Organisatie | 's-Hertogenbosch |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bodemsanering 's-Hertogenbosch 2009 Wet bodembescherming |
Citeertitel | Verordening bodemsanering gemeente 's-Hertogenbosch 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-07-2009 | Onbekend | 14-07-2009 Bossche Omroep, 19-07-2009 | 09.0377 |
In afwijking van het eerste lid wordt een geval van verontreiniging afgebakend tot de tussenwaarde indien er sprake is van een verontreinigingssituatie waarbij als gevolg van een combinatie van stoffen en/of een gevoelig gebruik het risico voor de mens niet is uit te sluiten bij gehalten lager dan de interventiewaarden.
De uitvoering van bodemonderzoeken, bodemsaneringen en de milieukundige begeleiding dienen te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit bodemkwaliteit beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden.
Artikel 6 Wijziging saneringsplan
Bij een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de wet dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:
Artikel 7 Saneringsdoelstelling
In die gebieden, aangewezen bij verordening door Provinciale Staten van Noord-Brabant, waar regels gelden ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning dient het saneringsplan gericht te zijn op volledige verwijdering van de verontreiniging. Als dit niet kosteneffectief is, dient het saneringsplan gericht te zijn op een stabiele eindsituatie, inhoudende dat een eventuele restverontreiniging zich niet verspreidt.
Ingeval van sanering van grondwater binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden dient het saneringsplan gericht te zijn op het bereiken van de streefwaarde of de (verhoogde) achtergrondwaarde. Indien dit niet haalbaar blijkt, dient te worden aangegeven op welke wijze de risico’s voor het grondwater, als grondstof voor drinkwater, worden weggenomen.
Indien de sanering, geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden dient uit het saneringsplan te blijken dat hulpstoffen voor een in-situ sanering geen risico vormen voor het grondwater als grondstof voor drinkwater en moet de afbraak van restproducten inzichtelijk worden gemaakt.
De datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt wordt door degene die saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het college gemeld. Bij ontgraving in gedeeltes geldt voornoemde verplichting tot melding per gedeelte.
Het saneringsverslag van een grond- en grondwatersanering bestaat uit twee evaluatieverslagen indien de grondwatersanering niet gelijktijdig met de uitvoering van de grondsanering is afgerond.Als dan wordt na de uitvoering van de grondsanering een (evaluatie)verslag ingediend van de grondsanering en na uitvoering van de grondwatersanering een (evaluatie)verslag van de grondwatersanering.
Overtreding van het bepaalde bij de artikelen 8, 9 en 10 is een strafbaar feit en wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4 derde lid van de Wet milieubeheer aangewezen ambtenaren.
Artikel 15 Saneringen in opdracht van het college
Op saneringen in opdracht van het college zijn de artikelen 2 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.
's-Hertogenbosch,
De gemeenteraad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
drs. A. van der Jagt mr. dr. A.G.J.M. Rombouts
Bijlage 1 Aanvullende gegevens welke vermeld moeten worden in het saneringsplan
gegevens over de situering en het gebruik van de saneringslocatie waaronder in ieder geval de huidige en toekomstige bodemfunctie (zoals beschreven in de Circulaire bodemsanering 2006, gewijzigd 1/10/08) en de ligging in of in de nabijheid van bijvoorbeeld een (grondwater)beschermingsgebied of ander kwetsbaar object;
Bijlage 2 Aanvullende gegevens welke vermeld moeten worden in het saneringsverslag
de aanwijzing(en) welke het college op grond van artikel 38, vierde lid en/of artikel 39, vijfde lid van de wet heeft gegeven omtrent de verdere uitvoering van de sanering, die een wijziging inhouden van onderdelen van het saneringsplan waarmee door het college is ingestemd alsmede een beschrijving van de uitvoer van deze aanwijzing(en);
Toelichting op de verordening bodemsanering gemeente 's-Hertogenbosch 2009
Sinds 1 januari 2002 is de gemeente ’s-Hertogenbosch voor de toepassing van de Wet bodembescherming (Wbb) gelijkgesteld met een provincie. Dit is geregeld in het Besluit aanwijzing Bevoegd gezag gemeenten Wet bodembescherming.
