Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingSubsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel
CiteertitelSubsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Overijssel/CVDR37875/CVDR37875_1.html

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-07-201618-04-2019wijziging artikel(en)

28-06-2016

Provinciaal Blad nr. 3817

2016/0213545
07-10-201402-07-2016wijziging artikel(en)

23-09-2014

Provinciaal Blad 2014/0257601

Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 23 september 2014, kenmerk 2014/0209382
26-09-201307-10-2014Artikelen in de hoofdstuk 1, 3 en 4.

24-09-2013

Provinciaal Blad 2013/0314442

Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 24 september 2013, kenmerk 2013/0304545
20-09-201226-09-2013wijziging artikel(en)

18-09-2012

Provinciaal Blad 2012/0203512

Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 18 september 2012, kenmerk 2012/0203512
27-09-201120-09-2012wijziging artikel(en)

Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 19 september 2011, kenmerk 2011/0161423

-
03-02-201127-09-2011wijziging artikel(en)

Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 12 oktober 2010, kenmerk 2010/0148172

-
01-01-201016-10-2010nieuwe regeling

22-09-2009

Besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 22 september 2009, kenmerk 2009/0142627

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel

Algemene toelichting

Bij de decentralisatie van Programma Beheer als onderdeel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied ILG per 1 januari 2007 hebben de provincies twee subsidieregelingen vastgesteld: de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) en de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (PSAN). Deze provinciale regelingen waren de opvolgers van de tot dan geldende rijks subsidieregelingen voor natuurbeheer (SN) en agrarisch natuurbeheer (SAN) en daar ook in belangrijke mate op gebaseerd. Omdat die regelingen werden ervaren als ingewikkeld, rigide en gedetailleerd met te weinig mogelijkheden voor regionaal maatwerk, is bij de overgang afgesproken dat de provincies zich zullen inspannen om een nieuw, vereenvoudigd stelsel voor natuurbeheer in te voeren.  

In nauw overleg met alle betrokkenen (LNV, terreinbeherende organisaties, organisaties van particulier en agrarische natuurbeheer, DLG, DR) is gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw stelsel.

Het nieuwe stelsel gaat uit van een samenspel van alle bij het beheer van het landelijk gebied betrokken partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de natuur(kwaliteit): 

  • Agrarische natuurbeheerders (ondernemers en particulieren, die natuurbeheer uitoefenen op gronden met een landbouwkundig gebruik);

  • Terreinbeherende organisaties (TBO's: stichtingen en verenigingen, die professioneel natuurbeheer als hoofddoel hebben, zoals Natuurmonumenten, de Provinciale Landschappen en Staatsbosbeheer);

  • Natuurbeheerders niet zijnde TBO's (particulieren, stichtingen, gemeenten, etc. die natuurterreinen beheren).

In het nieuwe stelsel wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer van bestaande (agrarische ) natuur en kwaliteitsimpulsen. De subsidie voor het beheer van de (agrarische) natuur wordt via de nieuwe  Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer direct geregeld tussen beheerder en provincie.

De kwaliteitsimpulsen (inrichting, zware kwaliteitsinvesteringen en functieverandering) verlopen via het gebiedsgerichte proces en worden volgens de ILG systematiek gefinancierd via de provinciale ILG Verordening. Daarom wordt het budget voor inrichting en functieverandering uit het huidige Programma Beheer ook toegevoegd aan het integrale ILG-budget onder het pMJP.

De aanvragen voor subsidies voor inrichting  en functieverandering worden door de provincie getoetst aan het brede pMJP en de doelen in het natuurbeheerplan. Dat plan stellen Gedeputeerde Staten op basis van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer vast. In dat plan wordt niet alleen aangegeven welk beheer mogelijk is van bestaande natuur en agrarische natuur,  maar wordt ook bepaald waar nog nieuwe natuur of agrarische natuur en landschapselementen aangelegd moeten worden of waar nog een kwaliteitsimpuls moet plaatsvinden.

De onderhavige subsidieregeling is op een IPO model gebaseerd en maakt onderdeel uit van de provinciale Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007. Alle daarin opgenomen bepalingen zijn op de subsidieverlening van toepassing, voor zover deze in de onderhavige subsidieregeling niet nader worden geregeld.

