Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oegstgeest

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Oegstgeest 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOegstgeest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Oegstgeest 2015
CiteertitelVerordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Oegstgeest 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 5 bevat een hardheidsclausule.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet, art. 8, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling

18-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 31-12-2014

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Oegstgeest 2015

De raad van de gemeente Oegstgeest,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Oegstgeest d.d. 25 november 2014, zaak nr. Z-14-04228;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet;

 

overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van de studietoeslag als bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet bij verordening te regelen;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Oegstgeest 2015

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt schriftelijk ingediend.

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het college beoordeelt of de aanvrager door objectiveerbare medische, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. Indien het college hier onvoldoende zicht op heeft, kan aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen worden verzocht hierover een advies uit te bengen.

Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

  • 1.

    Een individuele studietoeslag wordt toegekend zolang de betreffende persoon voldoet aan onderstaande voorwaarden:

    • a.

      de voorwaarden voor de individuele studietoeslag zoals bepaald in de Participatiewet, én

    • b.

      de betreffende persoon ontvangt studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, én

    • c.

      de betreffende persoon is door objectiveerbare medische, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat tot het verdienen van het wettelijk minimumloon.

  • 2.

    Een individuele studietoeslag kan eenmaal per kalenderjaar worden aangevraagd en wordt toegekend voor telkens een periode van maximaal 12 maanden en in 12 gelijke, maandelijkse delen betaalbaar gesteld.

  • 3.

    De betaling eindigt in de maand direct volgend op de maand waarin niet meer aan de voorwaarden zoals genoemd onder lid 1. onderdeel a. b. of c. wordt voldaan.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

De individuele studietoeslag bedraagt 25% van de norm voor gehuwden zoals bedoeld in artikel 21 onderdeel b van de Participatiewet, of wanneer belanghebbende jonger is dan 21 jaar de norm voor gehuwden zoals geregeld in artikel 20 lid 2 onderdeel b van de Participatiewet.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Oegstgeest 2015’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014.

voorzitter,

griffier,

Toelichting

Algemeen

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

 

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid Participatiewet).

 

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • -

    18 jaar of ouder is;

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • -

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

     

Aanvankelijk was sprake dat een persoon niet in staat moest zijn om “met voltijdse arbeid” het wettelijk minimumloon te verdienen, daarmee zouden echter personen met uitsluitend een urenbeperking niet in aanmerking komen. Om deze regeling ook te laten gelden voor personen die weliswaar per uur in staat zijn het minimumloon te verdienen maar die niet in staat zijn om voltijds

te werken, is de zinsnede “met voltijdse arbeid” door de wetgever geschrapt.

 

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen, al kan de raad dit wel zo in de verordening regelen. Het recht op studiefinanciering is afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet, al kan de raad (zoals hierboven aangegeven) dit wel in de verordening regelen.

De artikelen 12 (onderhoudsplicht ouders), 43 (door echtgenoten gezamenlijk aangevraagd), 49 (als lening ter aflossing van schulden) en 52 (voorschot) van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

 

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 1. Indienen verzoek

Het college kan aan personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de participatiewet, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet.

 

Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb) en wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb).

De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

 

De studietoeslag is een individuele, aan de persoon toegekende uitkering in de vorm van bijzondere bijstand.

 

Wanneer belanghebbende volgens de participatiewet een gezamenlijke huishouding voert gelden de vermogensgrenzen zoals die gelden voor het gezin. Dus ook het vermogen van een eventuele partner wordt meegenomen. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat er recht bestaat op deze toeslag.

