Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel |
Citeertitel | Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-07-2016 | 18-04-2019 | wijziging artikel(en) | 28-06-2016 Provinciaal Blad nr. 3817 | 2016/0213545 | |
07-10-2014 | 02-07-2016 | wijziging artikel(en) | 23-09-2014 Provinciaal Blad 2014/0257601 | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 23 september 2014, kenmerk 2014/0209382 | |
26-09-2013 | 07-10-2014 | Artikelen in de hoofdstuk 1, 3 en 4. | 24-09-2013 Provinciaal Blad 2013/0314442 | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 24 september 2013, kenmerk 2013/0304545 | |
20-09-2012 | 26-09-2013 | wijziging artikel(en) | 18-09-2012 Provinciaal Blad 2012/0203512 | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 18 september 2012, kenmerk 2012/0203512 | |
27-09-2011 | 20-09-2012 | wijziging artikel(en) | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 19 september 2011, kenmerk 2011/0161423 | - | |
03-02-2011 | 27-09-2011 | wijziging artikel(en) | Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 12 oktober 2010, kenmerk 2010/0148172 | - | |
01-01-2010 | 16-10-2010 | nieuwe regeling | 22-09-2009 Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 22 september 2009, kenmerk 2009/0142627 | - |
Bij de decentralisatie van Programma Beheer als onderdeel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied ILG per 1 januari 2007 hebben de provincies twee subsidieregelingen vastgesteld: de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) en de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (PSAN). Deze provinciale regelingen waren de opvolgers van de tot dan geldende rijks subsidieregelingen voor natuurbeheer (SN) en agrarisch natuurbeheer (SAN) en daar ook in belangrijke mate op gebaseerd. Omdat die regelingen werden ervaren als ingewikkeld, rigide en gedetailleerd met te weinig mogelijkheden voor regionaal maatwerk, is bij de overgang afgesproken dat de provincies zich zullen inspannen om een nieuw, vereenvoudigd stelsel voor natuurbeheer in te voeren.
In nauw overleg met alle betrokkenen (LNV, terreinbeherende organisaties, organisaties van particulier en agrarische natuurbeheer, DLG, DR) is gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw stelsel.
Het nieuwe stelsel gaat uit van een samenspel van alle bij het beheer van het landelijk gebied betrokken partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de natuur(kwaliteit):
In het nieuwe stelsel wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer van bestaande (agrarische ) natuur en kwaliteitsimpulsen. De subsidie voor het beheer van de (agrarische) natuur wordt via de nieuwe Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer direct geregeld tussen beheerder en provincie.
De kwaliteitsimpulsen (inrichting, zware kwaliteitsinvesteringen en functieverandering) verlopen via het gebiedsgerichte proces en worden volgens de ILG systematiek gefinancierd via de provinciale ILG Verordening. Daarom wordt het budget voor inrichting en functieverandering uit het huidige Programma Beheer ook toegevoegd aan het integrale ILG-budget onder het pMJP.
De aanvragen voor subsidies voor inrichting en functieverandering worden door de provincie getoetst aan het brede pMJP en de doelen in het natuurbeheerplan. Dat plan stellen Gedeputeerde Staten op basis van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer vast. In dat plan wordt niet alleen aangegeven welk beheer mogelijk is van bestaande natuur en agrarische natuur, maar wordt ook bepaald waar nog nieuwe natuur of agrarische natuur en landschapselementen aangelegd moeten worden of waar nog een kwaliteitsimpuls moet plaatsvinden.
De onderhavige subsidieregeling is op een IPO model gebaseerd en maakt onderdeel uit van de provinciale Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007. Alle daarin opgenomen bepalingen zijn op de subsidieverlening van toepassing, voor zover deze in de onderhavige subsidieregeling niet nader worden geregeld.
Deze subsidieregeling regelt twee subsidievormen: de investeringssubsidie en de subsidie functieverandering.