Deze subsidieregeling regelt twee subsidievormen: de investeringssubsidie en de subsidie functieverandering.

Investeringssubsidie

Er kan subsidie worden verleend voor inrichtingsprojecten ten behoeve van: omzetting van landbouwgrond naar natuur, herstel en behoud van bestaande natuur en landschap, kwaliteitsverbetering van bestaande natuur en voor de aanleg van landschapselementen. Aanvragen kunnen worden ingediend door beheerders (TBO’s, agrariër en particulier) die landbouwgrond, natuurgrond en/of landschapselementen in eigendom of erfpacht (>25 jaar) hebben. Dit geldt ook voor Staatsbosbeheer. De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, Defensie, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein, gemeenten en provincies zijn uitgesloten van deze subsidie. De subsidie bedraagt maximaal 95% van de subsidiabele kosten.

Subsidie voor functieverandering

Subsidie voor functieverandering wordt verleend voor percelen die worden omgezet van landbouwgrond tot grond met de in het natuurbeheerplan aangegeven natuurdoelen. Tevens is het mogelijk subsidie te verkrijgen voor landbouwgrond waarop een landschapsbeheertype wordt aangelegd. De ondergrond van het landschapsbeheertype kan na aanleg van het landschapsbeheertype niet meer landbouwkundig worden gebruikt en wordt dus definitief uit productie genomen.

Provincies geven een vergoeding voor de waardevermindering die optreedt door deze functieverandering. Aanvragen kunnen worden ingediend door eigenaren (agrariër en particulier) van landbouwgrond.

De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, de rijksoverheid (Defensie, SBB, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein), provincies en gemeenten zijn uitgesloten van deze subsidie. 

De subsidie wordt, binnen de staatssteunregels, gegeven als vergoeding van de waardevermindering van de grond door de omvorming van landbouwgrond naar natuurgrond of de aanleg van een landschapsbeheertype op landbouwgrond. Om de waardevermindering te bepalen wordt een taxatie uitgevoerd om te bepalen wat de huidige waarde van de landbouwgrond is. De restwaarde als natuurgrond is moeilijk te bepalen, zodat wordt aangenomen dat deze 15% is van de huidige waarde. Het verschil in waarde, zijnde 85% wordt als subsidie uitbetaald. Met de beheerder wordt binnen een jaar na toekenning van de subsidie een kwalitatieve verplichting afgesloten om te zorgen dat het gewenste natuurdoel op het perceel niet wordt geschaad en/of deze grond niet weer landbouwkundig in gebruik wordt genomen.

Gecertificeerde beheerders

Evenals bij de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer gelden soms lichtere verplichtingen voor  gecertificeerde beheerders. Zij kunnen subsidie aanvragen op programmaniveau in plaats van op projectniveau. Dat betekent dat zij voor verschillende terreinen voor verschillende doelen een gecombineerde aanvraag kunnen indienen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (begripsbepalingen)

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch beheerpakket: in bijlage 3, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel beschreven pakket, bestaande uit instapeisen, beheereisen en, voor zover in het betreffende agrarische beheerpakket opgenomen, administratieve of aanvullende verplichtingen;

  • b.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7;

  • c.

    beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel beschreven pakket, bestaande uit instap- en beheereisen;

  • d.

    beheerplan: plan ex artikel 19a lid 1 of 19b lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • e.

    beheertype: een agrarisch beheerpakket, een beheerpakket landschap, een landschapselement of een natuurbeheertype;

  • f.

    grote onderneming: ondernemingen die geen kleine en middelgrote ondernemingen zijn als bedoeld in artikel 2, bijlage I van  Verordening (EU) nr. 702/2014;

  • g.

    functieverandering: het omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein;

  • h.

    habitattype: type, zoals genoemd in bijlage I bij de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;

  • i.

    investeringsplan: plan als bedoeld in artikel 10, eerste lid;

  • j.

    investeringssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 8;

  • k.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • l.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

  • m.

    landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel t, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;

  • n.

    landschapselement: in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel opgenomen onderdeel van het landschap;

  • o.

    minister: de minister van Economische Zaken;

  • p.

    natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel;

  • q.

    natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • r.

    natuurkwaliteit: op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan aangegeven gewenst kwaliteitsniveau van het beheertype, gebaseerd op de Index Natuur en Landschap;

  • s.

