Organisatie | Meppel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels jeugdhulp gemeente Meppel 2015 |
Citeertitel | Nadere regels Jeugdhulp gemeente Meppel 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Verordening jeugdhulp gemeente Meppel 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 16-12-2014 Elektronisch gemeenteblad, 24-12-2014 | 259763 |
Het college maakt binnen de termijn van 3 werkdagen na de melding, met de jeugdige of zijn ouders een afspraak voor het gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.
Het college beslist over de inzet van niveau 4, na overleg met een professional op niveau 4 en na melding aan het MDO. Zo nodig vult de professional het verwijsformulier in op basis van een brede integrale analyse en het gesprek met jeugdige en ouders.
Toelichting nadere regels Jeugdhulp
In deze nadere regels zijn de gemaakte afspraken in de jeugdregio Drenthe vertaald. De gemeenteraad heeft in de Verordening jeugdhulp gemeente Meppel 2015 het vaststellen van procedureregels gedelegeerd aan het college. Voor de basis van deze regels is gebruik gemaakt van de tekst uit het VNG model voor de verordening Jeugdhulp over de procedureregels.
Daarbij is uitgegaan van artikel 4 van de verordening:
Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en hoe deze wordt afgestemd met andere voorzieningen. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
In dit artikel worden de in deze nadere regels gebruikte begrippen toegelicht. Ten overvloede is ook vermeld dat de begrippen uit de verordening en de wet van toepassing zijn, dit om eventuele twijfel daarover bij de uitvoering te voorkomen.
Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
Omdat het belangrijk is de drempel voor een hulpvraag zo laag mogelijk te houden, is ervoor gekozen dit vormvrij te houden. Het college kan zelf bepalen hoe de jeugdige of zijn ouders zich kan melden. Dit kan bijvoorbeeld via internet, telefonisch, aan de balie etcetc. Voorts is ervoor gekozen dat de jeugdige en zijn ouders ook bij een ander dan de professional kan melden. Dit voorkomt dat een baliemedewerker de melding niet aan zou mogen nemen. Vanzelfsprekend staat het de medewerker die een melding aanneemt vrij om zo nodig een professional in te schakelen.
In dit artikel is er voor gekozen dat het vooronderzoek niet per definitie door de professional verricht hoeft te worden. In de praktijk kan het goed mogelijk zijn dat bijvoorbeeld als onderdeel van het vooronderzoek, een baliemedewerker een standaard formulier meegeeft waarop staat welke stukken ingeleverd moeten worden voorafgaand aan een gesprek. Hiervoor hoeft dan niet een professional ingezet te worden. Ook een bepaling van het woonplaatsbeginsel kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden door een ander dan de professional.
Binnen de jeugdregio Drenthe is er afgesproken dat er afwijkend aan de landelijke lijn bij een verhuizing binnen de regio tijdens de al gestarte jeugdhulp of maatregel de woonplaats niet opnieuw wordt bepaald. Bij de start of verlenging van jeugdhulp of maatregel volgt wel een nieuwe bepaling van het woonplaatsbeginsel. Aanleiding voor het afwijken van de landelijke richtlijn is het beperken van administratieve lasten vanuit de wetenschap en ervaringsgegevens dat dergelijke verhuizingen beperkt van omvang zijn en de risico’s daarmee beheersbaar zijn. In dit artikel worden de gemaakte afspraken weergegeven.
Optioneel is er een lid opgenomen waarin het college een (service)termijn op kan nemen waarbinnen een gesprek wordt gepland. Er is geen sprake van een wettelijke termijn wanneer er nog geen aanvraag is ingediend. Vanzelfsprekend is het niet fraai het plannen van een gesprek onnodig lang te laten duren.
Zoals afgesproken in de jeugdregio wordt het gesprek gevoerd door een aangewezen POD3-gecertificeerde professional die voor of namens het college handelt.
In het VNG model voor de verordening staat bij het gesprek opgenomen dat het college de jeugdige of zijn ouders informeert over de ouderbijdrage. In deze nadere regels is ervoor gekozen dit op te nemen in de beschikking. Vanzelfsprekend is het wel aan te raden dat wanneer tijdens het gesprek al duidelijk wordt dat de jeugdige verwezen zal worden naar een voorziening waar een ouderbijdrage gevraagd wordt, dit dan ook al gemeld wordt.
