkomst- is gebaseerd op wilsovereenstemming. Dit betekent dat een exploitant niet kan worden verplicht tot het sluiten van een exploitatie-overeenkomst. De bevoegdheid tot het aangaan van een exploitatie-overeenkomst ligt bij de Gemeenteraad.
Hoewel de kostenbegroting later kan worden vastgesteld, dient in alle gevallen de in een overeenkomst opgenomen exploitatiebijdrage te worden vastgesteld op basis van de kostenbegroting. Om deze reden is in artikel 7, tweede lid, bepaald dat de Gemeenteraad pas kan besluiten tot het aangaan van een exploitatie-overeenkomst, nadat de betreffende kostenbegroting is vastgesteld.
Gezien het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Exploitatieverordening geldt deze voorwaarde ook ingeval de overeenkomst tot stand komt op basis van een aanvraag.
Indien wordt overgegaan tot het sluiten van een exploitatie-overeenkomst, bevat artikel 7 een aantal voorwaarden waaraan deze overeenkomst in alle gevallen moet voldoen. Naast de vaststelling van een financiële bijdrage is in voorkomende gevallen de bepaling opgenomen dat gronden die bestemd zijn als ondergrond voor voorzieningen van openbaar nut, via deze overeenkomst worden afgestaan aan de gemeente. In de situatie dat sprake is van een overdracht van gronden, is in het eerste lid de bepaling opgenomen dat van de overeenkomst een notariële akte wordt opgemaakt.
In het vierde lid zijn aanvullende bepalingen opgenomen welke kunnen worden toegepast, indien de werken geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd door de particuliere exploitant.
Artikel 8 Vaststelling exploitatiebijdrage
Essentieel bij de vaststelling van de financiële bijdrage is het feit, dat overeenkomstig artikel 5, tweede lid, de kostentoerekening is opgesteld met het uitgangspunt, dat het totale exploitatiegebied door de gemeente in zijn geheel in exploitatie zal worden gebracht.
Dit betekent, dat in de kostenbegroting gerekend wordt met een gemiddelde prijs van de inbrengwaarde van alle gronden (ook die van de particuliere eigenaren). Op deze wijze komt een gemiddelde kostprijs tot stand, die daarna -waar nodig- zal worden gecorrigeerd voor verschillen in ligging etc. Het zal duidelijk zijn, dat de particuliere exploitant op deze prijs de waarde van de hem toebehorende gronden (zowel ten behoeve van de exploitatie als ten behoeve van de aanleg van voorzieningen van openbaar nut) in mindering zal mogen brengen. Omdat deze vermindering kan afwijken van de eerdergenoemde gemiddelde grondinbrengprijs, is een regeling nodig voor bindende vaststelling van deze inbrengwaarde.
In het derde lid is bepaald op welke wijze de financiële bijdrage wordt vastgesteld, indien de exploitant overgaat tot het geheel of gedeeltelijk zelf uitvoeren van voorzieningen van openbaar nut. In een dergelijke situatie blijft de financiële bijdrage in de regel beperkt tot de kosten, die de gemeente maakt of zal maken in verband met de planuitvoering, -voorbereiding en -toezicht, maar ook met betrekking tot voorzieningen die voor het totale plan gelden, dan wel een bovenwijks karakter hebben. De omslag van deze voor rekening van de gemeente blijvende kosten vindt plaats overeenkomstig de in artikel 5 en 6 beschreven methode, onder verrekening van de inbrengwaarde van alle tot de onroerende zaak van exploitant behorende gronden. Daarnaast vindt een vermindering plaats van de daarin opgenomen kosten voor voorzieningen, voorzover deze voorzieningen door de exploitant worden gerealiseerd.
Als gevolg van het bepaalde in artikel 5, vierde en vijfde lid, dient de wijze van berekening van de exploitatiebijdrage in die situaties dienovereenkomstig te worden aangepast. In artikel 8, lid 4, is bepaald dat, indien de in artikel 5, vierde en/of vijfde lid beschreven situatie toepassing heeft verkregen, de wijze van berekening van de bijdrage wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de correctie van de inbreng-waarde is beperkt tot de gronden die bestemd zijn voor het treffen van voorzieningen en door de exploitant aan de gemeente in eigendom worden afgestaan.
Afdeling III Exploitatie op verzoek van de exploitant
Naast het door de gemeente zelf treffen van voorzieningen van openbaar nut kan het voorkomen, dat een particuliere exploitant de gemeente verzoekt tot het treffen van voorzieningen. Vaak zullen dit dan incidentele op zichzelf staande voorzieningen zijn, die specifiek betrekking hebben op de onroerende zaak van één of enkele exploitanten.
