Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel |
Citeertitel | Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-04-2019 | Wijziging artt. 1 - 3, 5, 6, 6a, 6c, 7, 8, 9a, 9b, 10 - 14, 14b, 14d, 15 - 16a, 17 - 20, Toelichting | 09-04-2019 | 2019/0054838 | ||
02-07-2016 | 18-04-2019 | wijziging artikel(en) | 28-06-2016 Provinciaal Blad nr. 3817 | 2016/0213545 | |
07-10-2014 | 02-07-2016 | wijziging artikel(en) | 23-09-2014 Provinciaal Blad 2014/0257601 | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 23 september 2014, kenmerk 2014/0209382 | |
26-09-2013 | 07-10-2014 | Artikelen in de hoofdstuk 1, 3 en 4. | 24-09-2013 Provinciaal Blad 2013/0314442 | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 24 september 2013, kenmerk 2013/0304545 | |
20-09-2012 | 26-09-2013 | wijziging artikel(en) | 18-09-2012 Provinciaal Blad 2012/0203512 | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 18 september 2012, kenmerk 2012/0203512 | |
27-09-2011 | 20-09-2012 | wijziging artikel(en) | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 19 september 2011, kenmerk 2011/0161423 | - | |
03-02-2011 | 27-09-2011 | wijziging artikel(en) | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 12 oktober 2010, kenmerk 2010/0148172 | - | |
01-01-2010 | 16-10-2010 | nieuwe regeling | 22-09-2009 Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 22 september 2009, kenmerk 2009/0142627 | - |
Het Subsidiestelsel Natuur- en Landschap (SNL) bestaat in Overijssel uit twee subsidieregelingen, namelijk de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 (SRNL 2016) en de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel (SKNL). Elke provincie heeft deze regelingen voor haar grondgebied vastgesteld. De SRNL 2016 is gericht op beheer van bestaande (agrarische) natuur en landschap. De SKNL is bedoeld voor grondgebruikers die grond geschikt willen maken voor (agrarisch) natuurbeheer en voor natuurbeheerders die de kwaliteit van de natuur verder willen ontwikkelen en verhogen.
Deze subsidieregeling regelt twee subsidies: de investeringssubsidie en de subsidie functieverandering. Deze subsidies zijn los van elkaar aan te vragen, of gecombineerd.
Een eigenaar van landbouwgrond kan ervoor kiezen om de landbouwgrond blijvend om te zetten naar natuurterrein. De subsidie functieverandering kan, in door GS bepaalde gebieden, worden verstrekt om de waardedaling van de landbouwgrond als gevolg van de omzetting naar natuurterrein te compenseren. Het is de taak van de aanvrager om de benodigde toestemmingen en vergunningen voor deze omzetting aan te vragen en te verkrijgen. Te denken valt onder meer aan de noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan.
Met de begunstigde wordt binnen een jaar na toekenning van de subsidie een kwalitatieve verplichting afgesloten om te zorgen dat het gewenste natuurdoel op het perceel niet wordt geschaad en/of deze grond niet weer landbouwkundig in gebruik wordt genomen.
Voor de feitelijke inrichting van de omgezette grond, met andere woorden de realisatie van een natuurbeheertype of een landschapsbeheertype op de betreffende grond, kan een investeringssubsidie worden aangevraagd voor door GS bepaalde gebieden. Daarnaast is verstrekking van investeringssubsidie mogelijk voor de verhoging van de kwaliteit van bestaande natuur.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
Indien een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, wordt de aanvraag voor toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de dag waarop de eerste indiening heeft plaatsgevonden, plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag, en de dag waarop de aangevulde aanvraag door de Gedeputeerde Staten is ontvangen.
Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld, rangschikken zij per subsidieplafond volledige aanvragen met dezelfde ontvangstdatum door loting, voor zover op die datum het subsidieplafond dreigt te worden overschreden. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst voor subsidie in aanmerking.
Artikel 4 (indiening aanvraag)
Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.
Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)
Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:
Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.
Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)
Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap
Artikel 8 (grondslag subsidie)
Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.
Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:
tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onmogelijk wordt.
Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapsbeheertype nog verplichtingen rusten op grond van:
tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapsbeheertype door die maatregelen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onmogelijk wordt.
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positieve prétoets van Gedeputeerde Staten of door Gedeputeerde Staten aan te wijzen adviseur omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.
Artikel 10 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v, of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:
één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.
In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapsbeheertypen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.
