Organisatie | Kaag en Braassem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut 2015 gemeente Kaag en Braassem |
Citeertitel | Treasurystatuut 2015 gemeente Kaag en Braassem |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Treasurystatuut 2011
Financiële verordening gemeente Kaag en Braassem 2014
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-01-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 23-12-2014 | - |
In dit statuut wordt verstaan onder:
Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
het college van B&W kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;
Hoofdstuk XIII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne beheersing
Hoofdstuk XIV Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven en de daarbij benodigde fiattering.
Hoofdstuk XVI Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt:
Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,
de gemeentesecretaris
M.E.Spreij
de burgemeester,
mr. K.M.van der Velde-Menting
In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie. Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De Financieringsparagraaf in de begroting, geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De Financieringsparagraaf in het jaarverslag gaat over de realisatie.
De wettelijke grondslag is vastgelegd in de Gemeentewet, BBV, Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de hiermee samenhangende wetgeving: Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo), Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Wet houdbare overheidsfinanciën (Hof) en de regeling schatkistbankieren decentrale overheden.
De Wet Fido bepaalt aan welke voorwaarden gemeentes moeten voldoen bij het aantrekken en uitzetten van middelen. Deze wet bepaalt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen. Uitzettingen mogen vanaf 15 december 2013 uitsluitend nog bij de Nederlandse Staat. Bij derivaten moet er sprake zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt markt risico.
Naast de uitoefening van de publieke taak en het prudente karakter bevat de Wet Fido normen voor het beheersen van risico’s op kort- en langlopende leningen (respectievelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm). Deze normen zijn een belangrijk kader van de Wet Fido in het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten.
De Wet Hof is een vertaling van het EMU-saldo voor zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten), en de verschillende gemeenschappelijke regelingen waarin zij participeren. In de wet Hof is bepaald dat de Nederlandse Staat binnen het EMU-saldo van 3% moet blijven. Hiervan uitgaande is afgesproken dat er een referentiewaarde per gemeente wordt opgesteld. In het Financieel Akkoord Rijk en Medeoverheden is opgenomen dat gemeenten deze kabinetsperiode geen sancties krijgen opgelegd bij overschrijding van de referentiewaarde.
Zolang de macronorm (van Nederland) niet meerjarig overschreden wordt, is deze referentiewaarde voor de individuele overheid van theoretisch belang.
Om de EMU-positie van Nederland te verbeteren voerde de rijksoverheid in december 2013 het schatkistbankieren in. Eventuele tegoeden op de bankrekening van de gemeente worden dagelijks afgestort naar het rijk (ministerie van Financiën). Daarmee bereikt de rijksoverheid dat de gezamenlijke schuld van rijk, provincies, waterschappen en gemeenten lager wordt. Dit betekent echter wel dat de gemeente geen financieel voordeel meer behaalt bij het uitzetten van overtollige liquiditeiten.
Doelstellingen van de treasuryfunctie
De gemeente moet “duurzaam toegang hebben tot de financiële markten tegen acceptabele condities en bedingen”. De treasury moet er mede voor zorgen dat de gemeente voor haar activiteiten de benodigde middelen kan aantrekken. De overtollige (liquide) middelen kunnen we niet meer uitzetten op de financiële markten op grond van de inwerkingtreding van het schatkistbankieren.
Het is een taak van de treasury om financiële risico’s te voorkomen, dan wel tegen acceptabele condities te beperken. Verder zorgt de treasury om de kosten van het beheer van de geldstromen en de financiële posities zo klein mogelijk te maken en te houden. Hiertoe rekenen we de rentekosten, provisies en de kosten van het betalingsverkeer. Het beheer moet zo efficiënt mogelijk worden gedaan.
Over de treasury geeft de Wet Fido twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten, waartussen specifiek onderscheid wordt gemaakt:
de leningen en garanties moeten de “publieke taak” dienen;
het voorzichtige c.q. verstandige karakter van de (overige) uitzettingen.
Er zijn geen eisen gesteld aan de verstrekking van leningen en garanties “uit hoofde van de publieke taak”. Het gemeentebestuur bepaalt dus zelf wat er onder “publieke taak” wordt verstaan. De opgenomen limieten en richtlijnen in het treasurystatuut garanderen het voorzichtige en verstandige karakter. Zij hebben geen betrekking op het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak.
Artikel 160, lid 2, van de Gemeentewet schept de mogelijkheid besluiten te nemen over de oprichting en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Dit mag alleen als het openbaar belang daarmee is gediend. Het college is bevoegd, maar moet wel de raad de gelegenheid geven vooraf zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Van een dergelijk besluit is de goedkeuring vereist van Gedeputeerde Staten.
In het Treasurystatuut 2011 werd nog gerefereerd aan een kas voor het doen van kleine betalingen. Bij de voorbereiding van dit nieuwe Treasurystatuut hebben we gemeend deze kleine kas niet meer als mogelijkheid te noemen. Hij werd slechts sporadisch gebruikt en bovendien voor “onbenullige” aankopen. Hij zal worden opgeheven per 1 januari.