Gedacht moet hierbij bijvoorbeeld worden aan de situatie, waarin een tuincentrum de gemeente verzoekt op basis van artikel 19 WRO mee te werken aan de uitbreiding van de winkelruimte door middel van een wijziging van een bestemmingsplan. In dergelijke gevallen kan het voorkomen, dat van gemeentewege wordt gewezen op de noodzaak van uitbreiding van parkeergelegenheid en bijvoorbeeld de aanleg van in- en uitvoegstrook vanaf de openbare weg. Dergelijke voorzieningen kunnen onder de werking van afdeling III van deze verordening worden gebracht.
In het derde lid van dit artikel is de bepaling opgenomen, dat indien een aanvraag voor een bouwvergunning (eventueel gecombineerd met een verzoek om vrijstelling ex artikel 19 WRO) wordt ingediend, waarbij in geval van verlenen van een vrijstelling c.q. bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut moeten worden uitgevoerd, dit voordat over de bouwaanvraag wordt beslist aan de aanvrager bekend wordt gemaakt.
De aanvrager zal daarbij een raming ontvangen van de door de gemeente te maken kosten. Aan de hand van deze gegevens is aanvrager in staat voorafgaand aan de beslissing over de bouwaanvraag een financiële afweging te maken van de aan deze exploitatie verbonden kosten. De aanvrager wordt op dat moment in staat gesteld alsnog een aanvraag in te dienen tot het aangaan van een exploitatie-overeenkomst.
Artikel 10 Beslissing op de aanvraag
Aangegeven is dat de medewerking tot het treffen van voorzieningen alleen kan worden verleend door middel van het sluiten van een overeenkomst op basis van artikel 7 van de verordening.
Daarnaast is een viertal facultatieve gronden opgenomen, waaronder de medewering kan worden geweigerd. Tevens is een mogelijkheid tot aanhouding van de aanvraag opgenomen in gevallen waarin de procedure van de vaststelling/goedkeuring van een onderliggend bestemmingsplan nog niet is afgerond.
Tenslotte is de bepaling opgenomen, dat, ingeval een aanvraag is ontvangen voor een gebied waarvoor reeds een kostenverhaalsbesluit is genomen door de Gemeenteraad, laatstgenoemd besluit aan de exploitant bekend wordt gemaakt.
Deze bekendmaking zal mede inhouden, dat de Gemeenteraad reeds eerder heeft aangegeven, dat de onderhavige onroerende zaak wordt gebaat door het treffen van voorzieningen van openbaar nut en het om die reden gerechtvaardigd is dienaangaande kostenverhaal toe te passen. Derhalve zou ook zonder het insturen van een aanvraag de gemeente reeds op eigen initiatief zijn gekomen met een exploitatie-overeenkomst.
Een en ander betekent, dat de reeds voorgenomen aanbieding van een ontwerp-exploitatie-overeenkomst direct kan plaatsvinden.
Afdeling IV Relatie gronduitgifte en andere kostenverhaalsinstrumenten
Artikel 11 Relatie baatbelasting
In het eerste lid wordt uit een oogpunt van rechtszekerheid aangegeven, dat in een te sluiten exploitatie-overeenkomst de bepaling wordt opgenomen, dat met betrekking tot de uitvoering van die werken geen aanvullend fiscaal verhaal zal plaatsvinden. Een dergelijke bepaling is niet in strijd met de Grondwet (i.c. privilegeverbod bij belastingen), omdat de wijze van toerekening via exploitatie-overeenkomst overeen-stemt met de wijze van toerekening bij een eventueel toe te passen fiscaal verhaal.
Aan de andere kant is het uit een oogpunt van rechtszekerheid gewenst, dat indien een exploitant niet bereid is tot het aangaan van een exploitatie-overeenkomst, hem wordt medegedeeld, dat overeenkomstig het eerder genomen kostenverhaalsbesluit door de Gemeenteraad over kan worden gegaan tot het instellen van een baatbelasting.
Artikel 12 Relatie andere overeenkomsten
Steeds meer komt het voor, dat door de gemeente overeenkomsten worden gesloten met meerdere marktpartijen tot samenwerking in een bepaald project. Wij spraken dan van een publiek-private samenwerking (PPS).
Dergelijke overeenkomsten omvatten naast elementen van kostenverhaal van voorzieningen van openbaar nut vaak nog totaal andere elementen. Ter voorkoming van onnodig complexe contracten worden deze elementen vaak alle tezamen in één overeenkomst opgenomen.