    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;

  • t.

    plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

  • u.

    realisatieplan: plan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

  • v.

    subsidie functieverandering: subsidie als bedoeld in artikel 15.

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen een subsidieplafond vaststellen voor de investeringssubsidies, bedoeld in artikel 8, alsmede een subsidieplafond voor de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij uitsluiten:

    • a.

      bepaalde gebieden;

    • b.

      bepaalde categorieën van aanvragers;

    • c.

      bepaalde investeringssubsidies, al dan niet voor bepaalde beheertypen;

    • d.

      het verstrekken van een subsidie functieverandering voor zover die subsidie vooraf gaat aan:

    • i.

      de realisatie van een op grond van onderdeel c uitgesloten natuurbeheertype, ongeacht of die realisatie plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

    • ii.

      de realisatie en bescherming van een op grond van onderdeel c uitgesloten landschapselement, ongeacht of die realisatie plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering. Een dergelijk besluit wordt voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

  • 3.

    Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

  • 1.

    Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.

  • 2.

    Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond aanvragen tot subsidieverlening  met dezelfde ontvangstdatum  door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

  • 3.

    Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 4.

    Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop gedeputeerde staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

  • 5.

    Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn het eerste tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.

  • 6.

    [vervallen]

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 4a (beslistermijn)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten binnen zesentwintig weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste zesentwintig weken worden verdaagd.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

  • Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering  wordt niet verstrekt aan:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Staatsbosbeheer;

  • b.

    rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;

  • d.

    een subsidieaanvrager jegens wie een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • e.

    een onderneming die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden.

Artikel 6 (anti-cumulatie)

  • 1.

    Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

    • a.

      de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;

    • b.

      de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of

    • c.

      de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven,

  • wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.

  • 2.

    De aanvrager verklaart op het door of namens Gedeputeerde Staten vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de betreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.

Artikel 6a (communautaire richtsnoeren voor staatssteun)

  • 1.

    Subsidies als bedoeld in de artikelen 8 en 15 worden slechts verstrekt voor zover die verstrekking geschiedt in overeenstemming met randnummer 70, van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector.

  • 2.

    Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel.

  • 3.

    Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, alsmede artikel 15 kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.

Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)

Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Ambitiekaart

Artikel 7 (Ambitiekaart)

  • Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten ten behoeve van de uitvoering van deze regeling een elektronische ambitiekaart met een topografische

  • ondergrond vast, waarop:

  • a.

    de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 willen verstrekken;

  • b.

    binnen deze begrenzing de natuurkwaliteit van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd conform de Index Natuur en Landschap.

Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap

Artikel 8 (grondslag subsidie)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige

     inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:

    • a.

      de realisatie van een natuurbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • b.

      de realisatie en bescherming van een landschapselement op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • c.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype;

    • d.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande landschapselement;

    • e.

      de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype in een natuurterrein met een overeenkomstig de ambitiekaart gewenst natuurbeheertype te realiseren, of

    • f.

      de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doel de realisatie van een agrarisch beheerpakket.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen met als doel:

    • a.

      de realisatie en bescherming van een binnen een natuurterrein gelegen landschapselement waarbij geen functieverandering hoeft plaats te vinden, of

    • b.

      de realisatie en bescherming van een buiten een natuurterrein gelegen beheerpakket landschap.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die één of meerdere van de in het eerste lid, onderdeel a tot en met f, of het derde lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

  • 1.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

    • i.

      eigendom;

    • ii.

      erfpacht;

    • iii.

      recht van beklemming;

    • iv.

      artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

    • v.

      een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold;

    • b.

      rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht.

  • 3.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde personen en samenwerkingsverbanden.

  • 4.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde landbouwers.

  • 5.

    Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld

    zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.