Er kan subsidie worden verleend voor inrichtingsprojecten ten behoeve van: omzetting van landbouwgrond naar natuur, herstel en behoud van bestaande natuur en landschap, kwaliteitsverbetering van bestaande natuur en voor de aanleg van landschapselementen. Aanvragen kunnen worden ingediend door beheerders (TBO’s, agrariër en particulier) die landbouwgrond, natuurgrond en/of landschapselementen in eigendom of erfpacht (>25 jaar) hebben. Dit geldt ook voor Staatsbosbeheer. De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, Defensie, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein, gemeenten en provincies zijn uitgesloten van deze subsidie. De subsidie bedraagt maximaal 95% van de subsidiabele kosten.
Subsidie voor functieverandering
Subsidie voor functieverandering wordt verleend voor percelen die worden omgezet van landbouwgrond tot grond met de in het natuurbeheerplan aangegeven natuurdoelen. Tevens is het mogelijk subsidie te verkrijgen voor landbouwgrond waarop een landschapsbeheertype wordt aangelegd. De ondergrond van het landschapsbeheertype kan na aanleg van het landschapsbeheertype niet meer landbouwkundig worden gebruikt en wordt dus definitief uit productie genomen.
Provincies geven een vergoeding voor de waardevermindering die optreedt door deze functieverandering. Aanvragen kunnen worden ingediend door eigenaren (agrariër en particulier) van landbouwgrond.
De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, de rijksoverheid (Defensie, SBB, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein), provincies en gemeenten zijn uitgesloten van deze subsidie.
De subsidie wordt, binnen de staatssteunregels, gegeven als vergoeding van de waardevermindering van de grond door de omvorming van landbouwgrond naar natuurgrond of de aanleg van een landschapsbeheertype op landbouwgrond. Om de waardevermindering te bepalen wordt een taxatie uitgevoerd om te bepalen wat de huidige waarde van de landbouwgrond is. De restwaarde als natuurgrond is moeilijk te bepalen, zodat wordt aangenomen dat deze 15% is van de huidige waarde. Het verschil in waarde, zijnde 85% wordt als subsidie uitbetaald. Met de beheerder wordt binnen een jaar na toekenning van de subsidie een kwalitatieve verplichting afgesloten om te zorgen dat het gewenste natuurdoel op het perceel niet wordt geschaad en/of deze grond niet weer landbouwkundig in gebruik wordt genomen.
Evenals bij de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer gelden soms lichtere verplichtingen voor gecertificeerde beheerders. Zij kunnen subsidie aanvragen op programmaniveau in plaats van op projectniveau. Dat betekent dat zij voor verschillende terreinen voor verschillende doelen een gecombineerde aanvraag kunnen indienen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);
landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel t, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;
natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;
Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)
Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop gedeputeerde staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.
Artikel 4 (indiening aanvraag)
Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.
Artikel 6a (communautaire richtsnoeren voor staatssteun)
Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel.
Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap
Artikel 8 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doel de realisatie van een agrarisch beheerpakket.
Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld
zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies van Gedeputeerde Staten of door Gedeputeerde Staten aan te wijzen adviseur omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.
Artikel 10 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v, of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.
In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapselementen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.
Artikel 11 (subsidievoorwaarden)
Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;
Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van de provincie Overijssel heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde verordening wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.
Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.
Artikel 12 (subsidieverplichtingen)
De investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na de datum van bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken Gedeputeerde Staten en de subsidieontvanger in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.
Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)
Artikel 14c (subsidievaststelling)
De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.
Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:
Uiterlijk zes weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.
Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.
Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering
Artikel 17 (aanvraag subsidie)
In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapselement of het te realiseren beheerpakket landschap, te ontwikkelen en te beheren. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.
Artikel 18 (subsidievoorwaarden)
Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak; 12
Artikel 19. (Subsidieverplichtingen)
De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:
de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
Artikel 20. (vaststelling subsidie functieverandering)
De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen taxateur. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.
Artikel 21 (geen toepassing hardheidsclausule)
Artikel 6, lid 3 van de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005 is niet van toepassing.
Op aanvragen die zijn ingediend vóór 22 september 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.
