Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-07-2014 | 29-03-2018 | Vervangt de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 | 18-12-2014 Overheid.nl (via GVOP), 31 december 2014 | 2014-0069 |
de raad van de gemeente Rijssen-Holten;
- gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014
- gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, en de artikelen 4, 7a,
vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid, [ en 15,] van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;
- gezien het advies van de commissie Algemeen Bestuurlijke Middelen en Zaken op 1 december 2014;
vast te stellen de ‘Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Rijssen-Holten 2015’
Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden
De vergoeding, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, wordt uitgekeerd.
Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
Indien de raad, college of burgemeester of grond van artikel 83 en 84 van de Gemeentewet een bestuurs- of andere commissie instelt, wordt in de verordening tot instelling van de commissie de vergoeding van de leden geregeld. Hierbij kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding worden vastgesteld ten aanzien van:
a. een commissielid die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en
b.een commissielid ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.
5. Het presidium stelt nadere regels met betrekking tot de maximale vergoeding vast en beslist in voorkomende gevallen over een aanvraag.
Artikel 7 Computer en internetverbinding
1. Aan raads- en commissieleden wordt een tegemoetkoming verleend voor aanschaf van of gebruik van een mobiele gegevensdrager, als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, onder a en b van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
2. De hoogte van de tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 7,50 bruto per maand.
Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders
Artikel 15 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming
De wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:
a.reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie
b.verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Hoofdstuk IV De procedure van declaratie
Artikel 17 Betaling vaste vergoedingen
De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.
Artikel 19 Declaratie van vooruit betaalde kosten
Het formulier wordt zo spoedig mogelijk na de betaling cq de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.
1. Er is een gemeentelijke creditcard in bezit en beheer van de gemeentesecretaris voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen.
2. De vergoeding van reis- en verblijfkosten in het buitenland kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.
3.Verantwoording van de betaling met de creditcard vindt plaats door de gebruiker door toevoegen van bewijsstukken van gedane uitgaven aan het overzicht van inhouding door de creditcardmaatschappij. De betreffende budgethouderdient de uitgaven ter goedkeuring te accorderen.
4. Verlies of diefstal van de creditcard wordt onverwijld gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt voor rekening van de gemeente, mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels.
Hoofdstuk V Overgangsbepalingen
Artikel 21 Brutering vergoedingen
Van 1 juli 2014 tot 1 januari 2015 geeft de gemeente nog toepassing aan artikel 39c van de Wet op de Loonbelasting 1964 en zijn de artikelen 8 en 16 niet van toepassing en worden artikel 16 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 29b van het Rechtspositiebesluit wethouders toegepast.
Besluit genomen in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Rijssen-Holten op 18 december 2014
drs. H.A.J. van de Vliert, A.C. Hofland,
griffier, voorzitter
De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen. De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:
arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.
De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.
Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. In dat geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, V en VI van de modelverordening en de Verordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III, IV, V en VI van de modelverordening.
De verordening bevat bepalingen inzake:
–de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 3). Voor
wethouders is niets opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het
Rechtspositiebesluit wethouders;
– reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden. Voor wethouders is een
onderscheid gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 4 en 5, 9 t/m
– reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder
– beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders, raads- en
commissieleden (artikelen 7 en 13) en uitwerking van de bepaling over scholing voor raads-
en commissieleden (artikel 6). Voor wethouders moet dit laatste door het college geregeld
– de procedure van uitbetalen en declareren (hoofdstuk IV);
– artikelen in verband met de juiste fiscale behandeling (artikel 8 en 16 en hoofdstuk V)
De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid
Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
De loon- en inkomstenbelasting
Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.
De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.
Eenmalige keuze per zittingsperiode
De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.
Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.
Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-en communicatie-apparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid
In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De gemeenteraad kan besluiten dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.
Er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.
Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding. Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 12 lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.
De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.
Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de Gemeentewet bieden de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag. Deze mogelijkheid is geregeld in het vierde lid. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere inwonersklasse te kiezen.
Bij raadsbesluit van 15 december 2011 is besloten om het vierde lid te wijzigen en op te nemen dat in de verordening tot instelling van een bestuurs- of andere commissie, op grond van artikel 83 en 84 van de Gemeentewet, de vergoeding van de leden wordt geregeld.
Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.
Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.
De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Bij raadsbesluit van 15 december 2011 is besloten het tweede lid te beperken tot commissieleden, niet zijnde raadsleden, schaduwfractieleden of wethouders van de gemeente Rijssen-Holten, woonachting buiten het grondgebied van de gemeente.
Artikelen 5 en 12 Buitenlandse dienstreis
Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt
Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Bij raadsbesluit van (…..) is besloten een vijfde lid toe te voegen waarin het presidium de nadere regels omtrent het maximale bedrag voor de scholing vaststelt die voor vergoeding in aanmerking komt en voorkomende gevallen kan beslissen over een aanvraag.
Artikelen 7 en 13 Computer en internetverbinding
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.
De verordening gaat ervan uit dat een computer in bruikleen wordt verstrekt.
De leden 2 en 3 zijn opgenomen als een vergoeding wordt gegeven. Als de raad besluit deze keuze niet te bieden, dan kunnen deze bepalingen vervallen.
Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3 van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktop-computer, een laptop, een pocket-pc , een mini-notebook of een tabletcomputer gaat.
De randapparatuur kan bestaan uit een een printer of een docking station. De randapparatuur moet voor het werk functioneel zijn en kan niet zelfstandig gebruikt worden. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Bij raadsbesluit van 18 februari 2010 is besloten om de ter beschikking stelling van een computer of laptop en bijbehorende randapparatuur en software of om een vergoeding voor het gebruik van de eigen apparatuur voor raadsleden te laten vervallen met ingang van de nieuwe raadsperiode. Dit werd gemotiveerd door: In de huidige tijd is de aanwezigheid van een computer cq. laptop met randapparatuur en een internetaansluiting voor bestuurders gangbaar. Om deze reden is besloten deze artikelen te laten vervallen.
Bij raadsbesluit van 15 december 2011 is besloten geen maandelijkse onkostenvergoeding meer te verstrekken aan raads- en commissieleden voor de tegemoetkoming in het gebruik van de eigen internetverbinding en voor de commissieleden ook geen tegemoetkoming meer in de kosten van papier en cartridges.
Bij raadbesluit van 8 november 2013 is besloten om met ingang van de nieuwe raadsperiode 2014-2018 de toezending van papieren vergaderstukken te beëindigen en over te gaan tot digitale verstrekking. Om tijdens de vergaderingen deze stukken te kunnen raadplegen wordt aan raads- en commissieleden een tegemoetkoming verleend voor aanschaf van of gebruik van een mobiele gegevensdrager, als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, onder a en b van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt
€ 7,50 bruto per maand en wordt bij beëindiging van het raads- of commissielidmaatschap stopgezet.
Op basis van artikel 27a in het rechtspositiebesluit wethouders, zijn in de afgelopen raadsperiode aan wethouders iPads in bruikleen ter beschikking gesteld voor de uitoefening van het ambt. Ook is in dit artikel geregeld dat op aanvraag een vergoeding wordt verstrekt voor de aanleg- en abonnementskosten van de internetverbinding. In deze lokale verordening moet de hoogte van de vergoeding worden vastgelegd. Uit praktische overwegingen is daarom in artikel 13 opgenomen dat de tegemoetkoming € 10,00 netto per maand bedraagt en zonder aanvraag wordt verstrekt. Door het raadsbesluit van 18 februari 2010 ligt hieraan geen bruikleenovereenkomst meer ten grondslag, waarin nadere voorwaarden zijn uitgewerkt. Bij raadsbesluit van 13 februari 2014 is besloten dit opnieuw toe te voegen aan artikel 13.
Artikelen 8 en 16 Werkkostenregeling
In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.
Artikel 9 en 10 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten
Voor wethouders is in artikel 9 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.
Bij raadsbesluit van 13 februari 2014 is besloten om geen vergoeding te verstrekken voor het woon-werkverkeer van wethouders.
Op grond van artikel 10 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.
Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizenontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 (0,37) per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten.
Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.
De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.
Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).
Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.
Bij raadsbesluit van 13 februari 2014 is besloten dat wethouders voor reizen ten behoeve van de gemeente en voor nevenfuncties voortvloeiend uit het ambt, gebruik kunnen maken van een dienstauto zonder chauffeur.
Artikel 14 Communicatieapparatuur
Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte communicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt. Bij raadsbesluit van 18 februari 2010 is besloten dat aan de wethouder een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking wordt gesteld. De gespreks- en abonnementskosten komen voor eigen rekening. Deze lokale uitwerking is overeenkomstig artikel 27a, derde en vijfde lid van het rechtspositiebesluit wethouders. De vergoeding voor de abonnements- en gesprekskosten van de mobiele telefoon zitten op dit moment nog in de onkostenvergoeding die de wethouder maandelijks ontvangt. Het is de wens van de VNG om deze telefoonkosten te laten vallen onder bedrijfsvoeringskosten, echter dan moet de keuze worden gemaakt of er een korting wordt toegepast op de vaste onkostenvergoeding van de wethouder. Anders is er sprake van zowel een vergoeding in natura (bruikleen om niet) als een vergoeding in geld (via de vaste onkostenvergoeding). Dit is echter nog niet geformaliseerd in regelgeving. Om deze reden is besloten om nadere besluitvorming af te wachten. Bij raadsbesluit van 13 februari 2014 is besloten dat aan de ter beschikking stelling van een mobiele telefoon een bruikleenovereenkomst ten grondslag te leggen, waarin nadere voorwaarden zijn uitgewerkt.
Artikel 15 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten
Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 17 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.
Artikelen 18 t/m 20 De procedure van declaratie
In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten of gebruik van de gemeentelijk creditcard, waarbij deze laatste twee afhankelijk zijn van de situatie. Bij raadsbesluit van (…) wordt voorgesteld het gebruik van de gemeentelijke creditcard toe te voegenaan deze verordening. Dit artikel is in overeenstemming gebracht met de getekende voorschriften van gebruik.
In artikel 21 is de overgangsbepaling opgenomen voor de gemeenten die in 2014 nog niet de werkkostenregeling hebben ingevoerd.De gemeente Rijssen-Holten past de werkkostenregeling toe met ingang van 1 januari 2015.