Artikel 9a (uitsluitingen)

  • 1.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel;

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

    • c.

      hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van Overijssel,

    • tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen onmogelijk wordt.

  • 2.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapselement nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel;

    • b.

      hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

    • c.

      afdeling 5.1.2 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijsel,

    • tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapselement door die maatregelen onmogelijk wordt.

  • 3.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt niet verstrekt voor zover op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Overijssel;

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, of

    • c.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel.

  • 4.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer, of

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

  • 5.

    Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, wordt niet verstrekt voor zover op het beheerpakket landschap nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Overijssel;

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

    • c.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

    • d.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland, of

    • e.

      afdeling 5.1.3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer.

Artikel 9b (prétoets)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies van Gedeputeerde Staten of door Gedeputeerde Staten aan te wijzen adviseur omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.

  • 2.

    Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien:

    • a.

      de begunstigde schriftelijk bij Gedeputeerde Staten aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het betreffende natuurterrein te realiseren. De grenzen van het betreffende natuurterrein worden op een bijgevoegde kaart aangegeven;

    • b.

      Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met de realisatie van dat natuurbeheertype op het betreffende natuurterrein, én

    • c.

      de ambitiekaart door Gedeputeerde Staten is aangepast zodat de realisatie van het natuurbeheertype op dat natuurterrein in overeenstemming is met het natuurbeheerplan.

Artikel 10 (aanvraag subsidie)

  • 1.

    Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

  • 4

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie waarbij in ieder geval aan de orde komen:

    • 5

      i. Ondergrond,

      ii. Relief en hoogteligging,

      iii. Hydrologie,

      iv. Bodem,

      v. Flora en fauna,

      vi. Landschap en Cultuurhistorie,

      vii. Nutriëntenhuishouding en

      viii. Ruimtelijke kwaliteit

    • b.

      een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft

    • c.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen

    • d.

      de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd.

    • e.

      de motivering voor het treffen van de maatregelen, gebaseerd op:

    • 7

      i. de beschrijving van de natuurdoelen in het natuurbeheerplan

      ii. de a-biotische potenties voor de beheertypen

      iii. de samenhang met de waterdoelen voor dit gebied (beekherstel/retentie)

      iv. de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit

    • f.

      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven

    • g.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden

    • h.

      een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd

    • i.

      een gespecificeerde begroting

    • j.

      één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven;

  • 2.

    Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3.

    Een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 gaat vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van:

    • a.

      de eigenaar van het betreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, én, in voorkomend geval,

    • b.

      de erfpachter van het betreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar. Onderdeel b is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door de erfpachter, bedoeld in dat onderdeel.

  • 4.

    Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v, of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

  • 5.

    Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een lijst van de natuurterreinen of landschapselementen ten behoeve waarvan de bedoelde investeringen worden verricht;

    • b.

      een vermelding van de natuurbeheertypes of landschapselementen waarop de  investeringen betrekking hebben, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;

    • c.

      een vermelding welk van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde investeringsdoelen het betreft, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;

    • d.

      een vermelding van de natuurterreinen waarop een investering als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, betrekking heeft;

    • e.

      een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;

    • f.

      een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de hoogte van de investering;

    • g.

      een vermelding van de looptijd van het totale programma en per natuurterrein of landschapselement de spreiding van de verschillende investeringen binnen die looptijd;

    • h.

      één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapselement waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapselementen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.

  • 7.

    Indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is zoals bedoeld in artikel 1, sub f, verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen.

Artikel  11 (subsidievoorwaarden)

  • 1.

    Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

    • b.

      het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan of beheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de betreffende subsidie gold;

    • c.

      de maatregelen die het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, beschrijft realiseren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld in onderdeel a efficiënt en effectief;

    • d.

      er is geen aanvang gemaakt met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen vóórdat:

    • i.

      de taxatie, bedoeld in artikel 20, derde lid, is uitgevoerd indien de aanvraag voor een investeringssubsidie vergezeld gaat van een aanvraag voor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15, dan wel;

    • ii.

      de ontvangst van de aanvraag voor investeringssubsidie door of namens Gedeputeerde Staten is bevestigd, voor zover het andere gevallen dan onder i. betreft;

    • e.

      de inrichtingsmaatregelen als bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel a tot en f leiden tot:

    • i.

      een natuurbeheertype dat voldoet aan de betreffende eisen zoals opgenomen in de Index Natuur en Landschap;

    • ii.

      een agrarisch beheerpakket, beheerpakket landschap of landschapselement dat voldoet aan de betreffende instapeisen zoals opgenomen in de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer van de provincie Overijssel.