Artikel 11 (subsidievoorwaarden)
Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;
Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapsbeheertype te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde regeling wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.
Indien een begunstigde subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de begunstigde toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.
Artikel 12 (subsidieverplichtingen)
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na de datum van bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken Gedeputeerde Staten en de begunstigde in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.
Artikel 14c (subsidievaststelling)
De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.
Indien een begunstigde van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:
Uiterlijk zes weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de begunstigde een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.
Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.
Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering
Artikel 15. (grondslag subsidie functieverandering)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:
Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:
Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:
Artikel 18 (subsidievoorwaarden)
Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak; 20
Artikel 19. (Subsidieverplichtingen)
De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:
binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de begunstigde en de provincie tot stand komt waarin is opgenomen:
de kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapsbeheertype en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
Artikel 20. (vaststelling subsidie functieverandering)
De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen taxateur. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.
Artikel 21 (geen toepassing hardheidsclausule)
Artikel 6, lid 3 van de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005 is niet van toepassing.
Op aanvragen die zijn ingediend vóór 22 september 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.
[Toelichting: In het kader van de SKNL kunnen twee subsidieplafonds worden vastgesteld, namelijk één subsidieplafond voor alle vormen van investeringssubsidie en één plafond voor subsidie functieverandering. Voor investeringssubsidies geldt namelijk dat de aanvraag meerdere vormen van investeringssubsidie omvat. Het is in dergelijke gevallen vrijwel onmogelijk om bepaalde inrichtingsmaatregelen geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan één van de (aangevraagde) vormen van investeringssubsidie, omdat die maatregel als één kostenpost zal worden opgegeven.
Om Gedeputeerde Staten een sturingsinstrument te geven, is opgenomen dat zij bepaalde gebieden, aanvragers of subsidies kan uitsluiten. Een bijzonder aandachtspunt is de mogelijke uitsluiting van subsidies functieverandering.
Zoals hiervoor beschreven zijn de subsidie functieverandering en de investeringssubsidie gescheiden gehouden om de aanvrager zoveel mogelijk flexibiliteit ten aanzien van de financiering te bieden. Dat laat onverlet dat er een zekere samenhang tussen beide subsidies is. Het louter “op papier” omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein (middels functieverandering), zonder dat het aldus ontstane natuurterrein feitelijk wordt ingericht, draagt immers niet bij aan de doelstellingen van de SKNL.
Het voorgaande betekent dat als Gedeputeerde Staten investeringssubsidie uitsluiten voor een bepaald beheertype, er ook geen subsidie functieverandering aangevraagd kan worden indien de aanvrager beoogt na de functieverandering een dergelijk uitgesloten beheertype te realiseren. Deze uitsluiting geldt ongeacht of die realisatie plaats zou vinden op grond van een aanvraag voor een investeringssubsidie of op grond van een realisatieplan.
Als Gedeputeerde Staten een nieuwe openstellingsperiode en een bijbehorend subsidieplafond vaststellen, dan wordt de regeling of het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad. ]
[Toelichting: Op de zogenaamde ambitiekaart, die een onderdeel vormt van het natuurbeheerplan, wordt door Gedeputeerde Staten aangegeven voor welke gronden een subsidie functieverandering of een investeringssubsidie verstrekt kan worden. De ambitiekaart vormt dus de basis voor SKNL-aanvragen. Bovendien wordt op deze kaart aangegeven welk beheertype op de betreffende grond ingericht kan worden en in welke natuurkwaliteit. Dit is van belang voor de vraag welke investeringssubsidie aangevraagd en verstrekt kan worden.
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend nadat een zogenaamde prétoets heeft plaatsgevonden. Doel van deze prétoets is de kwaliteit van de aanvragen te verhogen en het aldus voorkomen van onnodige administratieve en uitvoeringslasten voor zowel de aanvrager als de provincie. De aanvrager dient de (positieve) prétoets bij de aanvraag te voegen.
Het is mogelijk dat Gedeputeerde Staten op de ambitiekaart nog geen natuurbeheertype hebben aangegeven dat ter plekke gerealiseerd kan worden. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien nog geen definitieve keuze is gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van het betreffende gebied. In dergelijke gevallen zal, alvorens een aanvraag voor een investeringssubsidie ingediend kan worden, eerst bepaald moeten worden of het natuurbeheertype dat de aanvrager wenst te realiseren past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling.
De procedure werkt als volgt: de aanvrager geeft aan welke natuurbeheertype hij op de betreffende grond wenst te realiseren. Gedeputeerde Staten beoordelen of dit voorstel past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling. Is dit het geval, dan wordt de ambitiekaart aangepast, in die zin dat het te realiseren natuurbeheertype wordt “ingevuld”. Deze invulling is noodzakelijk zodat kan worden getoetst of het verstrekken van de investeringssubsidie in overeenstemming is met het natuurbeheerplan. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat Gedeputeerde Staten de ambitiekaart hebben aangepast. ]
[Toelichting: Investeringssubsidie respectievelijk subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van de genoemde regelingen. Reden hiervoor is dat het in beginsel niet mogelijk is om aan de uit die regelingen voortvloeiende beheerverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd de investering dan wel de functieverandering te realiseren.
Ten aanzien van investeringssubsidies is hierop een uitzondering mogelijk als de inrichtingsmaatregelen niet dermate ingrijpend zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype of landschapsbeheertype belemmerd wordt. In dat geval kan de reeds verstrekte subsidie op grond van de genoemde regelingen worden gehandhaafd en de investeringssubsidie worden verstrekt. Of een dergelijke situatie zich voordoet zal per geval beoordeeld moeten worden.
Het is overigens ook mogelijk een verzoek in te dienen om de eerdere subsidie in te trekken. In dergelijke gevallen is de kans echter zeer groot dat de reeds verstrekte subsidie op grond van die regeling (al dan niet in de vorm van voorschotten) teruggevorderd zal worden. ]
[Toelichting: Beschrijving ondergrond: beschrijf de opbouw van de ondergrond (formaties). De dominante lithologie, de watervoerende pakketten en de slecht doorlatende lagen.
Reliëf en hoogteligging: Beschrijf de hoogte verschillen en de expositie voor relevante soorten en doelvegetaties. Opname van een hoogtekaart is wenselijk
Hydrologie: Beschrijf welke positie het plangebied inneemt in het watersysteem en de werking van het watersysteem (regionale kwel, voeding uit lokale dekzandruggen, inzijging etc). Beschrijf de hoogste (GHG) en de laagste grondwaterstand (GLG) onder maaiveld (gebaseerd op veldmetingen of peilbuizen). Beschrijf de karakteristieken van de actuele en historische oppervlaktewateren (denk aan vennen, beken, sloten etc). Beschrijf wanneer mogelijk (oppervlaktewater en GHG < 120 cm) de waterkwaliteit (minimaal het elektrisch geleidingsvermogen (EGV), Ca2+, Alkaliniteit, Cl-, pH en ionenratio).
Bodem: beschrijf de in het veld aangetroffen bodemtypen en de bijbehorende processen (inzijging, laterale doorstroming, kwel, zuur of basenhoudend). Beschrijf de onderscheiden horizonten en de pH per horizont. Beschrijf of sprake is van verdroging.
Flora en fauna: beschrijf de actuele vegetatie. Beschrijf het voorkomen van (doel)soorten in (de omgeving van) het plangebied. Beschrijf indicatorsoorten. Beschrijf wanneer mogelijk historische data flora en fauna. (Optioneel: beschrijf hoe de soorten het plangebied gebruiken, in welke fasen van het leven van de soort).
Landschap en Cultuurhistorie: beschrijf globaal hoe de mens het plangebied vanaf 1800 heeft gebruikt. Beschrijf welke cultuurhistorische elementen en structuren nog in het plangebied aanwezig zijn (houtwallen en singels, grafheuvels, heiderestanten etc). Optioneel: beschrijf hoe de mens het gebied heeft beïnvloed vanaf de prehistorie tot het heden.
Nutriëntenhuishouding: beschrijf de nutriëntenhuishouding (bodemvocht en bodem) die van invloed is op de vegetatieontwikkeling (bijv. fosfaatgehalte in de bodem) of motiveer waarom onderzoek naar de nutriëntenhuishouding niet is uitgevoerd, waarbij de motivatie de gekozen inrichtingsmaatregelen rechtvaardigt.
Ruimtelijke kwaliteit: beschrijf de landschapskenmerken, -knelpunten en –kwaliteiten (o.a. conform catalogus gebiedskenmerken ruimtelijke kwaliteit). Beschrijf de ruimtelijke samenhang tussen het plangebied en de omgeving (en welke visie ligt hier aan ten grondslag).]
