Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Beleidsregel verplaatsing intensieve veehouderijen Overijssel 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregel verplaatsing intensieve veehouderijen Overijssel 2005
CiteertitelBeleidsregel verplaatsing intensieve veehouderijen Overijssel 2005
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 30-6-2009

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2009-39

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-2009wijziging artikel(en)

30-06-2009

Provinciaal Blad nr. 2009-39

-
11-10-200614-07-2009artikel 5 lid 1 sub d, artikel 10 lid 2 sub b en sub e

03-10-2006

Provinciaal Blad nr. 2006-112

-
12-10-200510-10-2006nieuwe regeling

04-10-2005

Provinciaal Blad nr. 2005-85

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel verplaatsing intensieve veehouderijen Overijssel 2005

 

 

Inhoud

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Aanmelder: de eigenaar(s) danwel de eigenaar(s) en de gebruiksgerechtigde(n) van een bedrijf gezamenlijk, die zich overeenkomstig artikel 4 van deze beleidsregel heeft danwel hebben aangemeld voor deelname aan het project Verplaatsing Intensieve Veehouderijen en die een schrijven van Gedeputeerde Staten zoals bedoeld in artikel 5, lid 7 van deze beleidsregel hebben ontvangen.

  • 2.

    Afronding: het proces van administratieve handelingen waarbij wordt getoetst in hoeverre aan de verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst is voldaan en waarbij, indien aan alle verplichtingen is voldaan, tot feitelijke overdracht van het verkochte onroerend goed wordt overgegaan.

  • 3.

    Bedrijf: bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i van de Meststoffenwet.

  • 4.

    Bedrijfsgebouw: gebouw dat bestemd is voor de uitoefening van de intensieve veehouderij; in het kader van dit project vallen hieronder ook bouwwerken als mestsilo’s, sleufsilo’s en mestplaten (indien voorzien van wanden).

  • 5.

    Beëindigen: het fysiek beëindigen van een intensieve veehouderij.

  • 6.

    Bestaande (bedrijfs)locatie: een agrarisch bouwblok, een niet-agrarisch bouwblok of een voormalig agrarisch bouwblok, zoals bedoeld in het Streekplan Overijssel+, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel van 13 december 2000, nummer 44.

  • 7.

    Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL): het Bureau Beheer Landbouwgronden zoals omschreven in de Wet agrarisch grondverkeer.

  • 8.

    Landbouwgrond: tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m van de Meststoffenwet.

  • 9.

    Gecorrigeerde vervangingswaarde: de gecorrigeerde vervangingswaarde, overeenkomstig artikel 17, derde lid, tweede volzin van de Wet waardering onroerende zaken. Bij het bepalen van deze gecorrigeerde vervangingswaarde wordt voor het bepalen van de vervangingswaarde per dierplaats de afschrijvingstermijnen en -percentages de op moment van openstelling meest recente versie van de Kwantitatieve Informatie voor de Veehouderij (KWIN) als uitgangspunt genomen.

  • 10.

    Extensiveringsgebied: extensiveringsgebied als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden en als aangewezen in het Reconstructieplan Salland-Twente.

  • 11.

    Hervestigingslocatie: bestaande bedrijfslocatie danwel landbouwgrond ten aanzien waarvan een concreet voornemen bestaat daarop gebouwen op te richten ten behoeve van een intensieve veehouderij.

  • 12.

    In productie zijn: het bedrijf is fysiek in bedrijf en de bedrijfsvoering geschiedt op basis van:

    • a.

      de daartoe wettelijk vereiste vergunningen en

    • b.

      een of meer mestnummers en/of BRS-nummers en

    • c.

      een toereikende hoeveelheid dier- en/of productierechten, die daadwerkelijk zijn aangemeld bij Bureau Heffingen te Assen.

  • 13.

    Intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of in het geval van een gemengd bedrijf het onderdeel van het agrarische bedrijf, waarin het houden van een of meer van de volgende diersoorten de hoofdzaak is:

    • a.

      varken: dier van de diersoort varken aangegeven in bijlage II van de Regeling Landbouwtelling en Gecombineerde Opgave 2008;

    • b.

      pluimvee: dier van de diersoort kippen, eenden, kalkoenen of parelhoenders aangegeven in bijlage II van de Regeling Landbouwtelling en Gecombineerde Opgave 2008;

    • c.

      rundvee: dieren van de diersoort rundvee, behorende tot de diercategorieën die in bijlage II van de Regeling Landbouwtelling en Gecombineerde Opgave 2008 worden aangeduid met de nummers 214, 216, 217, 219, 221, 223, 225, 227, 228 en 229;

    • d.

      overige hokdieren: dier van de diersoort geit, nerts, vos of konijn aangegeven in bijlage II van de Regeling Landbouwtelling en Gecombineerde Opgave 2008.