    • f.

      Indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is zoals bedoeld in artikel 1, sub f, heeft de subsidieaanvrager het stimulerend effect van de subsidie aangetoond.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van de provincie Overijssel heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde verordening wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.

  • 3.

    Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

  • 1.

    De ontvanger van een investeringssubsidie:

    • a.

      realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan, onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, bedoeld in artikel 8, vierde lid;

    • b.

      brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten, tenzij alle inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond. 

    • c.

      [vervallen]

  • 2.

    De investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na de datum van bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.

  • 3.

    Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken Gedeputeerde Staten en de subsidieontvanger in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid  afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele  kosten)

  • 1.

    De volgende kosten komen, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:

  • 10

    • a.

      kosten voor het door derden laten opstellen van het investeringsplan;

    • b.

      maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

    • c.

      maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

    • d.

      grondverzet;

    • e.

      het plaatsen van een raster;

    • f.

      afvoer van grond;

    • g.

      de verwijdering van opstallen;

    • h.

      de verwijdering van begroeiing en beplanting;

    • i.

      maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurterrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

    • j.

      aanloopbeheer;

    • k.

      overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering. 

  • 2.

    De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

    • b.

      kosten voor de bouw van opstallen;

    • c.

      kosten voor de aanschaf van machines;

    • d.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

    • e.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • f.

      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • g.

      kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;

    • h.

      kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak.

Artikel 14. (hoogte investeringssubsidie)

  • 1.

    Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

  • 2.

    De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van de voorgaande leden, een maximumbedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.

Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)

  • Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in elk geval:

  • a.

    in hoeverre het investeringsplan in uitvoering kan worden genomen;

  • b.

    het bedrag waarop de investeringssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en

  • c.

    de tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen in hun geheel gerealiseerd dienen te zijn.

Artikel 14b (bevoorschotting)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen jaarlijks op aanvraag een voorschot verlenen, mits:

    • a.

      de goedgekeurde tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd meer dan één jaar bedraagt;

    • b.

      de hoogte van het toe te kennen voorschot minimaal € 500,- en maximaal 50% van de totale investeringssubsidie bedraagt;

    • c.

      de aanvraag vergezeld gaat van een overzicht van de gemaakte kosten en de  betalingsbewijzen daarvan.

  • 2.

    Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.

  • 3.

    Voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid is het in afwijking van lid 1 en 2 mogelijk om:

    • a.

      meerdere keren per jaar een voorschot te verlenen;

    • b.

      voorschotten tot maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag te verlenen;

    • c.

      deze voorschotten uit te betalen voorafgaand aan de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen.

Artikel 14c (subsidievaststelling)

  • 1.

    De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na:

    • a.

      afronding van de inrichtingsmaatregelen, of

    • b.

      afloop van de goedgekeurde looptijd van het programma van éénmalige investeringen, indien het een subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, betreft.

  • 2.

    De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de  betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel.

Artikel 14d (overdracht)

  • 1.

    Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:

    • a.

      zij hier gezamenlijk binnen vier weken na de overdracht schriftelijk om verzoeken, én

    • b.

      de derde verklaart met ingang van de datum van overdracht te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten.

  • 2.

    Uiterlijk zes weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.

  • 3.

    Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.

Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering

Artikel 15. (grondslag subsidie functieverandering)

  • Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:

  • a.

    de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein;

  • b.

    de omzetting van landbouwgrond ten behoeve van de daaropvolgende aanleg van een landschapselement of realisatie van een beheerpakket landschap.