In dit artikel is bepaald, dat het sluiten van dergelijke overeenkomsten geen bezwaar behoeft op te leveren, mits de vaststelling van de door exploitant verschuldigde exploitatiebijdrage maar geschiedt op basis van het gestelde in deze exploitatieverordening.
Artikel 13 Relatie gemeentelijke bouwgrondexploitatie
Op basis van dit artikel wordt aangegeven, dat de wijze van toerekening van de kosten van voorzieningen van openbaar nut, zoals opgenomen in deze verordening, zoveel mogelijk zal worden toegepast bij de kostprijsberekening bij gemeentelijke gronduitgifte. In beginsel is de methodiek van ‘baattoerekening’, zoals beschreven in de artikelen 5 en 6 van de verordening, te onderscheiden van de methodiek van berekening van de gronduitgifteprijzen, indien wordt overgegaan tot gemeentelijke grondexploitatie. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid is het van uitermate groot belang, dat het verhaal van kosten via de gemeentelijke gronduitgifte is afgestemd op het niveau van kostenverhaal via toepassing van de exploitatieverordening c.q. via baatbelasting.
Dit betekent niet, dat de gronduitgifteprijs gelijk behoeft te zijn aan de bruto-financiële bijdrage zoals bepaald in artikel 8 van de verordening.
Laatstgenoemde prijs is naast de hoogte van de kostprijs afhankelijk van de economische marktsituatie, aanwezige concurrentieverschillen etc.
Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 14 Uitvoering verordening
De bevoegdheid tot het aangaan van een exploitatie-overeenkomst, ongeacht of dit geschiedt op initiatief van de gemeente of van de exploitant, berust in beginsel bij de Gemeenteraad. Via dit artikel wordt de mogelijkheid geboden deze bevoegdheid over te dragen aan Burgemeester en Wethouders.
Een uitzondering wordt daarbij gemaakt voor de vaststelling van het kostenverhaalsbesluit, zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening. De besluitvorming met betrekking tot de te voeren grond- en kosten-verhaalsstrategie behoort bij uitstek toe aan het beleidsbepalend orgaan i.c. de Gemeenteraad. Daarnaast moet erop worden gewezen, dat het kostenverhaalsbesluit tevens de functie vervult van het zogenaamd ‘bekostigingsbesluit’ als voorwaarde voor de invoering van een baatbelasting. De bevoegdheid tot vaststelling van het bekostigingsbesluit is op grond van de wettelijke bepalingen voorbehouden aan de Gemeenteraad.
Bepaald is dat de Gemeenteraad terzake de over te dragen bevoegdheden beleidsregels kan vaststellen.
De overgangsbepaling is bedoeld voor die situaties, waarbij op het moment van inwerkingtreding van de exploitatieverordening reeds een aanvang is gemaakt met de uitvoering van voorzieningen van openbaar nut. Artikel 4 gaat ervan uit, dat het nemen van een kostenverhaalsbesluit moet plaatsvinden voordat met de aanleg van voorzieningen van openbaar nut wordt aangevangen.
Bepaald is dat de verordening ook van toepassing is in exploitatiegebieden, waarbij op de datum van inwerkingtreding de te treffen voorzieningen van openbaar nut niet zijn voltooid en voor welke gebieden geen kostenverhaalsbesluit, zoals bedoeld in artikel 4 is genomen. De toepassing van deze bepaling zal bijvoorbeeld aan de orde zijn in exploitatiegebieden ten behoeve waarvan vóór de datum van inwerkingtreding van de verordening een bekostigingsbesluit (zoals bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet) ten behoeve van een mogelijk in te stellen baatbelasting is vastgesteld.
Daarnaast voorziet deze bepaling erin, dat de verordening ook kan worden toegepast voor in uitvoering zijnde exploitatiegebieden, waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening niet reeds een bekostigingsbesluit was vastgesteld. Om in dergelijke situaties (bij het ontbreken van een kostenverhaals-besluit) toch te kunnen komen tot het aangaan van een exploitatie-overeenkomst, is bepaald dat de regels van deze verordening op een zoveel mogelijk aan deze afwijking aangepaste wijze van toepassing zijn. Hierbij geldt in ieder geval, dat de hoogte van de in de overeenkomst op te nemen bijdrage wordt bepaald op basis van een door de Gemeenteraad vast te stellen kostenbegroting, die voldoet aan de in artikel 5 gestelde eisen. In navolging op het gestelde in artikel 4, eerste lid, dient ook de vast te stellen kosten-begroting bekend te worden gemaakt overeenkomstig artikel 139 Gemeentewet.