Eén van de uitgangspunten van de Wet Fido is het vermijden van grote veranderingen in de rentelasten. Het renterisicobeheer moet de invloed van rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente beperken. Juist voor de korte financiering kan het renterisico aanzienlijk zijn. Daarom is in de Wet Fido een grens opgenomen voor deze korte financiering. De kasgeldlimiet is bepaald op een percentage (thans 8,5%) van de primaire begroting.
De renterisiconorm is ingesteld voor de beheersing van de renterisico’s op de vaste schuld, dus met een looptijd van één jaar of langer. Deze beheersing ligt opgesloten in de spreiding van de looptijden in de leningenportefeuille. Deze norm kan worden berekend naar het vastgestelde percentage (thans 20%) te vermenigvuldigen met de primaire begroting.
De rentevisie is een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van de rente in de toekomst. Daar kan het financieringsbeleid dan op worden afgestemd.
Spreiding van de rentetypische looptijd, dus de periode dat de rente vast staat, heeft tot gevolg dat de gevolgen van rentewijzigingen wordt gespreid over meerdere jaren.
Koersrisico-, kredietrisico- en liquiditeitsrisicobeheer
Door de intreding van het schatkistbankieren kunnen gemeenten overtollige (liquide) middelen niet meer op de markt uitzetten. Dit betekent ook dat gemeenten geen risico’s meer lopen door koerswijzigingen op de lopende uitzettingen.
Dit artikel hoeft eigenlijk geen nadere toelichting. Als verschillende valuta’s worden gebruikt, kan het zijn dat door de veranderende wisselkoersen verlies wordt geleden. Om dit te voorkomen is opgenomen dat het alleen toegestaan is om leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro’s.
Het is op grond van de Wet Fido niet toegestaan om middelen aan te trekken en deze vervolgens te beleggen. Om een zo goed mogelijk resultaat op de rente te behalen, financieren we zoveel mogelijk intern. Dan hoeven we immers geen rente aan derden te betalen. Worden de voorwaarden van een lening in overleg tussen de beide partijen vastgesteld dan spreken we van een onderhandse lening. Om de marktconformiteit te garanderen, vragen we meerdere offertes op. Hierdoor krijgen een objectief beeld van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden en kunnen we een goed afgewogen keuze maken.
Door de inwerkingtreding van het schatkistbankieren kunnen gemeenten overtollige (liquide) middelen niet meer op de markt uitzetten. Dit betekent ook dat we geen risico’s meer lopen. Overtollige (liquide) middelen (boven het drempelbedrag) kunnen bij de schatkist worden aangehouden op een rekening-courant of in een deposito. De keuze van het uitzetten op een rekening-courant of een deposito wordt bepaald op basis van de financiële positie, liquiditeitsplanning en rentevisie. Het uitgangspunt daarbij is het realiseren van een zo hoog mogelijk rendement. In afwijking hiervan kunnen openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast.
Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.
Eventuele tussenpersonen die bij het afsluiten van financiële transacties worden ingeschakeld, vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 1 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Geldstromen moeten efficiënt beheerd worden. Dit kan door de stromen op elkaar af te stemmen. Hierdoor kan worden voorkomen dat we tijdelijke financiering moeten aantrekken of een uitzetting vroegtijdig moeten verbreken. Er worden door de gemeente meerdere rekeningnummers aangehouden. Voor de regulatie van de saldi van deze rekeningen is het meest praktisch om deze rekeningen bij één bank aan te houden. Daarmee worden ook kosten van het overboeken naar verschillende banken vermeden.
Dit betreft het dagelijks bijhouden van de saldi van de diverse bankrekeningen. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatie-circuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van de gemeente worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
Administratieve organisatie en interne beheersing
Bij de treasury zijn meerdere personen en organen betrokken. Het statuut legt vast welke personen en organen welke bevoegdheden hebben. Er zijn specifieke uitgangspunten opgenomen, gelet op de omvang en de aard van de transacties en de daarmee samenhangende risico’s. Ook krijgen we daardoor de benodigde functiescheiding tussen beleidsbepaling en de uitvoering.
Verantwoordelijkheden & bevoegdheden
In deze artikelen zijn de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden beschreven. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het bestuur van de gemeente. Een deel van deze bevoegdheden is uit praktische overwegingen neergelegd bij het ambtelijk apparaat. Daardoor kan ook slagvaardiger worden opgetreden. Bij de toekenning van de bevoegdheden is uitdrukkelijk gekeken naar functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (lid 1 en 2), beleidsmatige informatie (lid 3) en verantwoordingsinformatie (lid 4). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Dit statuut werkt terug tot en met 1 januari 2015. Op die dag is het in de vergadering van 14 december 2010 vastgestelde statuut, ingetrokken.