Artikel 16 (begunstigden)

  • Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:

  • a.

    eigenaren die subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van de betreffende landbouwgrond;

  • b.

    eigenaren aan wie voor de betreffende grond reeds eerder een subsidie functieverandering is verstrekt op grond van de onderhavige verordening, de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

Artikel 16a (uitsluitingen)

  • Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:

  • a.

    de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de provincie Overijssel;

  • b.

    de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

  • c.

    hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Overijssel;

  • d.

    de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

  • e.

    de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

  • 1.De

    aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000, waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden.

  • 2.

    Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3.

    Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

  • 4.

    Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de betreffende landbouwgrond.

  • 5.

    In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapselement of het te realiseren beheerpakket landschap, te ontwikkelen en te beheren. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.

Artikel 18 (subsidievoorwaarden)

  • 1.

    Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de subsidie is bedoeld voor de omzetting van landbouwgrond als bedoeld in artikel 15;

    • b.

      de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak; 12

    • c.

      de functieverandering is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold;

    • d.

      de in het realisatieplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van het natuurterrein, het landschapselement of het beheerpakket landschap, draagt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende bij aan de doelstellingen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan;

    • e.

      de productiecapaciteit is in de laatste vijf jaar voor de functieverandering onafgebroken gebruikt.

  • 2.

    Een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien:

    • a.

      de aanvraag voor de subsidie functieverandering vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, of het derde lid van dat artikel, én

    • b.

      de aanvraag voor die investeringssubsidie wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 11, doch slechts

    • c.

      voor zover die investeringssubsidie betrekking had op de landbouwgrond waarvoor de subsidie functieverandering is aangevraagd.

Artikel 19. (Subsidieverplichtingen)

  • 1.

    De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:

    • 1.

      binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de provincie tot stand komt waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

    • b.

      dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechtshebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

    • 2.

      de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, wordt ingeschreven in de openbare registers;

    • 3.

      de subsidieontvanger binnen een termijn van één jaar na de subsidieverstrekking met het Nationaal Groenfonds een overeenkomst tot voorfinanciering afsluit waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting van de subsidieontvanger het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel voor te laten financieren door het Nationaal Groenfonds;

    • b.

      de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel te betalen binnen acht weken nadat zowel de desbetreffende overeenkomst is getekend als de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, is ingeschreven in de openbare registers.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen, na overleg met het Nationaal Groenfonds, in de beschikking tot subsidieverstrekking bepalen dat het eerste lid, onderdeel 3, niet van toepassing is.

  • 3.

    In een geval als bedoeld in het tweede lid zullen Gedeputeerde Staten het in artikel 20, eerste lid, bedoelde bedrag in zijn geheel betalen binnen acht weken nadat de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1 van het onderhavige artikel, is ingeschreven in de openbare registers.

Artikel  20. (vaststelling subsidie functieverandering)

  • 1.

    De hoogte van de subsidie functieverandering is maximaal 85% van de waarde van de landbouwgrond.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxatie. 

  • 3.

    De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen taxateur. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd. 

  • 4.

    De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 1, alsmede de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 3, komen voor rekening van de provincie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 21 (geen toepassing hardheidsclausule)

Artikel 6, lid 3 van de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005 is niet van toepassing.

Artikel 21a (overgangsrecht)

Op aanvragen die zijn ingediend vóór 22 september 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.

Artikel 22 (in werking treding)

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 23 (citeertitel)

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel.


1

[Toelichting: Hier wordt aangesloten bij het natuurbeheerplan dat Gedeputeerde Staten in het kader van de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer vaststellen. In dit plan wordt een beheertypekaart opgenomen die regelt waar men voor welke beheertypen beheervergoeding kan aanvragen. Deze beheertypekaart gaat uit van de bestaande situatie.

In het natuurbeheerplan wordt ook een ambitiekaart opgenomen. Deze ambitiekaart gaat uit van de kwalitatief gewenste situatie. Zo wordt duidelijk gemaakt waar nog nieuwe natuur aangelegd moet worden of waar nog een kwaliteitsverbetering moet plaatsvinden. Deze ambitiekaart vormt de basis voor subsidieverlening op basis van de onderhavige regeling. Met deze bepaling wordt de rechtsbasis voor vaststelling van deze ambitiekaart geregeld.