In het kader van deze “nieuwe” bevoegdheid heeft de gemeenteraad bij haar besluit van 24 januari 2002 de “Verordening op de bodemsanering 2002” vastgesteld.
Sindsdien zijn er diverse wijzigingen in beleid en wetgeving opgetreden die onder meer beogen de bodemsaneringsoperatie te versnellen, procedures te vereenvoudigen en bodemsanering goedkoper te maken.
Niet langer is de hoofdregel dat bodemverontreiniging geheel verwijderd moet worden maar dat een locatie minimaal geschikt moet worden gemaakt voor de beoogde functie. Bij mobiele verontreinigingen dient het risico van verspreiding van verontreinigde stoffen zoveel mogelijk beperkt te worden. Ook zijn er sinds 2006 een tweetal nieuwe wettelijke plannen geïntroduceerd, het saneringsverslag en het nazorgplan.
Dit alles is de reden dat de “Verordening op de bodemsanering 2002” geactualiseerd moet worden.
De belangrijkste wijziging ten opzichte van de verordening uit 2002 is dat niet langer standaard wordt gekozen voor het toepassen van de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De ervaring heeft geleerd dat een dergelijke zware besluitvormingsprocedure in de meeste gevallen alleen maar vertragend werkt. Dit kwam vooral door de lange inspraakprocedure van zes weken waar echter zelden gebruik van werd gemaakt. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan dat bij grotere bodemsaneringsprojecten, waarbij veel belanghebbenden betrokken zijn, incidenteel voor deze procedure gekozen wordt. Voor gemeentelijke bodemsaneringsprojecten is daarnaast de gemeentelijke Inspraakverordening van toepassing. Op basis van artikel 4 lid 2 van de Inspraakverordening hebben wij besloten voor deze projecten c.q. beleidsvoornemens niet standaard afdeling 3.4 toe te passen.
Om de handhaving bij bodemsanering te verbeteren worden in de verordening een aantal meldplichten voorgeschreven. Dit betreft onder meer het verplicht melden van de start van een bodemsanering, het bereiken van de einddiepte en het einde van een bodemsanering.
In de verordening uit 2002 waren regels gesteld welke gegevens in het saneringsplan opgenomen moesten worden. In navolging van de Provinciale milieuverordening was dit een enorme lijst. Ook hier heeft de praktijk geleerd dat niet alle gegevens daadwerkelijk noodzakelijk zijn om een saneringsplan te kunnen beoordelen. Veel van de gegevens zijn daarom in deze verordening niet meer opgenomen. Wel zijn in deze verordening een aantal regels gesteld voor gegevens welke opgenomen moeten worden in de nieuwe wettelijke plannen, het saneringsverslag en het nazorgplan.
In deze bepaling worden de in de verordening gehanteerde begrippen omschreven. Aangesloten is bij de begrippen uit de Wbb en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Diverse begripsomschrijvingen, die reeds in de Wbb of Awb zijn beschreven, zijn niet herhaald.
In de wet wordt in artikel 1 gedefinieerd wat moet worden verstaan onder een geval van verontreiniging en wat onder een geval van ernstige verontreiniging. Niet in de wet is vastgelegd wat bedoeld wordt met het begrip verontreiniging.
Hierdoor is het onduidelijk tot hoever een geval van verontreiniging in beeld gebracht moet worden. In het Protocol nader onderzoek wordt gesteld dat een geval van verontreiniging wordt afgebakend door de isoconcentratielijn van de streefwaarde of achtergrondwaarde.
