Organisatie | Bodegraven-Reeuwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling PGB jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2015 |
Citeertitel | Regeling PGB jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | jeugdhulp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2015 | 01-01-2018 | Artikel 4 (nieuw onderdeel b) | 15-12-2015 Gemeenteblad 2015, Nr. 128833 (30-12-2015) | Z-15-34046 | |
01-01-2015 | 31-12-2015 | Nieuwe regeling | 25-11-2014 Gemeenteblad 2014, Nr. 83924 (31-12-2014) | Z-14-28838 |
Artikel 2 Waarvoor een PGB ingezet kan worden
Indien de jeugdhulp door een persoon uit het sociale netwerk verleend wordt zijn de maatwerkvoorziening/individuele voorziening jeugdhulp beperkt tot die activiteiten die behoren tot gebruikelijke zorg in de vorm van begeleiding, dagactiviteiten, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en vervoer, voorzover deze het gebruikelijke overstijgen.
Artikel 3 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB
De jeugdige of zijn ouders dienen bij de aanvraag om jeugdhulp een plan te overleggen over hoe het PGB wordt besteed en toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen. In dit plan worden de volgende zaken vastgelegd: Reden waarom jeugdhulp in natura niet voldoet, korte situatieschets, doelen, inhoud van de jeugdhulp, soort en omvang van de jeugdhulp, de gegevens van de partij die de jeugdhulp verleend, zoals deze door Sociale Verzekeringsbank bij de van toepassing zijnde zorgovereenkomst gevraagd worden.
De jeugdige of zijn ouders dienen een ingevulde zorgovereenkomst met de partij die de jeugdhulp verleent te overleggen. In deze zorgovereenkomst wordt naast de te verrichten activiteiten in ieder geval opgenomen het volgende:
uit de zorgovereenkomst moet blijken dat de hulpverlener die niet verbonden is aan een professionele organisatie aan de volgende voorwaarden voldoet: De hulpverlener dient een verklaring omtrent gedrag (VOG) te overleggen waaruit blijkt dat er geen bezwaren zijn voor de uitoefening van zijn/haar functie, is een ingezetene van Nederland te zijn en te beschikken over een Burgerservicenummer en indien de en hulpverlener die als zelfstandige professional (zzp’er) de zorg verleent, dient deze ingeschreven te staan bij de Kamer van Koophandel en een VAR-wuo verklaring.
Indien er sprake is van verlening van jeugdhulp door een persoon uit het sociaal netwerk dient uit de zorgovereenkomst te blijken dat deze in staat is de gevraagde jeugdhulp gedurende de afgesproken periode te leveren en hoe indien nodig vervanging geregeld is bij vakantie of ziekte. Tevens dient deze persoon daarin aan te geven dat de jeugdhulp aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.
Artikel 4 Berekening van het PGB
De tarieven voor jeugdhulp in natura (ZIN) zijn het resultaat van contractonderhandelingen tussen gemeenten en zorgaanbieders in de regio Midden Holland, die elk kalenderjaar plaatsvinden. Jaarlijks stelt het college deze ZIN-tarieven en de daarvan afgeleide PGB-tarieven voor het volgende kalenderjaar vast. De vastgestelde ZIN-tarieven worden per 1 januari van het volgende kalenderjaar toegepast. De vastgestelde PGB-tarieven worden niet eerder toegepast dan drie maanden, of zoveel maanden de cliënt in redelijkheid nodig heeft om de zorgafspraken met zijn zorgleverancier aan te passen aan de nieuwe situatie, nadat de nieuwe PGB-tarieven aan de cliënten zijn bekendgemaakt.
Het PGB voor jeugdhulp uitgevoerd door een beroepskracht of professionele instelling bedraagt ten hoogste 75% van het tarief voor jeugdhulp in natura, tenzij aangetoond is dat de jeugdhulp niet voor dit bedrag betrokken kan worden, dan bedraagt het PGB ten hoogste 100% van het tarief voor jeugdhulp in natura.
Toelichting bij Regeling PGB jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2015
Uitgangspunt van de Jeugdwet is dat de jeugdige en zijn ouders een voorziening in natura krijgen. De mogelijkheid van het toekennen van een budget bestaat echter wel, zij het niet voor alle vormen van jeugdhulp. Jeugdbescherming en jeugdreclassering lenen zich hier niet voor. Ook in de situatie dat een jeugdige opgenomen moet worden in een gesloten accommodatie met een machtiging van de rechter is een PGB (wettelijk) uitgesloten.