In principe bestaat de investeringsopgave uit het kwaliteitsverschil tussen de aanduiding op de beheertypekaart en de aanduiding op de ambitiekaart. ]

2

[Toelichting: Dit artikel regelt aan wie een investeringssubsidie kan worden verstrekt. Als begunstigden gelden diegenen die zeggenschap hebben over het perceel. Dat zijn in eerste instantie de eigenaren, waarbij niet is bepaald hoe lang de eigenaar zeggenschap moet hebben. Wel moet hij van het moment van aanvraag tot het moment van de beschikking eigenaar zijn. Dit laat de mogelijkheid open dat de eigenaar het terrein daarna verkoopt of in erfpacht uitgeeft. Voor erfpachters geldt wel de eis dat zij gedurende 25 jaar een erfpachtsovereenkomst moeten hebben. Hiermee wordt veiliggesteld dat de erfpachter gedurende een voldoende lange periode zeggenschap heeft. ]

3

[Toelichting: In dit artikel zijn de eisen aan de aanvraag voor subsidie opgenomen. ]

4

[Toelichting: In lid 1 zijn de eisen opgenomen dia aan de beschrijving van de uitgangssituatie zijn verbonden ]

5

[Toelichting: Beschrijving ondergrond: beschrijf de opbouw van de ondergrond (formaties). De dominante lithologie, de watervoerende pakketten en de slecht doorlatende lagen.

Reliëf en hoogteligging: Beschrijf de hoogte verschillen en de expositie voor relevante soorten en doelvegetaties. Opname van een hoogtekaart is wenselijk

Hydrologie: Beschrijf welke positie het plangebied inneemt in het watersysteem en de werking van het watersysteem (regionale kwel, voeding uit lokale dekzandruggen, inzijging etc). Beschrijf de hoogste (GHG) en de laagste grondwaterstand (GLG) onder maaiveld (gebaseerd op veldmetingen of peilbuizen). Beschrijf de karakteristieken van de actuele en historische oppervlaktewateren (denk aan vennen, beken, sloten etc). Beschrijf wanneer mogelijk (oppervlaktewater en GHG < 120 cm) de waterkwaliteit (minimaal het elektrisch geleidingsvermogen (EGV), Ca2+, Alkaliniteit, Cl-, pH en ionenratio).

Bodem: beschrijf de in het veld aangetroffen bodemtypen en de bijbehorende processen (inzijging, laterale doorstroming, kwel, zuur of basenhoudend). Beschrijf de onderscheiden horizonten en de pH per horizont. Beschrijf of sprake is van verdroging.

Flora en fauna: beschrijf de actuele vegetatie. Beschrijf het voorkomen van (doel)soorten in (de omgeving van) het plangebied. Beschrijf indicatorsoorten. Beschrijf wanneer mogelijk historische data flora en fauna. (Optioneel: beschrijf hoe de soorten het plangebied gebruiken, in welke fasen van het leven van de soort).

Landschap en Cultuurhistorie: beschrijf globaal hoe de mens het plangebied vanaf 1800 heeft gebruikt. Beschrijf welke cultuurhistorische elementen en structuren nog in het plangebied aanwezig zijn (houtwallen en singels, grafheuvels, heiderestanten etc). Optioneel: beschrijf hoe de mens het gebied heeft beïnvloed vanaf de prehistorie tot het heden.

Nutriëntenhuishouding: beschrijf de nutriëntenhuishouding (bodemvocht en bodem) die van invloed is op de vegetatieontwikkeling (bijv. fosfaatgehalte in de bodem) of motiveer waarom onderzoek naar de nutriëntenhuishouding niet is uitgevoerd, waarbij de motivatie de gekozen inrichtingsmaatregelen rechtvaardigt.

Ruimtelijke kwaliteit: beschrijf de landschapskenmerken, -knelpunten en –kwaliteiten (o.a. conform catalogus gebiedskenmerken ruimtelijke kwaliteit). Beschrijf de ruimtelijke samenhang tussen het plangebied en de omgeving (en welke visie ligt hier aan ten grondslag).]