 

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

  • -

    18 jaar of ouder is;

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • -

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

     

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium wordt in deze verordening geregeld dat het college advies kan inwinnen bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het gaat om het advies met betrekking tot het oordeel of een persoon met arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en de gemeente niet in staat is om dit zelf te kunnen beoordelen. Daar is in deze verordening aan toe gevoegd dat de persoon door objectiveerbare medische, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon. De wetgever heeft deze doelgroep weliswaar beoogt maar dit niet expliciet zo in de wet geregeld, om deze reden is dit in deze verordening volledigheidshalve toegevoegd. Deze bepaling sluit aan bij de doelgroepbepaling van het instrument loonkostensubsidie en zorgt ervoor dat gemeenten geen apart beoordelingsinstrument hoeven te ontwikkelen. Dit draagt bij aan de uitvoerbaarheid van de studietoeslag.

 

Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

Lid 1, onderdeel a.

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

  • personen die algemene bijstand ontvangen;

  • personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en

  • niet-uitkeringsgerechtigden.

     

Voorts dient de persoon 18 jaar of ouder te zijn, recht te hebben op studiefinanciering of Wtos, geen in aanmerking te nemen vermogen te hebben en niet in staat te zijn het wettelijk minimumloon te verdienen maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie te hebben.

 

onderdeel b. Ontvangen studiefinanciering of Wtos

Hoewel voor het recht op een individuele studietoeslag het in beginsel voldoende is dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS, is in onderdeel b. geregeld dat de groep beperkt wordt tot de groep studenten die daadwerkelijk studiefinanciering of WTOS ontvangen. De wetgever heeft met de studietoeslag, net als binnen de WAJONG, een tegemoetkoming willen regelen voor studenten die door een beperking niet in staat zijn een bijbaantje naast hun studie te hebben en daardoor moeten lenen. De wet is echter zo ruim opgesteld dat een student met bijvoorbeeld een volledige WIA of WWB uitkering eveneens voor de tegemoetkoming in aanmerking kan komen terwijl het probleem van onvoldoende financiële armslag dan niet speelt.

De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - moeten aantonen dat hij studiefinanciering of een tegemoetkoming ontvangt, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO.

 

onderdeel c. door objectiveerbare medische, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat tot het verdienen van het wettelijk minimumloon

Nu jongeren met een beperking én arbeidsvermogen niet meer in de Wajong kunnen instromen wilde men in de Participatiewet een vergelijkbare regeling als de studieregeling binnen de Wajong creëren. De studieregeling binnen de Wajong is eveneens slechts toegankelijk voor personen met een objectiveerbare medische, psychische of verstandelijke beperking. Om die reden hebben we dat in deze verordening toegevoegd.

 

Lid. 2

Periodiek wordt gecontroleerd of betrokkene nog aan de voorwaarden voldoet, overigens heeft betrokkene ook zelf een inlichtingenplicht. Om echter grote terugvorderingen te voorkomen is in dit lid bepaald dat de toeslag voor telkens een periode van maximaal 12 maanden, kan worden toegekend.

 

Lid. 3

Aangezien het ongewenst is dat de toeslag blijft doorlopen na het beëindigen van de studie, is bepaald dat de toeslag stopt zodra betrokkene niet meer aan de voorwaarden onder a, b, en c, voldoet. De voorwaarden die op de datum van aanvraag gelden, gelden dus ook voor de voortzetting van het recht op de individuele studietoeslag. Wanneer de studietoeslag in september voor een periode van 12 maanden wordt toegekend, en belanghebbende staakt de studie in november van datzelfde jaar dan vindt vanaf december geen betaling meer plaats.

 

Om recht te doen aan de functie van inkomensondersteuning, wordt de toeslag per maand uitbetaald.

 

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt 25% van de norm voor gehuwden zoals bedoeld in artikel 21 onderdeel b van de Participatiewet of lager wanneer er sprake is van een persoon onder de 21 jaar.

 

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

 

Artikel 5. Hardheidsclausule

Dit artikel regelt de mogelijkheid om in bijzondere situaties waarbij toepassing van de verordening zou leiden tot voor belanghebbende(n) onaanvaardbare en onredelijke consequenties, het college de mogelijkheid heeft om een afwijkend besluit te kunnen nemen.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

 

Artikel 7. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.