De jeugdige of zijn ouders moeten wel kenbaar maken dat zij een PGB wensen. Er wordt overigens geen bedrag aan de jeugdige en de ouders uitgekeerd waaruit ze zelf betalingen kunnen doen; er wordt een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld. Het college verricht betalingen indien de door de jeugdige en zijn ouders zelf ingekochte jeugdhulp voldoet aan de gestelde voorwaarden (het zogenaamde trekkingsrecht).
Een PGB wordt niet zonder meer verstrekt. In artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet bepaalt dat een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Deze zaken worden tijdens het gesprek dat wordt gevoerd om te bepalen wat de aangewezen voorziening is, besproken. Uit het voorgaande onder b blijkt dat, zoals reeds aangegeven, een voorziening in natura het uitgangspunt is. Alleen als een dergelijke voorziening niet voldoet, kan men aanspraak maken op een PGB. Te denken valt aan de situatie dat:
Daarnaast is het ook zo dat het college van mening moet zijn dat de gewenste jeugdhulp ook van goede kwaliteit is. De jeugdhulp dient te voldoen aan de eisen die in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet zijn gesteld. Uiteraard wordt ook getoetst of de jeugdige of zijn ouders over voldoende vaardigheden beschikken om de jeugdhulp zelf bij derden in te kopen. Hiervoor kan bijvoorbeeld de zelfredzaamheidsmatrix gebruikt worden.
Hetgeen in de wet al bepaald is, wordt in de regeling niet uitputtend herhaald. De regeling dient dus altijd in samenhang met de Jeugdwet en de verordening jeugdhulp gelezen te worden.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2. Waarvoor een PGB ingezet kan worden
Artikel 8.1.1 tweede lid Jeugdwet bepaalt dat een PGB niet mogelijk is voor een minderjarige die kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen of een jeugdige die is opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging op grond van hoofdstuk 6 (Gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen).
De jeugdige en/of ouders aan wie een PGB wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren, als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
Het PGB is gerelateerd aan de tarieven voor maatwerkvoorziening/individuele voorziening in natura. Deze tarieven zijn inclusief dergelijke kosten, welke daarmee ook in het PGB opgenomen zijn.
Artikel 3. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB
De jeugdige en/of ouders aan wie een PGB wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren, als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
2. De jeugdige en/of ouders aan wie een PGB wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, dagactiviteiten, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en vervoer.
3. In aanvulling op het eerste lid onder a, wordt inzet van het sociaal netwerk met een PGB in ieder geval aantoonbaar beter geacht, indien één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:
Artikel 4. Berekening van het PGB
De reden dat er gekozen is voor het uitgangspunt van 75% van de kostprijs voor een maatwerkvoorziening/individuele voorziening in natura is gelegen in het feit dat omdat degene van wie de jeugdhulp betrokken wordt geen kosten voor overhead van een organisatie en dergelijke heeft. De wetgever heeft blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 2.9 sub c van de Jeugdwet gemeenten de mogelijkheid gegeven om voor PGB een lager tarief vast te stellen dan voor zorg in natura. Dat neemt niet weg dat indien het inkopen van jeugdhulp voor een tarief van 75% van de zorg in natura niet te realiseren is wegens bijvoorbeeld uitsluitend zeer afwijkende tijden of alleen nachthulp hiervan met een onderbouwing vanaf geweken kan worden. Het PGB kan echter niet meer bedragen dan 100% van het tarief op zorg in natura daar met deze nadere regeling de mogelijkheid van artikel 8.1.1 vijfde lid sub a van de Jeugdwet toegepast wordt.
Voor de duidelijkheid is hier gekozen voor het bedrag dat ook in de Wet langdurige zorg (of huidige AWBZ) gehanteerd en niet voor een percentage van een maatwerkvoorziening/individuele voorziening in natura. Voor 2015 is dit bedrag € 20,00 per uur.
Dit is het wettelijk overgangsrecht
De keus om in het eerste kwartaal aflopende indicaties ambtshalve te verlengen tot 1 april 2015 is gemaakt om de organisatie de gelegenheid te geven de eventuele indicatie voor voortzetting van de maatwerkvoorziening/individuele voorziening zorgvuldig te kunnen doen.
Aanvragen worden integraal bekeken in samenhang dus met bestaande rechten. In deze situatie gaat het om overgangsrecht en het is denkbaar dat in een nieuw arrangement dit beter op een andere manier ingevuld kan worden. Tevens wordt hiermee voorkomen dat de budgethouder in de loop van het jaar nog een keer geïndiceerd moet worden.