[Toelichting: Bij de motivering van de treffen maatregelen wordt gebruik gemaakt van:
De beschrijving van de natuurdoelen in het natuurbeheerplan: deze zijn in de tekst en in de bijlage van het natuurbeheerplan opgenomen.
De a-biotische potenties voor de beheertypen: op grond van de analyse van de huidige situatie (artikel 10 lid 1 a) wordt de meest geschikte locatie van de beheertypen bepaald.
De samenhang met de waterdoelen voor dit gebied (beekherstel/retentie): naast doelen voor natuur kunnen er in dit gebied ook doelen op het gebied van water liggen, zoals herstel van het natuurlijke karakter van beken en waterretentie. Deze worden geïntegreerd in de subsidieaanvraag.
De ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit: de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit zoals vastgelegd in o.a. de “atlas Ruimtelijke kwaliteit” (onderdeel omgevingsvisie Overijssel) wordt mede gebruikt bij het bepalen van de te treffen maatregelen.]
[Toelichting: Het treffen van inrichtingsmaatregelen betekent een wijziging van de bestaande situatie. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van de grond indien de aanvrager van de investeringssubsidie een ander dan de eigenaar is. Is op de betreffende grond ook een recht van erfpacht gevestigd en is de aanvrager noch de eigenaar, noch de erfpachter, dan dient de aanvraag bovendien vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de erfpachter. ]
[Toelichting: In lid 4 is bepaald dat begunstigden op basis van de Landinrichtingswet een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie dienen te overleggen. Zij beheren het perceel namelijk op grond van een plan van tijdelijk gebruik. Een dergelijk plan moet echter jaarlijks worden gemaakt. Op het moment van aanvragen staat (juridisch) nog niet vast dat zij later ook daadwerkelijk het eigendom verkrijgen. Met het toevoegen van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie wordt dit voldoende afgedekt. Op zich geldt dit ook met betrekking tot de landinrichting die plaatsvindt op basis van de Wilg (subonderdeel iv). Op basis van de Wilg heeft Gedeputeerde Staten echter de rol van de landinrichtingscommissie overgenomen. Op dat moment is het dus niet meer nodig dat zo’n overeenkomst wordt overlegd, aangezien de subsidieverlener en diegene die zo’n overeenkomst afgeeft een en dezelfde partij zijn. ]
[Toelichting: Na het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen waarvoor een investeringssubsidie is verstrekt, dient de ontvanger van die subsidie het gerealiseerde ten minste 6 jaar in stand te houden. De begunstigde kan ervoor kiezen om vervolgens een corresponderende subsidie aan te vragen op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016. De instandhouding wordt in dat geval gegarandeerd door de subsidievoorwaarden die aan deze beheersubsidie zijn verbonden. Als alternatief kan de begunstigde ook opteren voor een instandhouding zonder subsidie, bijvoorbeeld omdat hij niet gebonden wil zijn aan de subsidievoorwaarden van de SRNL 2016. ]
[Toelichting: De subsidieontvanger zal na afronding van de inrichtingsmaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen. Middels die aanvraag legt hij verantwoording af dat de subsidiabele activiteiten ook daadwerkelijk en correct zijn uitgevoerd.
Bij grote en/of langdurige projecten is een jaarlijks verslag wenselijk om te waarborgen dat de inrichtingsmaatregelen correct en binnen het budget gerealiseerd worden. Waar nodig kan dan bijgestuurd worden. Het ligt echter niet in de rede om ook bij kleinere inrichtingsprojecten een dergelijke rapportage te verlangen. Daarom is bepaald dat, indien de inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond, geen jaarlijks verslag ingediend hoeft te worden. De verantwoording kan in dergelijke gevallen plaatsvinden via de aanvraag tot subsidievaststelling. ]
[Toelichting: De kosten die in aanmerking komen voor vergoeding op grond van een aanvraag voor investeringssubsidie worden opgesomd in artikel 13, eerste lid, van de SKNL. Zo worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investeringsplan.
Kosten voor aanloopbeheer vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel j (overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering). Onder ‘aanloopbeheer’ wordt verstaan de beheermaatregelen die noodzakelijk zijn in de periode tussen inrichting en het regulier beheer om het gewenste beheertype te realiseren.
Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, et cetera vallen niet onder het tweede lid, onderdeel d (recreatieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsidiabel. ]
[Toelichting: In lid 1 worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investeringsplan.
Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, etc vallen niet onder lid 2 sub d (recreatieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsidiabel. ]
[Toelichting: Lid 2 geeft onder g aan dat aanschaf van materialen niet subsidiabel is, tenzij de aanschaf noodzakelijk is voor het treffen van maatregelen bedoeld in het eerste lid. Daarmee gaat het dus om maatregelen die nodig zijn om de inrichting uit te voeren. Het kan daarbij gaan om materialen die nodig zijn voor het aanbrengen van een raster, afvoer van grond en dergelijke. ]
[Toelichting: Vooral bij inrichtingsmaatregelen van langere duur, zoals bijvoorbeeld op basis van een programma van éénmalige investeringen, kan het wenselijk zijn om voorafgaand aan de subsidievaststelling reeds voorschotten te verstrekken om in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de begunstigde te voorzien.
Er kan slechts één voorschot per jaar worden verstrekt, waarbij het voorschotbedrag minimaal € 500,- en maximaal 80% van de totale investeringssubsidie, zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, kan bedragen. Het minimumbedrag is opgenomen omdat de uitvoeringslasten en –kosten anders niet in verhouding staan tot de hoogte van het te verstrekken voorschot. Bovendien is dit drempelbedrag niet zo hoog dat niet redelijkerwijs van de subsidieontvanger verlangd kan worden dat hij die financiële last tijdelijk zelf draagt. Het maximumpercentage is opgenomen om te voorkomen dat Gedeputeerde Staten in één jaar een zeer groot bedrag aan voorschotten moeten reserveren.
In totaal kan er voor niet meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten worden verleend. Deze bepaling is opgenomen om terugvordering van voorschotten zoveel mogelijk te voorkomen indien bij de subsidievaststelling blijkt dat er reeds een hoger bedrag aan voorschotten is uitbetaald. ]
[Toelichting: De subsidieontvanger zal na afronding van de inrichtingsmaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen. Middels die aanvraag legt hij verantwoording af dat de subsidiabele activiteiten ook daadwerkelijk en correct zijn uitgevoerd.
Bij grote en/of langdurige projecten is een jaarlijks verslag wenselijk om te waarborgen dat de inrichtingsmaatregelen correct en binnen het budget gerealiseerd worden. Waar nodig kan dan bijgestuurd worden. Het ligt echter niet in de rede om ook bij kleinere inrichtingsprojecten een dergelijke rapportage te verlangen. Daarom is bepaald dat, indien de inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond, geen jaarlijks verslag ingediend hoeft te worden. De verantwoording kan in dergelijke gevallen plaatsvinden via de aanvraag tot subsidievaststelling. ]
[Toelichting: Investeringssubsidie respectievelijk subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van de genoemde regelingen. Reden hiervoor is dat het in beginsel niet mogelijk is om aan de uit die regelingen voortvloeiende beheerverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd de investering dan wel de functieverandering te realiseren.
Ten aanzien van investeringssubsidies is hierop een uitzondering mogelijk als de inrichtingsmaatregelen niet dermate ingrijpend zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype of landschapsbeheertype belemmerd wordt. In dat geval kan de reeds verstrekte subsidie op grond van de genoemde regelingen worden gehandhaafd en de investeringssubsidie worden verstrekt. Of een dergelijke situatie zich voordoet zal per geval beoordeeld moeten worden.
Het is overigens ook mogelijk een verzoek in te dienen om de eerdere subsidie in te trekken. In dergelijke gevallen is de kans echter zeer groot dat de reeds verstrekte subsidie op grond van die regeling (al dan niet in de vorm van voorschotten) teruggevorderd zal worden. ]
[Toelichting: Wanneer functieverandering heeft plaatsgevonden, moet tevens inrichting plaatsvinden gericht op de realisatie van een natuurbeheertype, landschapsbeheertype of de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.
Als een aanvraag voor een subsidie functieverandering niet vergezeld gaat van een aanvraag voor investeringssubsidie, zal een zogenaamd realisatieplan moeten worden bijgevoegd. In dit realisatieplan beschrijft de aanvrager op welke wijze hij het terrein wenst in te richten en te beheren. De beoogde eindsituatie zal immers duidelijk moeten zijn om de waardedaling, en daarmee de hoogte van de subsidie functieverandering, te kunnen bepalen. De subsidie functieverandering kan worden afgewezen indien de voorgestelde wijze van inrichten en beheer naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet bijdraagt aan de doelstellingen van de SKNL zoals verwoord in het natuurbeheerplan. ]