[Toelichting: Hier wordt aangesloten bij het natuurbeheerplan dat Gedeputeerde Staten in het kader van de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer vaststellen. In dit plan wordt een beheertypekaart opgenomen die regelt waar men voor welke beheertypen beheervergoeding kan aanvragen. Deze beheertypekaart gaat uit van de bestaande situatie.
In het natuurbeheerplan wordt ook een ambitiekaart opgenomen. Deze ambitiekaart gaat uit van de kwalitatief gewenste situatie. Zo wordt duidelijk gemaakt waar nog nieuwe natuur aangelegd moet worden of waar nog een kwaliteitsverbetering moet plaatsvinden. Deze ambitiekaart vormt de basis voor subsidieverlening op basis van de onderhavige regeling. Met deze bepaling wordt de rechtsbasis voor vaststelling van deze ambitiekaart geregeld.
In principe bestaat de investeringsopgave uit het kwaliteitsverschil tussen de aanduiding op de beheertypekaart en de aanduiding op de ambitiekaart. ]
[Toelichting: Dit artikel regelt aan wie een investeringssubsidie kan worden verstrekt. Als begunstigden gelden diegenen die zeggenschap hebben over het perceel. Dat zijn in eerste instantie de eigenaren, waarbij niet is bepaald hoe lang de eigenaar zeggenschap moet hebben. Wel moet hij van het moment van aanvraag tot het moment van de beschikking eigenaar zijn. Dit laat de mogelijkheid open dat de eigenaar het terrein daarna verkoopt of in erfpacht uitgeeft. Voor erfpachters geldt wel de eis dat zij gedurende 25 jaar een erfpachtsovereenkomst moeten hebben. Hiermee wordt veiliggesteld dat de erfpachter gedurende een voldoende lange periode zeggenschap heeft. ]
[Toelichting: Beschrijving ondergrond: beschrijf de opbouw van de ondergrond (formaties). De dominante lithologie, de watervoerende pakketten en de slecht doorlatende lagen.
Reliëf en hoogteligging: Beschrijf de hoogte verschillen en de expositie voor relevante soorten en doelvegetaties. Opname van een hoogtekaart is wenselijk
Hydrologie: Beschrijf welke positie het plangebied inneemt in het watersysteem en de werking van het watersysteem (regionale kwel, voeding uit lokale dekzandruggen, inzijging etc). Beschrijf de hoogste (GHG) en de laagste grondwaterstand (GLG) onder maaiveld (gebaseerd op veldmetingen of peilbuizen). Beschrijf de karakteristieken van de actuele en historische oppervlaktewateren (denk aan vennen, beken, sloten etc). Beschrijf wanneer mogelijk (oppervlaktewater en GHG < 120 cm) de waterkwaliteit (minimaal het elektrisch geleidingsvermogen (EGV), Ca2+, Alkaliniteit, Cl-, pH en ionenratio).
Bodem: beschrijf de in het veld aangetroffen bodemtypen en de bijbehorende processen (inzijging, laterale doorstroming, kwel, zuur of basenhoudend). Beschrijf de onderscheiden horizonten en de pH per horizont. Beschrijf of sprake is van verdroging.
Flora en fauna: beschrijf de actuele vegetatie. Beschrijf het voorkomen van (doel)soorten in (de omgeving van) het plangebied. Beschrijf indicatorsoorten. Beschrijf wanneer mogelijk historische data flora en fauna. (Optioneel: beschrijf hoe de soorten het plangebied gebruiken, in welke fasen van het leven van de soort).
Landschap en Cultuurhistorie: beschrijf globaal hoe de mens het plangebied vanaf 1800 heeft gebruikt. Beschrijf welke cultuurhistorische elementen en structuren nog in het plangebied aanwezig zijn (houtwallen en singels, grafheuvels, heiderestanten etc). Optioneel: beschrijf hoe de mens het gebied heeft beïnvloed vanaf de prehistorie tot het heden.
Nutriëntenhuishouding: beschrijf de nutriëntenhuishouding (bodemvocht en bodem) die van invloed is op de vegetatieontwikkeling (bijv. fosfaatgehalte in de bodem) of motiveer waarom onderzoek naar de nutriëntenhuishouding niet is uitgevoerd, waarbij de motivatie de gekozen inrichtingsmaatregelen rechtvaardigt.