  • 14.

    Gemengd bedrijf: bedrijf met naast een intensieve veehouderijtak een andere bedrijfstak.

  • 15.

    Locatie: tot het bedrijf behorend perceel of percelen, niet zijnde landbouwgrond, waarop de gebouwen bestemd voor de uitoefening van het bedrijf gelegen zijn danwel landbouwgrond ten aanzien waarvan een concreet voornemen bestaat om daarop in het kader van dit project gebouwen op te richten.

  • 16.

    Productierecht: productierecht zoals bedoeld in de Meststoffenwet, artikel 1, lid 1, letter v.

  • 17.

    Milieuvergunning: onherroepelijk geworden vergunning krachtens artikel 8.1, eerste lid van de Wet milieubeheer.

  • 18.

    Natuurgebiedsplan Overijssel 2008: zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 25 september 2008.

  • 19.

    NGE: Nederlandse Grootte Eenheid, eenheid die op basis van saldi per diersoort en per hectare de economische omvang weergeeft van een agrarisch bedrijf danwel een afzonderlijke productierichting binnen een bedrijf, zoals gehanteerd door het Landbouw Economisch Instituut, niveau 1998.

  • 20.

    Natuurbeschermingswetvergunning: onherroepelijk geworden vergunning van de Natuurbeschermingswet 1998.

  • 21.

    Nieuwe natuur: zoals weergegeven in het Natuurgebiedsplan Overijssel 2008.

  • 22.

    Overeenkomst: een overeenkomst is een rechtshandeling naar burgerlijk recht waarbij twee partijen, aan de ene zijde de aanmelder en aan de andere zijde BBL in opdracht van de provincie Overijssel zich op basis van wilsovereenstemming verbinden om een intensieve veehouderij te verplaatsen van de ene oorspronkelijke locatie, naar een andere, de hervestigingslocatie, waarbij de bedrijfsgebouwen en gronden op de oorspronkelijke locatie tegen betaling van een aankoopprijs aan de aanmelder worden aangekocht door BBL.

  • 23.

    Productiecapaciteit: de omvang van het voortbrengend vermogen van een bedrijf, uitgedrukt in de grootte-eenheid ‘NGE’. In bijlage 2 zijn de NGE-normen voor de intensieve veehouderij, niveau 1998, opgenomen

  • 24.

    Project: Verplaatsing Intensieve Veehouderijen.

  • 25.

    Samenvoeging: toevoeging van de productiecapaciteit van de voor het project aangemelde locatie(s) op een andere locatie die op de datum van de landbouwtelling voorafgaand aan de openstelling tot het aangemelde bedrijf behoort.

  • 26.

    Slopen: het (doen) afbreken van de agrarische bedrijfsgebouwen, het afvoeren van puin en afval, de verwijdering van erfverharding, putten en funderingen en het egaliseren van het perceel.

  • 27.

    Subsidieregeling Natuurbeheer: de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000.

Artikel 2. Grondslag

  • 1.

    De provincie Overijssel kan voor de uitvoering van het project Verplaatsing Intensieve Veehouderijen overeenkomsten naar burgerlijk recht (laten) sluiten met andere partijen, die zoals blijkt uit aanmelding voor deelname aan het project hiervoor in aanmerking willen komen en daartoe hun wil aan Gedeputeerde Staten te kennen hebben gegeven, met als doel het bevorderen van het verplaatsen van intensieve veehouderijen.

  • 2.

    BBL zal de in lid 1 genoemde overeenkomsten met andere partijen namens de provincie Overijssel aangaan.

  • 3.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheid genoemd in lid 1 worden de bepalingen in artikel 6, eerste en tweede lid van de verordening (EG) nr. 1/2004 van de Europese Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten, Publ. 2004, L 1/1, in acht genomen.

Artikel 3. Bevoegdheden

Gedeputeerde Staten geven de mogelijkheid een bijdrage in de verplaatsingskosten te verlenen aan ondernemers, die in het kader van de uitvoering van het project Verplaatsing Intensieve Veehouderijen een koopovereenkomst hebben gesloten met BBL. Hiervoor hebben Gedeputeerde Staten in het Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2005 in paragraaf 3 (Uitvoering van het Reconstructieplan Salland-Twente) subsidiebepalingen opgenomen met betrekking tot verplaatsingskosten intensieve veehouderijen (artikel 4.8, lid 3 en artikel 4.9, lid 7).

Artikel 4. Openstelling

  • 1.

    Deelname aan het project is mogelijk nadat Gedeputeerde Staten dit hebben bekendgemaakt.

  • 2.

    In deze bekendmaking vermelden Gedeputeerde Staten:

    • a.

      de periode waarin aanmelding mogelijk is;

    • b.

      de wijze waarop aanmelding dient te geschieden;

    • c.

      het voor de betreffende openstelling beschikbare budget.