In deze verordening wordt van het gestelde in het Protocol afgeweken. De belangrijkste reden hiervoor is dat slechts indien er sprake is van een ernstige verontreiniging, d.w.z. concentraties van stoffen boven de interventiewaarde, schuldplichtigheid in de vorm van een potentiële saneringsverplichting ontstaat. Ook gebruiksbeperkingen kunnen slechts opgelegd worden indien er sprake is van een ernstige verontreiniging. Daarnaast is het ook niet langer wettelijk verplicht om bestaande bodemverontreiniging in zijn geheel, dus tot beneden de streefwaarde, te verwijderen.
Tenslotte is gebleken dat wanneer er geen stoffen boven de interventiewaarde worden aangetroffen er zelden aan het college verzocht wordt in een besluit vast te stellen dat er geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging.
Daarom wordt in het eerste lid van artikel 3 volstaan met de afbakening tot aan de interventiewaarde-contour indien de aanvraag slechts is gericht op het vaststellen of er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging.
Indien er sprake is van een saneringsvoornemen moet het geval uiteraard afgebakend worden tot aan het niveau van de terugsaneerwaarde. Hierop ziet het tweede lid van artikel 3. In de praktijk blijkt dat er vaak toch verdergaand gesaneerd wordt dan wettelijk wordt voorgeschreven. Een eenmaal gekozen en in het saneringsplan vastgelegde saneringsdoelstelling moet nu eenmaal ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Dit moet ook gecontroleerd kunnen worden. Dus indien iemand er voor kiest de gehele verontreiniging te verwijderen, zal het geval dus afgebakend moeten worden tot aan de streef- of achtergrondwaarde.
Lid 3 van artikel 3 vormt een uitzondering op de eerste twee. Hoewel er over het algemeen geen risico’s voor de mens aanwezig zijn indien de interventiewaarde niet overschreden wordt, zijn er uitzonderingen mogelijk. Het is namelijk niet uit te sluiten bij bijvoorbeeld het gecombineerd voorkomen van een aantal stoffen en een gevoelig bodemgebruik (bijvoorbeeld moestuin of kinderspeelplaats).
Dit artikel heeft te maken met het op 1 oktober 2006 in werking getreden Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo). Dit besluit beoogt de kwaliteit van de uitvoering te verhogen en de integriteit van de uitvoerders te verbeteren. Slechts door de minister van VROM erkende bedrijven mogen in dit besluit bepaalde werkzaamheden uitvoeren zoals de analyses voor milieuhygiënische bodemonderzoeken, de bewerking van verontreinigde grond, uitvoeren milieukundige begeleiding, uitvoeren van bodemsaneringen en het uitvoeren van veldwerk voor bodemonderzoek. Volgens het besluit Kwalibo zijn echter alleen de VROM-inspectie en de Inspectie voor Verkeer & Waterstaat bevoegd handhavend op te treden tegen de intermediairs die werken zonder erkenning of in afwijking van het onderliggende normdocument.
Om toch handhavend op te kunnen treden door het college bij bodemsaneringen (of andere kwalibo-activiteiten) is in artikel 4 voorgeschreven dat de uitvoering van bodemonderzoeken, bodemsaneringen en milieukundige begeleiding dienen te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit bodemkwaliteit (= opvolger van het Besluit Kwalibo) beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden.
De wet stelt enkele eisen aan de inhoud van het saneringsplan. De wettelijke eisen zijn de afgelopen jaren aangepast/aangescherpt naar aanleiding van ervaringen die zijn opgedaan bij de uitvoering en handhaving van saneringen. Ten gevolge van deze aanpassingen alsmede tengevolge opgedane ervaringen in de praktijk zijn de aanvullende eisen die ingevolge de verordening uit 2002 werden gesteld aan de inhoud van een saneringsplan sterk verminderd.
Uit de wet vloeit voort dat indien de saneerder constateert dat van een goedgekeurd saneringsplan zal (moeten) worden afgeweken, hij twee weken voorafgaande aan de uitvoering hiervan melding aan het college moet doen.