Ruimtelijke kwaliteit: beschrijf de landschapskenmerken, -knelpunten en –kwaliteiten (o.a. conform catalogus gebiedskenmerken ruimtelijke kwaliteit). Beschrijf de ruimtelijke samenhang tussen het plangebied en de omgeving (en welke visie ligt hier aan ten grondslag).]
[Toelichting: Bij de motivering van de treffen maatregelen wordt gebruik gemaakt van:
De beschrijving van de natuurdoelen in het natuurbeheerplan: deze zijn in de tekst en in de bijlage van het natuurbeheerplan opgenomen.
De a-biotische potenties voor de beheertypen: op grond van de analyse van de huidige situatie (artikel 10 lid 1 a) wordt de meest geschikte locatie van de beheertypen bepaald.
De samenhang met de waterdoelen voor dit gebied (beekherstel/retentie): naast doelen voor natuur kunnen er in dit gebied ook doelen op het gebied van water liggen, zoals herstel van het natuurlijke karakter van beken en waterretentie. Deze worden geïntegreerd in de subsidieaanvraag.
De ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit: de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit zoals vastgelegd in o.a. de “atlas Ruimtelijke kwaliteit” (onderdeel omgevingsvisie Overijssel) wordt mede gebruikt bij het bepalen van de te treffen maatregelen.]
[Toelichting: In lid 4 is bepaald dat begunstigden op basis van de Landinrichtingswet een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie dienen te overleggen. Zij beheren het perceel namelijk op grond van een plan van tijdelijk gebruik. Een dergelijk plan moet echter jaarlijks worden gemaakt. Op het moment van aanvragen staat (juridisch) nog niet vast dat zij later ook daadwerkelijk het eigendom verkrijgen. Met het toevoegen van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie wordt dit voldoende afgedekt. Op zich geldt dit ook met betrekking tot de landinrichting die plaatsvindt op basis van de Wilg (subonderdeel iv). Op basis van de Wilg heeft Gedeputeerde Staten echter de rol van de landinrichtingscommissie overgenomen. Op dat moment is het dus niet meer nodig dat zo’n overeenkomst wordt overlegd, aangezien de subsidieverlener en diegene die zo’n overeenkomst afgeeft een en dezelfde partij zijn. ]
[Toelichting: De onderhavige subsidieregeling gaat niet langer uit van een openstellingsperiode waarbinnen subsidieaanvragen moeten worden ingediend. Gedurende het gehele jaar kunnen aanvragen worden ingediend. Om toch te zorgen voor een ijkpunt bij de beoordeling van de aanvraag, wordt uitgegaan van het natuurbeheerplan zoals dat 6 weken voor de datum van de aanvraag is vastgesteld. ]
[Toelichting: In lid 1 worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investeringsplan.
Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, etc vallen niet onder lid 2 sub d (recreatieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsidiabel. ]
[Toelichting: Lid 2 geeft onder g aan dat aanschaf van materialen niet subsidiabel is, tenzij de aanschaf noodzakelijk is voor het treffen van maatregelen bedoeld in het eerste lid. Daarmee gaat het dus om maatregelen die nodig zijn om de inrichting uit te voeren. Het kan daarbij gaan om materialen die nodig zijn voor het aanbrengen van een raster, afvoer van grond en dergelijke. ]
[Toelichting: De waarde die de landbouwgrond op dit moment heeft is eenduidig en onafhankelijk te bepalen door middel van taxatie. Omdat er geen markt is voor natuurgrond is de restwaarde echter niet eenduidig vast te stellen. Daarom is de uitvoeringspraktijk dat van de getaxeerde waarde een percentage wordt afgehaald om uiteindelijk de restwaarde vast te stellen. Het verschil tussen de waarde van de landbouwgrond en de restwaarde die op die manier ontstaat, is het bedrag wordt vergoed. Op basis van Europese regelgeving is het maximum 85%. Gedeputeerde Staten kunnen het percentage vaststellen op basis van de marktomstandigheden in de provincie. ]