Artikel 5. Deelname

  • 1.

    Voor deelname aan het project komen uitsluitend in aanmerking intensieve veehouderijen gelegen in extensiveringsgebieden, zoals aangeduid in het Reconstructieplan Salland-Twente. Aangemelde intensieve veehouderijen dienen te voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de intensieve veehouderij heeft een omvang van ten minste 70 NGE. Indien het bedrijf een gemengd bedrijf betreft heeft het totale bedrijf een omvang van ten minste 70 NGE en het intensieve veehouderijgedeelte een omvang van ten minste 40 NGE;

    • b.

      indien het intensieve veehouderijbedrijf gevestigd is op meerdere locaties komen slechts die bedrijfsonderdelen die in extensiveringsgebieden liggen en een omvang hebben van ten minste 40 NGE voor deelname in aanmerking;

    • c.

      indien een bedrijf ook andere agrarische bedrijfstakken dan intensieve veehouderijen uitoefent, dan komen deze niet-intensieve bedrijfstakken en bijbehorende onderdelen van het bedrijf niet in aanmerking voor deelname aan het project;

    • d.

      alleen bedrijven, of onderdelen van bedrijven die op de datum van de landbouwtelling voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel en voorafgaand aan de openstelling als bedoeld in artikel 4 van deze regeling in productie waren en op beide data tenminste de omvang hebben zoals aangegeven in lid 1a en lid 1b komen in aanmerking voor deelname aan het project.

  • 2.

    Bij de bepaling van de omvang van het bedrijf als bedoeld in artikel 1 wordt uitgegaan van de in de vigerende vergunningen opgenomen informatie over de maximale productiecapaciteit en bedrijfsomvang. Indien de daadwerkelijk aanwezige gebouwen geringer in productiecapaciteit zijn dan vermeld in de vigerende vergunning(en), geldt de daadwerkelijk aanwezige productiecapaciteit als grondslag voor de berekening van de productiecapaciteit.

  • 3.

    Alleen bedrijven die zijn aangemeld op het tijdstip danwel in de periode als bedoeld in artikel 4, tweede lid van deze beleidsregel, komen in aanmerking voor deelname aan het project.

  • 4.

    Bij een verplaatsing binnen het reconstructiegebied Salland-Twente dient het bedrijf verplaatst te worden naar een locatie in een landbouwontwikkelingsgebied. Bij uitzondering, in het bijzonder bij samenvoegingen, kunnen Gedeputeerden Staten hervestiging in verwevingsgebied toestaan.

  • 5.

    De omvang van de intensieve veehouderij op de hervestigingslocatie dient ten minste 80% te bedragen van de omvang van de productiecapaciteit van de op aangemelde intensieve veehouderij(en) op de uitplaatsingslocatie(s).

  • 6.

    Aanmelding geschiedt door de eigenaar van het bedrijf of door de eigenaar en gebruiksgerechtigde(n) van het bedrijf gezamenlijk. Bij aanmelding overlegt de aanmelder de volgende bescheiden:

    • a.

      een volledig ingevuld en ondertekend aanmeldingsformulier;

    • b.

      een bewijs van eigendom/pacht van het bedrijf;

    • c.

      een kadastrale kaart met daarop ingetekend de bedrijfsgebouwen;

    • d.

      een topografische kaart schaal 1:25.000 of gedetailleerder met daarop aangegeven de ligging van de bedrijfsgebouwen;

    • e.

      een kopie van de vigerende milieuvergunning, inclusief bouwtekeningen en eventuele vigerende vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet;

    • f.

      een schriftelijke en ondertekende toelichting op de aanmelding waarin de aanmelder alle informatie vermeldt die hij relevant acht voor deelname aan het project. In deze toelichting wordt tenminste de navolgende informatie vermeld:

      • informatie over verschillen tussen de vergunde en daadwerkelijk aanwezige productiecapaciteit;

      • indien bekend de beoogde hervestigingslocatie;

      • de gewenste termijn van afronding van het project.

  • 7.

    Gedeputeerde Staten sturen de aanmelder een schriftelijke ontvangstbevestiging van de aanmelding.

Artikel 6. Prioriteit

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen, gezien de beperkte middelen, de voor deelname aan het project aangemelde bedrijven een onderlinge prioriteit toekennen volgens de criteria voor prioritering vermeld in bijlage 1 bij deze beleidsregel. De toegekende prioriteit wordt gehanteerd voor de volgorde waarin aan aanmelders een aanbod wordt gedaan tot aankoop van het bedrijf.

  • 2.

    Bij het vaststellen van de volgorde van deelname aan het project wordt een voorlopig bedrag toegerekend aan een aangemeld bedrijf, overeenkomend met de in redelijkheid geraamde totale kosten van deelname van het desbetreffende bedrijf aan het project.

  • 3.

    Indien de aanmeldingen voor het project het door Gedeputeerde Staten vastgestelde budget overschrijden, dan komen de bedrijven met de hoogste prioriteit in aanmerking voor deelname aan het project en zo vervolgens totdat het voor de bekostiging van projecten beschikbare budget is besteed.

  • 4.

    De aanmelders, die op grond van het niet beschikbaar zijn van voldoende budget in de betreffende openstellingsperiode niet in aanmerking komen voor het doen van een aanbod, ontvangen hiervan bericht.

  • 5.

    Indien na afloop van openstelling van het project, gedurende de periode waarin de administratieve afhandeling van de aanmeldingen voor deelname aan het project plaatsvindt, blijkt dat er sprake is van vrijval van gereserveerd budget voor die openstelling, zijn Gedeputeerde Staten bevoegd de overige aangemelde bedrijven, die voldoen aan de vereisten zoals vermeld in deze beleidsregels en op volgorde van de vastgestelde prioriteit, alsnog in staat te stellen tot deelname aan het project.

Artikel 7. Aanbod tot aankoop

  • 1.

    Na beoordeling van de aanmelding stellen Gedeputeerde Staten de aanmelders in staat tot deelname aan het project door middel van een aanbod door BBL aan de aanmelder tot het sluiten van een koopovereenkomst.

  • 2.

    De koopovereenkomst betreft de aankoop door BBL van alle bedrijfsgebouwen die worden gebruikt voor het uitoefenen van de intensieve veehouderij of veehouderijtak met ondergrond en erf.

  • 3.

    BBL bepaalt de begrenzing van het te kopen object. De koopsom wordt opgebouwd uit de volgende elementen:

    • a.

      de gecorrigeerde vervangingswaarde van de bedrijfsgebouwen op basis van een door BBL uitgevoerde zakelijke taxatie na aanmelding voor deelname. Voor de leeftijd van de gebouwen en inrichting geldt het moment van openstelling van het project. Indien de afrondingsperiode van de verplaatsing meer dan drie kalenderjaren beslaat, wordt deze leeftijd vermeerderd met het aantal volledige kalenderjaren dat de afrondingsperiode later dan na drie kalenderjaren eindigt.

      Wanneer de bij taxatie aanwezige productiecapaciteit (aantal dierplaatsen) afwijkt van de aanwezige oppervlakte van gebouwen gedeeld door de oppervlaktenorm uit te hanteren versie van de Kwantitatieve Informatie voor de Veehouderij (KWIN), dan is de aanwezige productiecapaciteit uitgangspunt voor de taxatie. Bij samenvoeging van bedrijfslocaties vergoedt de provincie 80% van de gecorrigeerde vervangingswaarde;

    • b.

      de waarde van ondergrond en erf, bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer, uitgaande van agrarische landbouwgrond. De begrenzing vindt plaats op basis van wat redelijk tot erf en ondergrond kan worden gerekend en zoveel mogelijk aansluitend bij in het terrein zichtbare grenzen en zodanig dat het te kopen perceel ontsloten is of kan worden vanaf de openbare weg.

Artikel 8. Verkoop van gronden in de Ecologische Hoofdstructuur

  • 1.

    Indien een aanmelder gronden in bezit heeft die zijn begrensd als nieuwe natuur is de aanmelder bij deelname aan het project, verplicht deze gronden te verkopen aan BBL. Deze verplichting vervalt indien de aanmelder ten tijde van de eigendomsoverdracht een overeenkomst ingevolge de Subsidieregeling Natuurbeheer heeft afgesloten.

  • 2.

    Indien een aanmelder andere gronden bezit dan de in lid 1 bedoelde is de aanmelder verplicht deze gronden aan BBL te koop aan te bieden. Deze verplichting vervalt indien de aanmelder op de uitplaatsingslocatie na het verplaatsen van de intensieve veehouderij een volwaardig landbouwbedrijf voortzet.

Artikel 9. Achterwege laten van het doen van een aanbod

  • BBL laten een aanbod achterwege, danwel trekken een reeds eenmaal gedaan aanbod in:

  • 1.

    indien blijkt dat de gegevens verstrekt bij de aanmelding niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid;

  • 2.

    indien de overgelegde gegevens zijn veranderd en de aanmelder Gedeputeerde Staten of BBL hierover niet heeft geïnformeerd;

  • 3.

    als gevolg van veranderingen bij het aangemelde bedrijf, waardoor de aanmelding niet meer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 5 van deze beleidsregel.

Artikel 10. Voorwaarden aankoop

  • 1.

    BBL hanteert bij het doen van een aanbod tot aankoop van een bedrijf een modelkoopovereenkomst.

  • 2.