Zoals in het model staat vermeld, kunnen opmerkingen van de jeugdige of zijn ouders toegevoegd worden aan het verslag. Daarbij is nadrukkelijk bedoeld dat dit een toevoeging is en niet een wijziging van het oorspronkelijke verslag.
Hoewel het overbodig lijkt te noemen dat de professional zo nodig het verwijsformulier invult, is ervoor gekozen dit wel te doen. Dit benadrukt dat het gesprek niet altijd gevolgd hoeft te worden door het invullen van het verwijsformulier; er kan immers ook verwezen worden naar interventieniveau 1 tot en met 3. Ook kan er in samenhang met het tweede lid geen onduidelijkheid bestaan over wie het verwijsformulier invult.
Uit praktische overwegingen wordt voorgesteld dat het verwijsformulier ondertekend kan worden en zo kan dienen als aanvraag.
In dit artikel wordt nadere invulling gegeven aan de afspraken over verwijzing naar de afgesproken interventieniveau’s. Daarbij is het volgende model volgens de afspraken in de jeugdregio Drenthe opgenomen in de verordening:
De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:
Interventieniveau 1 betreft algemene voorlichting
Interventieniveau 2 betreft gerichte training en voorlichting
Interventieniveau 3 betreft kortdurende interventies, advies gesprekken en geïndiceerde preventie
Interventieniveau 4 betreft generalistische hulpverlening, die, na consult van een niveau 4 medewerker ‘erbij gehaald’ kan worden door een door de gemeente aangewezen POD3 geschoolde hulpverlener op niveau 3.
Artikel 2 lid 3 van de Verordening bepaalt dat, het college bij nadere regeling vaststelt welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.
Allereerst wordt opgemerkt dat het bepaalde in lid 3 in het hiervoor genoemde artikel nog uitgewerkt moet worden. Voorgesteld wordt om dat in een aparte regeling te doen zodat niet meteen de nadere regels aangepast hoeven te worden bij een wisseling in het aanbod.
Regionaal is afgesproken dat niet lichtvaardig wordt doorverwezen naar de niveau’s 4 t/m 8. Mede hierdoor en omdat er sprake moet zijn van een zorgvuldig besluit, is afgesproken dat inzet van deskundigheid vereist is. Om te waarborgen dat deze deskundigheid ook wordt ingezet, is ervoor gekozen om naast het invullen van het verwijsformulier, voor niveau 5 en hoger, een beschikking af te geven. Het verwijsformulier maakt dan samen met de consultatie van de deskundige onderdeel uit van de motivering van het besluit. Het college kan er zelf middels mandaat voor kiezen op welk niveau in de organisatie de beschikking afgegeven kan worden.
De professional wordt via het Mandaatbesluit gemandateerd om een beschikking namens het college af te geven bij verwijzing naar niveau 4.
Artikel 8. Aanvraag inzet niveau 5 en hoger
De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
Interventieniveau 5 betreft ambulante behandeling of hulpverlening
Interventieniveau 6 betreft intensieve ambulante behandeling of hulpverlening
Interventieniveau 7 betreft zorg overdag
Interventieniveau 8 betreft verblijf
In lid 4 zijn de afspraken overgenomen die in het jeugdzorgstelstel voorafgaand aan de invoering van de Jeugdwet. Er wordt expliciet gesproken over “wel of niet” om te benadrukken om ook wanneer niet tot actie wordt overgegaan, de genoemde instanties geraadpleegd moeten worden. Vanzelfsprekend moet de raadpleging vastgelegd worden inclusief de overwegingen en wie betrokken is bij deze afwegingen zodat achteraf de uitkomst van de raadpleging nagegaan kan worden.
Artikel 9. Verstrekking in PGB
Dit artikel stemt overeen met het de regels voor het verstrekken van een PGB in de nadere regels voor de uitvoering van de Verordening maatschappelijke ondersteuning.
Bij het specificeren van kwaliteitseisen kan gedacht worden aan het vermelden aan welke opleidings- en/of certificeringseisen iemand moet voldoen om de zorg aan de jeugdige middels pgb te leveren. Nu dit per jeugdige en per interventieniveau heel wisselend kan zijn, moet hier per jeugdige naar gekeken worden met afweging van alle feiten en omstandigheden en dit duidelijk worden omschreven in de beschikking. Daarom is hier nu geen nadere invulling aan gegeven.
Nu het PGB straks verstrekt wordt in de vorm van een trekkingsrecht via de SVB, zal er door de SVB bepaald worden hoe er verantwoord moet worden. Hiernaar kan verwezen worden in de beschikking.