Het college beoordeelt vervolgens binnen twee weken of de afwijking binnen de gekozen saneringsdoelstelling past en acceptabel is. Indien sprake is van een belangrijke wijziging van het saneringsplan (bijvoorbeeld een ander saneringsresultaat), dan moet het college een nieuw saneringsplan verlangen. Met dit saneringsplan zal volgens de gebruikelijke besluitvormingsprocedure weer moeten worden ingestemd.
Voor het beoordelen van een melding tot wijziging van het saneringsplan is het noodzakelijk te vernemen welke afwijkingen zijn geconstateerd en welke gevolgen die hebben ten opzichte van het eerder goedgekeurde saneringsplan en ook de reden om van het goedgekeurde saneringsplan af te wijken. Daarom wordt voor de te verstrekken gegevens aansluiting gezocht bij de gegevens die ingevolge artikel 5 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de wet dienen te worden verstrekt.
Met dit artikel wordt aangesloten bij het gestelde in de Provinciale Milieuverordening voor wat betreft de saneringsdoelstelling in (grondwater)beschermingsgebieden. Hiermee wordt beoogd de risico’s voor het grondwater als grondstof voor de drinkwatervoorziening maximaal weg te nemen.
In het verleden werd ingevolge de Verordening bodemsanering een evaluatierapport verlangd nadat de sanering was afgerond. De wet biedt thans formeel de wettelijke grondslag voor de indiening en goedkeuring van het evaluatierapport, thans genoemd saneringsverslag. Hiermee is een leemte in de wet hersteld. Belanghebbenden zijn nu verzekerd van rechtsbescherming tegen de goedkeuring van het saneringsverslag en derhalve tegen het oordeel van het college of op juiste wijze is gesaneerd. In aanvulling op de eisen die de Wbb stelt aan de inhoud van een saneringsverslag worden in dit artikel nog enkele aanvullende gegevens verlangd.
Ook het nazorgplan heeft een wettelijke status verkregen. Het college mag slechts met het nazorgplan instemmen indien de daarin opgenomen gebruiksbeperkingen of nazorgmaatregelen naar haar oordeel voldoende zijn om er voor te zorgen dat de restverontreiniging niet zal leiden tot kwaliteitsvermindering van de bodem. Ook in dit artikel worden, in aanvulling op de wettelijke eisen, nog wat aanvullende gegevens gevraagd. Gezien het feit dat het nazorgplan een nieuw wettelijk instrument is zal in de praktijk nog moeten blijken of de nu gevraagde gegevens voldoen.
De start van een sanering, bereiken van de einddiepte of beëindiging van een sanering niet of niet op tijd melden is strafbaar gesteld. Dit geldt ook voor saneringen die in opdracht van het college uitgevoerd worden (zie artikel 15).
Ten aanzien van de handhaving wordt vermeld dat de overheid bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke middelen kan hanteren. De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen zijn per definitie minder geschikt om de naleving te bevorderen van bepalingen met een éénmalige en tijdsafhankelijke verplichting. Bestuursrechtelijk handhaven is namelijk niet effectief omdat de gevolgen van die overtreding niet ongedaan gemaakt kunnen worden.
Overtreding van de artikelen 8 (start), 9 (bereiken einddiepte) en 10 beëindiging sanering zijn éénmalig, tijdsafhankelijk en vormen onomkeerbare momenten in het totale saneringstraject. Er is geen sprake van een economisch delict omdat hiervan alleen sprake kan zijn indien dit zo in de Wet op de economische delicten is bepaald. De strafbaarstelling vloeit voort uit de bevoegdheid die de gemeenteraad heeft op basis van artikel 154 van de Gemeentewet. In dit artikel staat letterlijk de strafmaat vermeld (raad is bevoegd geen andere of zwaardere straf te stellen als hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie).