Organisatie | Lelystad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2015 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Dit besluit vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2015, na 1e wijziging van 3 maart 2015.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-09-2016 | 08-06-2017 | Wijziging diverse artikelen hoofdstuk 1, aanvulling toelichting hoofdstuk 5 en vervanging vergoedingenlijst | 06-09-2016 | 160015449 | |
29-06-2015 | 29-09-2016 | toevoeging van de artt. 1.3.a en 1.3.b | 19-05-2015 | 151017913 | |
29-06-2015 | 29-06-2015 | Wijziging artikel 8.3 lid 1 en toevoeging sub c aan artikel 6 vergoedingenlijst. | 03-03-2015 | 151003678 | |
01-01-2015 | 29-06-2015 | nieuwe regeling | 09-12-2014 | 141050546 |
Het college van de gemeente Lelystad,
onder verwijzing naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2015 en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
overwegende, dat het noodzakelijk is het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning bij besluit te regelen;
vast te stellen het navolgende
Hoofdstuk 1 –Algemene bepalingen
Artikel 1.3.a Bijdrage in de kosten van een algemene voorziening
Voor een algemene voorziening kan een eigen bijdrage zijn verschuldigd conform de vergoedingenlijst.
Dagbesteding is een dagprogramma met een accent op begeleiding in groepsverband, gericht op het bijhouden en ontwikkelen van vaardigheden en het ontlasten van de mantelzorger. Voor de cliënten met een zwaardere ondersteuningsbehoefte kan de dagbesteding samengaan met enige vorm van behandeling en/of persoonlijke verzorging.
Hoofdstuk 6 – Kortdurend verblijf/logeervoorziening
Kortdurend verblijf omvat logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, voor inwoners met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, ter ontlasting van de mantelzorger.
Hoofdstuk 7 - Woonvoorzieningen
Artikel 7.1 Vormen woonvoorzieningen
De door het college te verlenen woonvoorzieningen kunnen bestaan uit een voorziening voor:
Artikel 7.2 Wijze van verstrekken
De voorzieningen als bedoeld in artikel 7.1, onderdelen c en d worden, indien de woning eigendom is van een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 70 van de woningwet, uitbetaald aan de door de gemeente gecontracteerde aannemer. Bij particuliere huur of eigen woning wordt een vergoeding verstrekt op basis van een offerte van de door de gemeente gecontracteerde aannemer.
Artikel 7.4 Terugbetaling van woningaanpassingen
De woningeigenaar die voor de door hem zelf bewoonde woning een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel c, heeft ontvangen en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen.
Artikel 7.5 Weigering of verlaging
Voor de in het vorige lid bedoelde woonvoorziening kan alsnog een hoger persoonsgebonden budget worden verstrekt indien binnen een jaar na de aanvraag geen geschikte woning beschikbaar is, of wanneer binnen een half jaar na de aanvraag geen geschikte woning beschikbaar is en de ernst van de beperking dusdanig is dat de primaire woonfuncties zoals bezoek van toilet of badkamer niet meer mogelijk zijn.
Artikel 7.6 Woonwagen en woonschip
Indien de aanvrager een woonwagen of woonschip bewoont, kan het college een voorziening genoemd in artikel 7.1, onderdeel c, verlenen, indien:
Artikel 7.7 Onderhoud, keuring en reparatie
Het college verleent een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel d, voor de volgende eerder door het college verstrekte maatwerkvoorziening:
Artikel 7.8 Gemeenschappelijke ruimte
Het college kan besluiten tot de verlening van woonvoorzieningen in of aan een gemeenschappelijke ruimte indien dit zich niet verzet tegen artikel 7.5 lid 1 onder b.
Artikel 7.9 Woningaanpassingen
Een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard als bedoeld in artikel 7.1, onder c, kan betrekking hebben op de navolgende kosten:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom mits het honorarium niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in De Nieuwe Regeling (DNR) van de Bond van Nederlandse Architecten en de noodzaak tot het inschakelen van een architect voortvloeit uit de aard, de omvang en de complexiteit van de betreffende aanpassing;
Hoofdstuk 8 – Vervoersvoorzieningen
Artikel 8.1 Vormen vervoersvoorziening
De door het college te verlenen vervoersvoorziening kan bestaan uit:
De begeleider van de persoon die recht heeft op de voorziening als bedoeld in artikel 8.1, onderdeel a, kan gratis meereizen in het collectief systeem van aanvullend vervoer indien de bedoelde persoon zonder die begeleiding niet kan reizen of zich op de plaats van bestemming niet zelfstandig kan verplaatsen.
Artikel 9.1 Vormen rolstoelvoorziening
De door het college te verlenen rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 10.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager, op diens verzoek, afwijken van de bepalingen van dit besluit indien de onverkorte toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.
Bijlage: Vergoedingenlijst krachtens het besluit Maatschappelijke Ondersteuning Lelystad 2015
Volgens artikel 1.2. van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2015 van de gemeente Lelystad kan het resultaat van een maatwerkvoorziening bestaan uit:
De hoogte van het PGB voor dagbesteding bedraagt maximaal € 23,68 per dagdeel (75% van het gemiddelde tarief van de hoofdaannemers), inclusief vervoer van en naar de locatie van de dagbesteding.
1.Indien de begeleiding wordt geboden door een gekwalificeerde zorgverlener is het PGB uurtarief maximaal € 37,04 (75% van het gemiddelde tarief van de hoofdaannemers). Dit geldt uitsluitend indien de aanbieder:
2.Indien de begeleiding wordt geboden door een informele hulpverlener of mantelzorger bedraagt het uurtarief maximaal het op de informele hulpverlener of mantelzorger van toepassing zijnde bruto wettelijk minimumreferentieloon en indien van toepassing aangevuld met een surplus voor de werkgeverslasten van 25%.
3. Een schoon en leefbaar huis
1.De hoogte van het PGB voor huishoudelijke hulp met als resultaat een schoon huis bedraagt in beginsel € 138,14 per vier weken (75% van het tarief voor de gecontracteerde aanbieders). Dit geldt uitsluitend indien de zorgverlener:
a.als zorgverlener voor huishoudelijke ondersteuning staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of;
b. een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) is die beschikt over een door de Belastingdienst afgegeven modelovereenkomst en geen familie van de aanvrager is.
2. Indien de huishoudelijke ondersteuning wordt geboden door een informele hulpverlener of mantelzorger, bedraagt het uurloon maximaal het op de informele hulpverlener of mantelzorger van toepassing zijnde bruto wettelijk minimumreferentieloon, en indien van toepassing aangevuld met een surplus voor de werkgeverslasten van 25%. Het aantal uren huishoudelijke ondersteuning wordt daarbij in beginsel begrensd door het maximum van € 138,14 per vier weken.
De hoogte van het PGB voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal € 45,45 per etmaal, dit is inclusief overnachting en vervoer en exclusief individuele ondersteuning of dagbesteding. Dit tarief geldt eveneens indien de aanvrager deze voorziening in natura wenst te ontvangen.
De hoogte van het PGB bedrag voor een woonvoorziening is afhankelijk van het doel van de aanvraag:
De hoogte van de bijdrage voor een dienstencheque bedraagt € 7,50 per dienstencheque.
Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een voorwaarde om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen is dat de aanvrager zijn
hoofdverblijf in Lelystad heeft. Aanvrager moet ingeschreven staan in de gemeentelijke
basisadministratie (GBA) van de gemeente Lelystad. Hoofdverblijf betekent volgens jurisprudentie meer dan alleen ingeschreven staan in het GBA; aanvrager moet daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijven. Als de aanvrager kan aantonen dat hij op korte termijn in Lelystad komt wonen, kan -als hij nog niet staat ingeschreven in het GBA- de aanvraag in behandeling worden genomen. Er wordt dan wel een termijn afgesproken waar binnen de inschrijving in het GBA geregeld moet zijn.
De voorzieningen of diensten moeten langdurig noodzakelijk zijn ter compensatie van beperkingen. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of dat het een blijvende situatie betreft. Onder een ‘blijvende situatie’ wordt ook de terminale levensfase verstaan. Voor sommige maatwerkvoorzieningen, bijvoorbeeld hulp bij het huishouden, kan het ook om een kortere periode gaan, bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal per situatie verschillen. Als de verwachting is dat aanvrager na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag van kortdurende medische noodzaak worden uitgegaan. Bij een wisselend ziektebeeld, waarbij verbetering in de toestand opgevolgd wordt door periodes van terugval, kan uitgegaan worden van een langdurige medische noodzaak.
Wanneer blijkt dat aanvrager niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, wordt beoordeeld of er zogenaamde algemene voorzieningen zijn die de problemen die aanvrager ervaart (gedeeltelijk) kunnen oplossen. Algemene voorziening is een breed begrip. Het betreft voorzieningen waar iedereen gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen kunnen commerciële diensten zijn zoals een wasserette/stomerij of een boodschappenbezorgdienst van een supermarkt maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals het restaurant van een verzorgingshuis waar buurtbewoners tegen een geringe vergoeding kunnen eten. De bedoeling is dat er steeds meer algemene voorzieningen komen zodat inwoners minder een beroep doen op (duurdere) maatwerkvoorzieningen.
Voorliggende voorzieningen op grond van andere wet- of regelgeving
Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen(Wia). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen voorziening/dienst worden verstrekt. Voorliggende voorzieningen vanuit de ziektekostenverzekeraar zijn loophulpmiddelen. Ziektekostenverzekeraars hebben afspraken met thuiszorgaanbieders voor tijdelijke gebruik van krukken of een rolstoel en met hulpmiddelenleveranciers voor permanent gebruik van andere loophulpmiddelen. Het aanbod is afhankelijk van het verzekeringspakket. Op grond van de Wia kan er aanspraak gemaakt worden op hulpmiddelen in de werksituatie en op vervoer van en naar het werk. De Wlz is verantwoordelijke voor woningaanpassingen en diensten in een Wlz-instelling.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Het HKZ Certificaat geeft aan dat een instelling voldoet aan vooraf vastgestelde kwaliteitsnormen van de geleverde zorg.
De overige definities behoeven geen toelichting.
Artikel 1.2 Algemene bepalingen
Dit artikel spreekt voor zich. Persoonlijke verzorging kan onderdeel uitmaken van ondersteuning thuis, dit geldt voor aanvragers met een zintuiglijke beperking, een verstandelijke beperking of een psychiatrische aandoening en betreft ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Artikel 1.3 Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
De verstrekking is altijd gebaseerd op de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien aanvrager een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van aanvrager. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening.
Artikel 1.3. a Bijdrage in de kosten van een algemene voorziening
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Het kabinet heeft bepaalt dat de inzet van de dienstencheque zich niet alleen beperkt tot enkel een schoon en leefbaar huis, maar dat de dienstencheques ook mogen worden ingezet voor persoonlijke dienstverlening in combinatie met een schoon en leefbaar huis, in de meest ruime zin van het woord.
Ook kan de dienstencheque als een cliënt dat wenst, worden ingezet als aanvulling op de ondersteuning die wordt verleend op basis van een maatwerkvoorziening. Bijvoorbeeld in die gevallen waarin iemand in aanvulling op de afgesproken ondersteuning tegen betaling gebruik wil maken van extra uren hulp gericht op de specifieke wensen van deze persoon of men tijdelijk gebruik wil maken van aanvullende hulp voor de niet-dagelijkse werkzaamheden in en om het huis. In dit geval combineert de cliënt de ondersteuning uit de maatwerkvoorziening met de beschikbaarheid van de dienstencheque als algemene voorziening.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Een PGB kan een geschikt instrument zijn voor de cliënt om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente streeft ernaar dat alle gewenste voorzieningen op lokaal niveau aanwezig zijn, zodat een PGB in principe niet nodig is. Dit zal niet in alle gevallen mogelijk zijn. De gemeente vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB kunnen inzetten.
De hoogte van een PGB voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, overige werkgeverslasten, vakantiedagen (20 dagen bij een volledige werkweek) en vakantietoeslag. Van werkgeverslasten is sprake als er een arbeidsovereenkomst wordt gesloten met de zorgverlener, doorgaans gebeurt dit als er meer dan 3 dagen per week wordt gewerkt. Het gaat dan om de loonheffingen.
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt indien de cliënt dit motiveert. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk PGB plan wordt de cliënt gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. Aanvrager dient van een door het college vastgesteld modelplan gebruik te maken.
Overwegende bezwaren tegen toekenning van een PGB zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een PGB. In de volgende situaties is het risico groot dat het PGB niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is. In deze situaties kan een PGB worden geweigerd. Om een PGB af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
De gemeente Lelystad is van mening dat een PGB louter kan worden aangewend voor ondersteuning die hier ten lande wordt geleverd. Een PGB kan daarmee nimmer de grens over om ondersteuning in te kopen in een ander land.
Het trekkingsrecht via de SVB geldt uitsluitend voor maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening voor de resultaten dagbesteding, ondersteuning thuis, een schoon en leefbaar huis en kortdurend verblijf/een logeervoorziening. Het PGB voor een woningaanpassing, hulpmiddel of vervoersvoorziening wordt niet verstrekt via het trekkingsrecht.
De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt met een PGB moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in de vorm van zorg in natura. In het PGB plan dient aangetoond te worden op welke wijze deze kwaliteit geborgd is.
In de Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat gemeenten PGB’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het PGB niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum PGB van de SVB. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener.
Inzetten sociaal netwerk of mantelzorger
In het plan kan de aanvrager aangeven dat hij zijn sociale netwerk of mantelzorgers wil inzetten. De beloning van het sociale netwerk moet beperkt blijven tot gevallen waarin de zorg de gebruikelijke hulp overstijgt. Nagegaan wordt of de aanvrager een bewuste keuze heeft gemaakt tussen zorg in natura of een PGB.
Een PGB kan bijvoorbeeld uitkomst bieden wanneer de zorg nodig is op ongebruikelijke tijden, bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning in het weekend.
De dagbesteding wordt programmatisch aangeboden, met een vast dag en/of weekprogramma, met agogische methoden gericht op de doelgroep met een welomschreven doel en vraagt een actieve betrokkenheid van de cliënt. De dagbesteding is tevens gericht op het structureren van de dag, daarnaast wordt geoefend met vaardigheden, die de zelfredzaamheid bevorderen. De dagbesteding wordt aangeboden inclusief vervoer, indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Dagbesteding is nadrukkelijk anders dan welzijnsactiviteiten; ook al bevatten welzijnsactiviteiten wel elementen die in dagbesteding voorkomen. Voor veel cliënten zal deelname aan activiteiten in bijvoorbeeld een wijkvoorziening voldoende zijn om structuur te bieden aan de dag en medemensen te ontmoeten. Dagbesteding als maatwerkvoorziening is alleen bedoeld voor cliënten die door hun cognitieve beperkingen, ernstig fysieke beperkingen of gedragsproblematiek een dergelijke dagstructurering, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of het reguleren van gedragsproblemen nodig hebben. Dagbesteding kan ook een oplossing zijn om de huisgenoot of mantelzorger te ontlasten.
Artikel 3.2 Voorwaarden voor dagbesteding in de vorm van een PGB
Uit de toelichting op artikel 3.1. blijkt duidelijk dat dagbesteding niet op het woonadres van de aanvrager kan plaats vinden.
Hoofdstuk 4 - Ondersteuning thuis
De taken worden niet alleen overgeheveld vanuit de AWBZ naar de Wmo; er moet ook daadwerkelijk een transformatie plaats vinden. De gemeente wil de bestaande vormen van ondersteuning anders en dichterbij de cliënt organiseren en nieuwe vormen van hulp en ondersteuning voor de diverse doelgroepen ontwikkelen.
De zorgaanbieder stelt in overleg met de cliënt een werkplan op waarin de omvang van de ondersteuning thuis is opgenomen. Ondersteuning thuis kan worden ingezet voor:
Onder het resultaat ondersteuning thuis zijn de volgende functies gebracht::
Net als bij hulp bij het huishouden wordt bij begeleiding het begrip :” gebruikelijke hulp gehanteerd. Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die “normaal” wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten. Begeleiding door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:
Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid en kan om die reden niet worden verplicht.
Hoofdstuk 5 - Schoon en leefbaar huis
Het kunnen voeren van een huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Adequaat een huishouden voeren is een zeer subjectief begrip waarop een ieder, anders wellicht dan bij hulpmiddelen, eigen normen en waarden hanteert. Om er zeker van te zijn dat de huishoudelijke ondersteuning voorziet in de specifieke zorgbehoefte van de aanvrager wordt gewerkt met een werkplan voor de huishoudelijke ondersteuning. In dit werkplan, dat het karakter heeft van een overeenkomst met wederzijds goedvinden tussen de aanbieder van huishoudelijke ondersteuning en de cliënt, staat in detail beschreven welke huishoudelijke taken worden verricht en in welke mate de cliënt zelf en diens eventuele huisgenoten, waaronder begrepen kinderen vanaf 12 jaar, gebruikelijke hulp kunnen bieden. Het college heeft een model werkplan voor de huishoudelijke ondersteuning vastgesteld.
Met onderstaande uitgangspunten als kaders kan het werkplan worden opgesteld op grond waarvaneen basisniveau van wat er minimaal wordt verstaan onder een schoon en leefbaar huis kan worden gerealiseerd. Daarbij is het aan de cliënt om, in overleg met de aanbieder, keuzes te maken en prioriteitente stellen.
1.ledereen moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, in gebruik zijnde slaapkamer, keuken, badkamer, toilet en gang.
2.Een schoon huis wil niet zeggen dat alle ruimtes wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis periodiek schoon wordt gemaakt, zodat het niet vervuilt.
3.De aanspraak op huishoudelijke ondersteuning bestaat uit een aanvulling op de eigen mogelijkheden van de cliënt zelf.
4.Het is aan de cliënt om, in samenspraak met de aanbieder, de werkzaamheden zodanig in te zetten dat er maximaal rendement uit wordt gehaald
5.Het onderhoud van een tuin, en het verzorgen van huisdieren (dit geldt niet voor hulphonden), hoort niet bij de maatwerkvoorziening schoon en leefbaar huis.
Wanneer een huisgenoot overbelast blijkt te zijn door de zorg voor cliënt, kan hulp bij het huishouden worden ingezet. De overbelasting moet worden vastgesteld. Van cliënt en huisgenoot wordt dan verwacht dat zij onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de overbelasting te verminderen, zodat op den duur de huishoudelijke taken weer door de huisgenoot kunnen worden overgenomen. Wanneer dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de huisgenoot ook ondersteuning nodig heeft en mantelzorg niet voor handen is, kan de huishoudelijke ondersteuning structureel worden ingezet.
Hoofdstuk 6 - Kortdurend verblijf/ Logeeropvang
Er zijn veel manieren om de huisgenoten en mantelzorgers te ontlasten, bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg voor een cliënt over te nemen. Ook dagbesteding kan als belangrijk neveneffect of zelfs doel hebben de mantelzorg te ontlasten. Soms is dat niet voldoende om het langdurig vol te kunnen houden of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen, kan kortdurend verblijf een oplossing zijn. Een voorbeeld hiervan is kortdurend verblijf op grond van de Zorgverzekeringswet.
Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft. Immers bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname, waarvoor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg moet worden gesteld.
In de instelling waar de cliënt kortdurend verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Daarbij kan logeeropvang vanaf 2015 alleen ingekocht worden bij een toegelaten instelling. Een toegelaten instelling is een zorgaanbieder met een Wtzi-toelating (Wet toegelaten zorginstellingen).
De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van - en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Hij kan hiervoor gebruik maken van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. Wanneer de cliënt beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij doorgaans in het bezit zijn van een pasje voor een collectieve vervoersvoorziening krijgen, waarmee hij zich naar de instelling kan vervoeren.
Indien de cliënt tijdens het kortdurend verblijf de voorziening dagbesteding verstrekt krijgt is deze gemaximeerd tot 2 dagdelen per etmaal. De maatwerkvoorziening ondersteuning thuis is uitgesloten daar deze derhalve nimmer thuis kan worden verstrekt.
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 6.2. Wijze van verstrekken
De gemeente heeft geen aanbieders gecontracteerd. De aanvrager krijgt de keuze om zelf een aanbieder te selecteren en de zorg vervolgens in natura of in de vorm van een PGB te ontvangen.
Hoofdstuk 7 - Woonvoorzieningen
Artikel 7.1 Vormen woonvoorzieningen
Artikel 7.2 Wijze van verstrekken
Een aantal voorzieningen leent zich vooral voor de verstrekking in natura, een aantal andere voorzieningen leent zich meer voor de vorm van het persoonsgebonden budget. Het is niet mogelijk om bij woonvoorzieningen altijd te kiezen tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget. Zo kan voor een woningaanpassing, een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard, uitsluitend door middel van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, waarbij de kosten volledig moeten worden verantwoord.
Een woonvoorziening is volgens de jurisprudentie alleen bedoeld voor situaties waarin de ondervonden problemen in direct oorzakelijk verband staan met bouwkundige of woontechnische aspecten van het hoofdverblijf. Omgevingsfactoren als lawaai, stank, onveiligheidsgevoelens, overlast en dergelijke zijn niet van belang.
Een voorziening voor verhuizing en inrichting kan worden verstrekt in de vorm van een PGB. Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizen wordt niet verstrekt wanneer wordt verhuisd naar een Wlz-instelling, zoals een verzorgingshuis of een bij die instelling horende aanleunwoning. Dit geldt ook wanneer men voor de eerste keer zelfstandig gaat wonen. Het gaat bij dergelijke verhuizingen namelijk om kosten welke als “algemeen gebruikelijk” kunnen worden aangemerkt. Natuurlijk moet in principe naar de meest geschikte woning worden verhuisd teneinde te voorkomen dat voor de nieuwe woning te veel woonvoorzieningen moeten worden verstrekt. Maar een uitzondering op deze regel is mogelijk, mits het college vooraf schriftelijk toestemming verleent.
Voor de kosten van onderhoud, keuring, reparatie en verwijderen is een voorziening mogelijk omdat deze kosten regelmatig moeten worden gemaakt voor bijvoorbeeld trapliften, deuropeners, beweegbare keukens en dergelijke en waarvan de kosten soms relatief hoog zijn. Het gaat hierbij ook om voorzieningen die (elektrisch) beweegbaar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd. Wanneer de kosten van onderhoud en reparatie zijn opgenomen in de leaseprijs van de betreffende voorziening, wordt natuurlijk geen aparte voorziening verstrekt. Ook het verwijderen van voorzieningen valt onder dit artikel.
Artikel 7.3 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling
Bij de beschikking is een datum voor gereedmelding opgenomen om te voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot uitbetaling blijft bestaan. Het college controleert of aan de voorwaarden bij de verlening van de voorziening is voldaan. Het overleggen van een verklaring dient ertoe om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd. Indien later alsnog zou blijken dat niet aan alle voorwaarden is voldaan kan de verleende voorziening alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd.
Artikel 7.4 Terugbetaling van woningaanpassingen
Met dit artikel wordt kapitaalvernietiging voorkomen. De woningeigenaar is bij verkoop verplicht tot terugbetaling van de aanpassingskosten verminderd met de afschrijving. Daarbij geldt een lineaire afschrijving over een termijn van 10 jaar, zodat het terug te betalen bedrag jaarlijks met 10 procent daalt. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid is in lid 2 een bedrag van € 25.000,-- vrijgelaten. De regeling geldt immers niet voor woningaanpassingen beneden dit bedrag.
Ter illustratie van de toepassing van de afschrijvingsregeling het volgende voorbeeld. Indien een woning is aangepast voor € 75.000,-- en de eigenaar verkoopt deze woning na vijf jaar, dan dient hij 50 procent van de aanpassingskosten minus € 25.000,-- terug te betalen. Dit percentage is berekend door de totale aanpassingskosten na aftrek van € 25.000,-- te stellen op 100 procent en dit te verminderen met een afschrijving van 50 procent (5 jaar maal 10 procent). De berekening is als volgt: € 75.000,-- -/- € 25.000,-- = € 50.000,-- x 50% = € 25.000,--.
De termijn van tien jaar ligt ruim beneden de in de bouwwereld algemeen gebruikelijke afschrijvingstermijn van (afhankelijk van het soort bouwwerk) 12 tot 20 jaar.
Artikel 7.5 Weigering of verlaging
Een aanpassing van de gemeenschappelijke ruimte binnen een complex van woningen, die is gebouwd om bewoond te worden door personen met een beperking, wordt geweigerd. Lokale voorbeelden zijn onder meer: De Buizerd, Bovenover en Het Ravelijn. Het past binnen de verantwoordelijkheid van de verhuurder, dan wel vereniging van eigenaren om de gemeenschappelijke ruimte zo in te richten dat de bewoners daarbinnen kunnen blijven functioneren en elkaar ontmoeten voor sociale contacten.
Het derde lid beperkt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard tot genoemd bedrag, omdat dit doorgaans toereikend is.
Het vierde lid verzacht de bepaling in het derde lid met de bepaling dat alsnog een hoger persoonsgebonden budget kan worden verstrekt indien binnen een jaar na de aanvraag geen geschikte woning beschikbaar is, of wanneer binnen een half jaar na de aanvraag geen geschikte woning beschikbaar is en de ernst van de beperking dusdanig is dat de primaire woonfuncties zoals bezoek van toilet of badkamer niet meer mogelijk zijn.
Het college kan afwijken indien het sociale netwerk (met inbegrip dat van andere minderjarige gezinsleden) en de kosten/ baten- analyse zich verzetten tegen dit primaat van verhuizen.
Artikel 7.6 Woonwagen en woonschip
De termijn van vijf jaar is hier opgenomen, omdat de kosten van een bouwkundige aanpassing niet in verhouding staan tot de periode waarin gebruik kan worden gemaakt van de voorziening.
Artikel 7.7 Onderhoud, keuring, reparatie en verwijdering
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 7.8 Gemeenschappelijke ruimte
Artikel 7.9 Kosten van bouwkundige of woontechnische aard
Dit artikel spreekt voor zich.
Hoofdstuk 8 - Vervoersvoorzieningen
Artikel 8.1 Vormen vervoersvoorziening
een collectief systeem van aanvullend vervoer;
De collectieve vervoersvoorziening is het collectief vraagafhankelijk vervoer. In Lelystad gaat het om een vervoerspas voor de Regiotaxi Flevoland waarvan personen met beperkingen gebruik kunnen maken. Naast het collectief vervoer is er een algemene voorziening, namelijk een uitleenservice in Lelystad in de vorm van een scootmobielpool en duwrolstoelenpool, waarvan de doelgroep gebruik mag maken.
een open buitenwagen (scootmobiel); Een scootmobiel wordt beschouwd als de vervanging van een fiets. Maar de scootmobiel is ook bedoeld voor korte afstanden die men normaal gesproken te voet aflegt. Een scootmobiel kan worden verstrekt indien de aanvrager niet in staat is zich geheel zelfstandig en in eigen tempo over een afstand van 300 meter te verplaatsen.
een gesloten buitenwagen; Hierbij kan worden gedacht aan een vervoermiddel, gelijkend op een auto, waarvoor echter geen rijbewijs B nodig is. Een gesloten buitenwagen kan worden verstrekt wanneer de persoon met de beperkingen door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van een scootmobiel.
een andere speciaal voor de doelgroep bedoelde vervoersvoorziening; Hierbij kan worden gedacht aan een driewielfiets. Ook worden de speciale voorzieningen voor kleine kinderen (zoals kruiphulpmiddelen of aangepaste buggies) tot deze categorie gerekend. Nadrukkelijk is vastgelegd dat geen voorziening kan worden verleend voor de aanschaf van een fiets met hulpmotor of een tandem. Jurisprudentie heeft overduidelijk uitgewezen dat deze vervoermiddelen niet kunnen worden aangemerkt als een speciaal voor de doelgroep bedoelde voorziening, terwijl ze wel kunnen worden beschouwd als algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Naast de vervoerspas, welke recht geeft op lokaal vervoer per Regiotaxi Flevoland tegen gereduceerd tarief, kan in Lelystad nog slechts één vervoersvoorziening worden verstrekt. Het is niet mogelijk daarnaast ook een duwwandelwagen, een driewielfiets of dergelijke voorziening te verstrekken. Door, naast de verstrekking van de vervoerspas (en dus de betaling van het grootste deel van de vervoerskosten), slechts één andere vervoersvoorziening te verstrekken, heeft de gemeente in voldoende mate voldaan aan de verplichting tot het verstrekken van vervoersvoorzieningen.
In eerste instantie gaat het bij de rechthebbenden om de personen met de beperkingen zelf. Daarnaast kan ook een vervoersvoorziening worden verstrekt aan de ouders en/of de partners en/of de kinderen tot 12 jaar die op hetzelfde adres wonen, als de persoon die recht heeft op een vervoerspas, voor vervoer tegen gereduceerd tarief per Regio Taxi Flevoland. Op grond van lid 2 kunnen zij voor een gereduceerd tarief meereizen.
De begeleider van de persoon met de vervoerspas kan gratis meereizen wanneer de pashouder niet zonder begeleider kan reizen in de Regiotaxi.
Artikel 8.3 Wijze van verstrekken
Er is geen volledige keuzevrijheid tussen een persoonsgebonden budget en de vervoersvoorziening, want de gemeente hoeft van de wetgever geen persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor het lokaal vervoer te verstrekken als er in de gemeente een adequate voorziening in de vorm van collectief aanvullend vervoer aanwezig is.
Wanneer het gaat om de aanschaf van een vervoersvoorziening kan worden gekozen voor een persoonsgebonden budget.
Het PGB voor een vervoersvoorziening niet zijnde collectief vervoer is inclusief overige kosten waaronder begrepen verzekeringen, reparatie, aanpassingen en onderhoud en bedraagt ten hoogste de kosten die gemeente anders maakt voor de verstrekking in natura. Hierbij is het maandhuurbedrag in het jaar van aanvraag bepalend voor de duur van zeven jaar. Dit bedrag wordt niet geïndexeerd en kan slechts eens per zeven jaar worden verstrekt.
Recht op een financiële tegemoetkoming voor het regionale vervoer bestaat slechts indien geen gebruik kan worden gemaakt van de Regiotaxi. Maar in principe kan iedereen per Regiotaxi worden vervoerd (ook de rolstoelgebonden personen). Daarom zal de financiële tegemoetkoming voor het lokale vervoer slechts in zeer bijzondere situaties kunnen worden verstrekt. Dan moet ook feitelijk sprake zijn van een bijzondere wijze van vervoer.
De financiële tegemoetkoming voor het buitenregionale vervoer kan eveneens in zeer uitzonderlijke situaties worden verstrekt. Deze bepaling is ontleend aan de jurisprudentie, waarbij werd bepaald dat ook het buitenregionaal vervoer in zeer uitzonderlijke situaties tot de zorgplicht van de gemeente wordt gerekend. Het moet dan niet mogelijk zijn gebruik te maken van Valys.
Artikel 9.1 Vormen rolstoelvoorziening
a en b: rolstoelen en rolstoelaanpassing
Rolstoelvoorzieningen zijn te onderscheiden van vervoersvoorzieningen. “Rolstoelen” die uitsluitend geschikt zijn voor buitenvervoer zijn vervoersvoorzieningen en geen rolstoelvoorzieningen.
Ook individuele aanpassingen aan rolstoelen vallen onder de rolstoelverlening. Een voorbeeld hiervan is een anti-decubitis kussen. Vaak worden aanpassingen tegelijkertijd met de verlening van de rolstoel gerealiseerd. Het kan echter ook voorkomen dat de aanpassingen aan rolstoelen afzonderlijk van de rolstoel worden aangevraagd en verleend. Een schootkleed bij een rolstoel wordt slechts verstrekt indien daarvoor de noodzaak is vastgesteld.
Wanneer een rolstoel in natura wordt verstrekt, dan zijn de kosten van onderhoud en reparatie in de door de gemeente betaalde huurprijs begrepen. Indien de rolstoel is aangeschaft van het persoonsgebonden budget, dan komen de kosten van onderhoud en reparatie voor rekening van de budgetontvanger.
Artikel 9.2 Wijze van verstrekken
Gekozen kan worden voor de verstrekking in natura. De sportrolstoel wordt echter, gezien de aard van deze voorziening, altijd verstrekt als persoonsgebonden budget. Het gaat niet om een financiële tegemoetkoming en daarom moeten de kosten worden verantwoord.
Bewoners van Wlz-instellingen zijn niet uitgesloten van het recht op een rolstoel op grond van de wet, maar wel moet rekening worden gehouden met het recht op een rolstoel op grond van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekosten en de daarop gebaseerde Regeling nadere regels zorgaanspraken Wlz.
Een rolstoel kan worden verstrekt als de rolstoel voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning langdurig medisch noodzakelijk is. Geen rolstoel wordt verstrekt wanneer hulpmiddelen als krukken, een rollator of andere hulpmiddelen een voldoende oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem. Wel kan, als dit noodzakelijk is, een rolstoel verstrekt worden in aanvulling op dergelijke voorzieningen, mits het gebruik dagelijks noodzakelijk is.
Een sportrolstoel kan worden verleend aan een persoon die zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.
Artikel 10.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit indien de onverkorte toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.
De bedragen voor collectief vervoer worden geïndexeerd aan de hand van het prijsindexcijfer van het kennisplatform NEA aangezien deze een realistischer beeld geeft van de prijsontwikkelingen in de vervoerssector.