6

[Toelichting: Beschrijving van de maatregelen om de beoogde natuurdoelen te kunnen halen. ]

7

[Toelichting: Bij de motivering van de treffen maatregelen wordt gebruik gemaakt van:

De beschrijving van de natuurdoelen in het natuurbeheerplan: deze zijn in de tekst en in de bijlage van het natuurbeheerplan opgenomen.

De a-biotische potenties voor de beheertypen: op grond van de analyse van de huidige situatie (artikel 10 lid 1 a) wordt de meest geschikte locatie van de beheertypen bepaald.

De samenhang met de waterdoelen voor dit gebied (beekherstel/retentie): naast doelen voor natuur kunnen er in dit gebied ook doelen op het gebied van water liggen, zoals herstel van het natuurlijke karakter van beken en waterretentie. Deze worden geïntegreerd in de subsidieaanvraag.

De ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit: de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit zoals vastgelegd in o.a. de “atlas Ruimtelijke kwaliteit” (onderdeel omgevingsvisie Overijssel) wordt mede gebruikt bij het bepalen van de te treffen maatregelen.]

8

[Toelichting: In lid 4 is bepaald dat begunstigden op basis van de Landinrichtingswet een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie dienen te overleggen. Zij beheren het perceel namelijk op grond van een plan van tijdelijk gebruik. Een dergelijk plan moet echter jaarlijks worden gemaakt.  Op het moment van aanvragen staat (juridisch) nog niet vast dat zij later ook daadwerkelijk het eigendom verkrijgen. Met het toevoegen van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie wordt dit voldoende afgedekt. Op zich geldt dit ook met betrekking tot de landinrichting die plaatsvindt op basis van de Wilg (subonderdeel iv). Op basis van de Wilg heeft Gedeputeerde Staten echter de rol van de landinrichtingscommissie overgenomen. Op dat moment is het dus niet meer nodig dat zo’n overeenkomst wordt overlegd, aangezien de subsidieverlener en diegene die zo’n overeenkomst afgeeft een en dezelfde partij zijn. ]

9

[Toelichting: De onderhavige subsidieregeling gaat niet langer uit van een openstellingsperiode waarbinnen subsidieaanvragen moeten worden ingediend. Gedurende het gehele jaar kunnen aanvragen worden ingediend.  Om toch te zorgen voor een ijkpunt bij de beoordeling van de aanvraag, wordt uitgegaan van het natuurbeheerplan zoals dat 6 weken voor de datum van de aanvraag is vastgesteld. ]

10

[Toelichting: In lid 1 worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investeringsplan.

Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, etc vallen niet onder lid 2 sub d (recreatieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsidiabel. ]

11

[Toelichting: Lid 2 geeft onder g aan dat aanschaf van materialen niet subsidiabel is, tenzij de aanschaf noodzakelijk is voor het treffen van maatregelen bedoeld in het eerste lid. Daarmee gaat het dus om maatregelen die nodig zijn om de inrichting uit te voeren. Het kan daarbij gaan om materialen die nodig zijn voor het aanbrengen van een raster, afvoer van grond en dergelijke. ]

12

[Toelichting: Hiermee wordt aangeduid dat geen subsidie wordt verleend indien de functieverandering bijvoorbeeld het gevolg is van een bestaande compensatieverplichting voor de Ecologische hoofdstructuur of Boswet.]

13

[Toelichting: De waarde die de landbouwgrond op dit moment heeft is eenduidig en onafhankelijk te bepalen door middel van taxatie. Omdat er geen markt is voor natuurgrond is de restwaarde echter niet eenduidig vast te stellen. Daarom is de uitvoeringspraktijk dat van de getaxeerde waarde een percentage wordt afgehaald om uiteindelijk de restwaarde vast te stellen. Het verschil tussen de waarde van de landbouwgrond en de restwaarde die op die manier ontstaat, is het bedrag wordt vergoed. Op basis van Europese regelgeving is het maximum 85%. Gedeputeerde Staten kunnen het percentage vaststellen op basis van de marktomstandigheden in de provincie. ]