    In deze modelkoopovereenkomst zijn, naast algemene bepalingen gericht op een correct verloop van de aan- en verkoopprocedure, de volgende elementen uitgewerkt:

    • a.

      de koopsom, bestaande uit een vergoeding voor de gebouwen en de waarde van ondergrond en erf. In het kader van de tenuitvoerlegging van deze beleidsregel is de koopsom ondeelbaar;

    • b.

      De koopsom wordt als volgt uitbetaald:

      • 50% van de koopsom bij de passering van de akte van levering;

      • 30% van de koopsom op basis van aanvraag van de verplaatser en van gemaakte kosten (tot een maximum van 80% van de koopsom);

      • de laatste termijn van 20% van de koopsom na afronding van de verplaatsing;

    • c.

      de termijn van de verplaatsing:

      • afronding van de verplaatsing dient op een tussen BBL en de aanmelder in de koopovereenkomst vast te stellen datum te hebben plaatsgevonden. Deze datum dient te vallen binnen de periode van 3 jaar na de ondertekening van de koopovereenkomst;

      • indien door aantoonbare overmacht de verplaatsing meer tijd vraagt, kan de termijn van verplaatsing verlengd worden. De koopsom wordt in die gevallen gewijzigd conform het in artikel 7, lid 3a, gestelde;

    • d.

      de eigendomsoverdracht kan pas plaatsvinden nadat Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld dat de door de aanmelder voorgestelde hervestigingslocatie als duurzaam kan worden aangemerkt en uit een verklaring van een financiële instelling is gebleken dat de verplaatsing uitvoerbaar is;

    • e.

      de intensieve veehouderij op de aangemelde locatie(s) wordt, binnen de termijnen zoals aangegeven in lid 2c van de onderhavige beleidsregel, geheel beëindigd, de bestemming veranderd in een passende bestemming die gebruik voor intensieve veehouderij uitsluit, de vergunningen ingetrokken of voor zover het gemengde bedrijven betreft de ammoniakrechten van het bedrijf verminderd met de vergunde ammoniakrechten voor de intensieve veehouderij. De bij de intensieve veehouderij behorende gebouwen worden binnen de in lid 2c van de onderhavige beleidsregel aangegeven termijnen gesloopt;

    • f.

      de intensieve veehouderij op de aangemelde locatie(s) wordt, binnen de termijnen zoals aangegeven in lid 2c van de onderhavige beleidsregel, geheel beëindigd, de vergunningen ingetrokken en de bestemming veranderd in een passende bestemming die gebruik voor intensieve veehouderij uitsluit. De bij de intensieve veehouderij behorende gebouwen worden binnen de in lid 2c van de onderhavige beleidsregel aangegeven termijnen gesloopt;

    • g.

      de aanmelder zet binnen de in lid 2c van de onderhavige beleidsregel aangegeven termijnen zijn intensieve veehouderij voort op een door hem gekozen en door Gedeputeerde Staten als duurzaam beoordeelde locatie in Nederland;

    • h.

      de omvang van de intensieve veehouderij op de hervestigingslocatie dient ten minste 80% te bedragen van de omvang van de productiecapaciteit van de op aangemelde intensieve veehouderij(en) op de uitplaatsingslocaties(s).

  • 3.

    Gedeputeerde Staten en BBL kunnen de modelkoopovereenkomst aanvullen en afwijken van de daarin opgenomen regels, met uitzondering van de regels opgenomen in het tweede lid van dit artikel, indien de realisering van de doelstellingen van het project door toepassing van modelkoopovereenkomst niet kan worden bereikt.

Artikel 11. Geen doorgang vinden van een voorgenomen koopovereenkomst

  • De voorgenomen koopovereenkomst wordt niet gesloten, indien:

  • 1.

    de aanmelder zijn aanmelding intrekt;

  • 2.

    de aanmelder het aan hem gedaan aanbod tot aankoop niet accepteert;

  • 3.

    de aanmelder het aanbod als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregel niet heeft aanvaard binnen de termijn die daarvoor is gesteld in de hem aangeboden overeenkomst, en BBL, met instemming van Gedeputeerde Staten, heeft besloten om als gevolg daarvan het aan aanmelder gedane aanbod niet langer gestand te doen;

  • 4.

    BBL onder toepassing van de bevoegdheid genoemd in artikel 9, het doen van een aanbod tot aankoop achterwege laat;

  • 5.

    BBL vaststelt, dat niet voldaan is of zal worden, aan de bij de overeenkomst tot aankoop overeengekomen verplichtingen die voortvloeien uit de koopovereenkomst.

Artikel 12. Hardheidsclausule

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij het beoordelen van aanmeldingen en het vaststellen van de prioriteit van deelname afwijken van de onderhavige beleidsregels in die gevallen, dat onverkorte toepassing van de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden onevenredig nadelig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

  • 2.

    In de in het eerste lid genoemde gevallen, evenals ten aanzien van gevallen, die niet zijn geregeld in deze beleidsregels, beslissen Gedeputeerde Staten naar redelijkheid en billijkheid.

Artikel 13. Omvang beleidsregel

  • 1.

    Deze beleidsregel vormt een geheel samen met de navolgende bijbehorende bijlagen:

    • a.

      Bijlage 1. Prioriteitsstelling;

    • b.

      Bijlage 2. Tabel met NGE-normen intensieve veehouderij 1998.

  • 2.

    De beleidsregel samen met de bijbehorende bijlagen kunnen worden aangehaald als de ‘Beleidsregel Verplaatsing Intensieve Veehouderijen Overijssel 2005’.

Artikel 14. Bekendmaking

Het besluit tot vaststelling van de ‘Beleidsregel Verplaatsing Intensieve Veehouderijen Overijssel 2005’ wordt bekendgemaakt in het Provinciaal blad van Overijssel.

Artikel 15. Inwerkintreding

De ‘Beleidsregel Verplaatsing Intensieve Veehouderijen Overijssel 2005’ treedt in werking de dag volgende op die van bekendmaking.

Bijlage 1. Prioriteitsstelling

De provincie Overijssel bepaalt de prioriteit van de aangemelde bedrijven op basis van de volgende criteria:

1. de mate van reductie van de ammoniakdepositie op het dichtstbijzijnde gelegen voor verzuringgevoelig gebied in gevolge de Wet Ammoniak en Veehouderij;

2. de oppervlakte natuur waarop de ammoniakreductie afneemt;

3. de natuurbeschermingstatus van het dichtstbijzijnde gelegen voor verzuringgevoelig gebied;

4. de mate waarin andere functies dan intensieve veehouderij zich verder kunnen ontwikkelen;

5. kosteneffectiviteit.

Met behulp van de onderstaande tabel wordt aan de aangemelde bedrijven een prioriteitscore toegekend.

Tabel toekenning prioriteitscore

 Criterium

 Categorie

 Score (punten)

 1. Depositiereductie Ammoniak          

 

 

 a. Depositie op rand natuurgebied volgens 

     afstandtabel uit de Interimwet.

 Mol ammoniak/ha/jr

 

 b. Oppervlakte natuur binnen

     3 km vanaf het bedrijf 

     (100% is 2.830 ha)

 Oppervlakte in ha/2.830

 

 Score volgens a maal b/2.830

 

Score a maal score b/2.830

 2. Natuurbeschermingsstatus

Habitatrichtlijngebied,

Vogelrichtlijngebied,

Natuurbeschermingswetgebied

Score op criterium 1 maal 3

 

Overige voor verzuring gevoelige

natuur

Score op criterium 1 maal 1

 3. Ontwikkeling andere functies

Grond voor de Ecologische Hoofdstructuur:

per ha 50 punten

50*ha

 

Grond voor doelen waterbeleid:

per ha 25 punten

25*ha

 

Grond voor structuurversterking landbouw/extensivering:

per ha 25 punten

25*ha

 

Grond voor recreatie:

per ha 25 punten

25*ha

 

Opheffen stankbelasting van een of meer overbelaste

objecten

25

 4. Kosteneffectiviteit verplaatsing

Totale kosten gedeeld door de score op doelbereik

Score op 2 + score op 3

gedeeld door de kosten van

de verplaatsing

Toelichting op de tabel

Bepalend voor de prioriteit is de maatschappelijke winst die door de verplaatsing kan worden gerealiseerd.

1. Depositiereductie

Het eerste criterium is de depositiereductie van ammoniak op alle natuur binnen 3 kilometer van het bedrijf. Voor de vergelijking van het effect van de bedrijfsverplaatsingen wordt de volgende aanpak gehanteerd:

• stap 1: de depositie op de dichtstbijzijnde kwetsbare natuur wordt bepaald volgens de tabel van de vroegere Interimwet Ammoniak en Veehouderij;

• stap 2: deze depositie wordt vermenigvuldigd met de totale oppervlakte natuur binnen 3 kilometer gedeeld door de totale oppervlakte van een cirkel met een straal van 3 kilometer (dat is 2.830 hectare). Het verkregen getal bepaalt de depositiescore.

2. Natuurwaarde.

Niet alle natuur is even waardevol. Ook niet alle natuur is gevoelig voor ammoniak. Binnen de kwetsbare gebieden in de EHS onderscheiden wij twee prioriteitsniveaus. Het hoogst scoren daarin de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natuurbeschermingswetgebieden. Het laagste scoort de overige kwetsbare natuur.

Voor het bepalen van de prioriteit bij verplaatsingen wordt de score uit de depositiereductie vermenigvuldigd met respectievelijk een factor 3 of 1 afhankelijk van de prioriteit die aan het betreffende natuurgebied is toegekend.

3. Ontwikkeling andere functies

Verplaatsingen kunnen bijdragen aan het realiseren van meerdere beleidsdoelen: uitbreiding van natuur door de aankoop van natuurgebied (danwel functiewijziging naar natuur volgens Programma Beheer), het beschikbaar komen van grond voor doelen waterbeleid (deze hoeft niet altijd gekocht te worden), het beschikbaar komen van grond voor recreatiedoeleinden (dagrecreatie, fiets- of wandelpaden), het beschikbaar komen van gronden voor structuurversterking van de landbouw en/of het opheffen van een stankbelaste situatie. Hiervoor worden de volgende scores gehanteerd:

• per hectare die voor natuur beschikbaar komt, wordt 50 punten toegekend;

• per hectare die voor de overige functies beschikbaar komen, wordt 25 punten per hectare toegekend;

• wanneer door het verplaatsen van een agrarisch bedrijf de overbelasting met stank van een of meerdere objecten (woning, recreatiebedrijf, kernrandzone, enz.) wordt opgeheven, wordt per verplaatsing een score van 25 punten toegekend.

4. Hoogte van de vergoeding

Bij aanwending van overheidsmiddelen wordt steeds een zo groot mogelijke kosteneffectiviteit nagestreefd. In het geval van bedrijfsverplaatsingen betekent dit dat naast een zo groot mogelijk doelbereik ook de kosten meewegen in de prioritering. Dit wordt gedaan door de som van score op de criteria 2 en 3 te delen door de geraamde kosten. Dit zijn dan de kosten per ‘gewogen eenheid beleidswinst’. De projecten met de laagste kosten per eenheid beleidswinst hebben dan prioriteit boven projecten met hogere kosten per eenheid beleidswinst. Bij de aanvraag van de verplaatsing is er alleen een grove taxatie van de gebouwen en de overige verplaatsingskosten beschikbaar. Daarom wordt er gewerkt met een aantal klassen van de geraamde verplaatsingskosten. Het gemiddelde van een klasse waarin een bedrijf is ingedeeld wordt gehanteerd bij de berekeningen ten behoeve van de prioritering.

Tabel

geschatte waarde (in euro's)

rekenwaarde bij prioritering (in euro's)

tussen 0 en 100.000

50.000

tussen 100.000 en 200.000

150.000

tussen 200.000 en 300.000 

250.000

tussen 300.000 en 400.000

350.000

tussen 400.000 en 500.00

450.000

enz.

enz

Bijlage 2. Tabel NGE-normen intensieve veehouderij 1998

Voor de intensieve veehouderij zijn in onderstaande tabel de NGE-normen, niveau 1998, weergegeven. Voor de berekening van bovenstaande omvangsvereisten wordt verder uitgegaan van de aantallen dieren zoals opgenomen in de vigerende milieuvergunning.

NGE-normen intensieve veehouderij, niveau 1998

Code

rubrieknaam

NGE 1998

Rundvee

 

 

214

Vleeskalveren voor witvleesproductie

0,137

216

Vleeskalveren voor rose vleesproductie

0,140

Varkens

 

 

235

Biggen tot 20 kg, bij de zeug

0

237

Biggen tot 20 kg, niet meer bij de zeug

(alleen indien 247 t/m 251 = 0, anders 0)

0,049

239

Vleesvarkens 20-50 kg

0,049

241

Vleesvarkens 50 kg of meer

0,049

242

Vleesvarkens 50 kg of meer, vrouwelijk

 

244

Vleesvarkens 50 kg of meer, mannelijk

 

243

Opfokzeugen en beertjes, 20-50 kg

0,067

245

Opfokzeugen, 50 kg of meer, niet gedekt

0,067

247

Zeugen, 50 kg of meer, gedekt

0,288

249

Zeugen, 50 kg of meer, bij biggen

0,288

251

Overige zeugen, 50 kg of meer, gust

0,288

253

Beren, 50 kg of meer, nog niet dekrijp

0,067

255

Beren, 50 kg of meer, dekrijp

0,288

Kippen (per 100 dieren)

 

 

269

Vleeskuikens

0,151

271

Ouderdieren vleesrassen, jonger dan 18 weken

0,442

273

Ouderdieren vleesrassen, 18 weken of ouder

0,687

275

Leghennen, jonger dan 18 weken

0,173

276

Leghennen, 18 weken tot 20 maanden

0,313

278

Leghennen, 20 maanden of ouder

0,313

Eenden en kalkoenen

 

 

287

Jonge eenden voor de vleesproductie

0,374

289

Kalkoenen

0,647

297

Overig pluimvee

0,374

Konijnen

 

 

232

Gespeende vleeskonijnen (alleen

indien 233=0, anders 0)

0,004

233

Voedsters

0,072

Edelpersdieren

 

 

290

Nertsen (moederdieren)

0,049

292

Vossen (moederdieren)

0,126

294

Overige pelsdieren (moederdieren)

0,126


1

[Toelichting: De openstelling geschiedt steeds in tranches. Per tranche is er de gelegenheid tot aanmelding. Per tranche stellen Gedeputeerde Staten het beschikbare budget vast.]

2

[Toelichting: Dit artikel regelt welke bedrijven in aanmerking komen voor deelname. De beleidsregel is alleen van toepassing op het intensieve veehouderijgedeelte van een bedrijf. Indien een bedrijf ook andere agrarische bedrijfstakken heeft, komen deze niet in aanmerking voor deelname (aankoop). Waar relevant voor het realiseren van bepaalde beleidsdoelstellingen kan het wel zo zijn dat door inzet van andere instrumenten of regelingen de verplaatsing of beëindiging van het overige deel van het bedrijf wordt gefaciliteerd.]

3

[Toelichting: Om de beschikbare gelden zo efficiënt mogelijk te besteden bepaalt de provincie de prioriteit van de aangemelde bedrijven. Prioriteit hebben die beëindigingen waarmee:

  • 1

    een grote bijdrage wordt geleverd aan het verminderen van een ammoniakknelpunt;

  • 2

    meerdere beleidsdoelen worden gediend;

  • 3

    de hoogste kosteneffectiviteit wordt gerealiseerd.

Dit is uitgewerkt in de criteria zoals opgenomen in bijlage 2. ]

4

[Toelichting: De kern van de uitvoering van het project is het aanbieden van een koopovereenkomst. De voorwaarden zoals vermeld in deze beleidsregel zijn vertaald in een modelovereenkomst. De koopovereenkomst regelt de aankoop van de relevante bedrijfsgebouwen en de bijbehorende ondergrond. Naast de koopovereenkomst kan de aanmelder ingevolge het Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2005 in paragraaf 4.3 (Uitvoering van het Reconstructieplan Salland-Twente) aanspraak maken op een bijdrage in de overige kosten die met de verplaatsing samenhangen.]

5

[Toelichting: Om te bevorderen dat een ander belangrijk beleidsdoel van de provincie Overijssel, realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, wordt gerealiseerd, is een aanmelder bij deelname aan het project verplicht om landbouwgrond die als EHS-gronden is begrensd te verkopen danwel conform de doelstellingen van het Natuurgebiedsplan Overijssel 2008 te gaan beheren (particulier beheer). Dit laatste kan alleen indien het Natuurgebiedsplan Overijssel 2008  particulier beheer voor desbetreffende percelen toestaat.

Voor het realiseren van andere beleidsdoelen dan de EHS kan de provincie ook de overige gronden van de aanmelder willen verwerven. Daarom dient de aanmelder deze te koop aan te bieden bij de aanmelding tenzij de aanmelder na de verplaatsing van de intensieve veehouderij op de uitplaatsingslocatie een volwaardig agrarisch bedrijf voortzet en de betreffende gronden hiervoor nodig heeft. ]

6

[Toelichting: Dit artikel geeft in essentie weer aan welke vereisten een verplaatsing dient te voldoen. Doel is dat het te verplaatsen bedrijf op een duurzame locatie in Nederland duurzaam wordt voortgezet. De duurzaamheid van de locatie is ter beoordeling aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten beoordelen de duurzaamheid van de locatie aan de hand van het vigerende reconstructie- of gebiedsplan. Indien de locatie buiten de provincie Overijssel ligt, vragen Gedeputeerde Staten het desbetreffende college van Gedeputeerde Staten om een beoordeling van de locatie.

Op de uitplaatsingslocatie wordt de intensieve veehouderij geheel beëindigd; fysiek en door het intrekken van de vergunningen en het aanpassen van de bestemming. Een gemengd bedrijf dat deelneemt aan de VIV moet zijn ammoniakrechten verminderen en mag deze op de betreffende locatie niet benutten voor uitbreiding in een andere sector zoals de rundveehouderij.

Uitgezonderd het veranderen van de bestemming is de aanmelder verantwoordelijk voor het beëindigen en laten intrekken van de vergunningen. ]

7

[Toelichting: Dit artikel stelt Gedeputeerde Staten in staat in bijzondere omstandigheden af te wijken van het gestelde in deze beleidsregel ten gunste van een aanmelder. Bijzondere omstandigheden zijn onder meer:

  • 1

    een aanmelder valt als gevolg van de prioritering herhaald net buiten de selectie van bedrijven voor een openstelling;

  • 2

    overmacht ten aanzien van de aanmelder, onder meer als gevolg van beroepsprocedures tegen de (door Gedeputeerde Staten positief beoordeelde) hervestigingslocatie. ]