Organisatie | Baarle-Nassau |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verzamelverordening P-wet, IOAW, IOAZ en Bbz 2015 |
Citeertitel | Verzamelverordening 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De "Verzamelverordening WWB, IOAW, IOAZ, Bbz 2013" wordt op 1 januari 2015 ingetrokken.
De toeslagenparagraaf van de Verzamelverordening 2013 blijft gelden voor alle belanghebbenden, die op 31 december 2014 een uitkering krachtens de WWB ontvingen, bij ongewijzigde omstandigheden tot 1 juli 2015.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-01-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 17-12-2014 www.officielebekendmakingen.nl, 02-01-2015 | 01-01-2015 |
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 108 en 147 van de Gemeentewet
gelet op de artikelen 8 , 8a en 8b Participatiewet;
gelet op artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
gelet op artikel 35 wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
gelet op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004
gelet op de wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving;
In deze verordening wordt verstaan onder:
Re-integratieverplichting: de verplichting om gebruik te maken van een voorziening gericht op inschakeling in of het verkleinen van de afstand tot de arbeid waaronder begrepen begeleiding naar maatschappelijke participatie en het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en/ of de geschiktheid voor scholing/ opleiding;
Recidive: hiervan is sprake wanneer een belanghebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde categorie dan wel hetzelfde artikel zoals genoemd in deze verordening dan wel de wet. Alleen bij de boete is de recidiveperiode vastgesteld op 5 jaar.
Tegenprestatie: onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten die worden verricht, eventueel naast of in aanvulling op beloonde arbeid, en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De werkzaamheden hoeven niet te leiden tot het versterken van het arbeidsperspectief en dienen als wederdienst voor de ontvangen uitkering;
Wachttijd (27-) wettelijk bepaalde periode van vier weken waarin de belanghebbende verplicht is zelf op zoek te gaan naar werk en om de mogelijkheden van regulier onderwijs te onderzoeken. Pas hierna wordt de aanvraag ingediend en het recht op inkomensondersteuning en ondersteuning naar participatie onderzocht;
Mantelzorg: langdurige zorg, gedurende 10 uur of meer per week, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
Artikel 2 Opdracht en taak van het college
Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening of ondersteuning rekening met de mogelijkheden en omstandigheden van de belanghebbende. Deze omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon zoals beschreven in de beleidsregels, eventuele structurele beperkingen, de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.
Voor personen zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel, van wie het college heeft vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, kunnen wel in aanmerking komen voor de voorzieningen zoals bedoeld in artikelen 4 lid 1 sub a, b, c en d en 8 van deze verordening, tegen dezelfde criteria.
Artikel 5 Beëindigen van een voorziening
Het college kan een voorziening beëindigen als:
Artikel 6 Participatie(plaats) voor personen ouder dan 27 jaar
Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de P-wet een uitkeringsgerechtigde voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten zoals bedoeld in artikel 10a van de P-wet.
§ 2.3 Voorzieningen voor mensen met verminderde loonwaarde of beperkingen richting werk
Artikel 9 Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie en loonwaarde
Indien de regionale methodiek zoals bedoeld in lid 3 ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet vastgesteld is, dan wordt de loonwaarde, tot het moment dat dit wel het geval is, bepaald aan de hand van een methodiek die voldoet aan de eisen die worden gesteld in de algemene maatregel van bestuur alsook aan de eisen van de ministeriële regeling.
Een verzoek voor studietoeslag als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de P-wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 11 Mogelijkheid tot verdienen wettelijk minimumloon
Het college controleert of de aanvrager voldoet aan de vereisten van artikel 36b en stelt vast of de belanghebbende niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. Bij twijfel vraagt het college een externe organisatie om advies.
Artikel 12 Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal per studiejaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.
Artikel 20 Het opleggen van een verlaging van de uitkering
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan zoals bedoeld in de P-wet dan wel de verplichtingen genoemd in deze verordening en/of de wet, met uitzondering van artikel 17, eerste lid, P-wet en artikel 13 IOAW en IOAZ, niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich zeer ernstig misdragen zoals omschreven in artikel 34 van deze verordening, wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging van de uitkering opgelegd.
Artikel 23 Ingangsdatum, tijdvak en recidive
Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gaat de verlaging in op de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de verlaging van de uitkering aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende toepasselijke bijstandsnorm.
In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd als er sprake is van een besluit op aanvraag, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald. In deze situatie werkt het verlagen van de uitkering terug tot de ingangsdatumdatum van de uitkering dan wel de datum waarop het verzuim betrekking heeft.
Het college kan bij gedragingen uit de tweede categorie zoals bedoeld in 27 sub b en 29 sub b van deze verordening, in plaats van een verlaging, een waarschuwing opleggen indien, ter beoordeling van het college, de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert daartoe aanleiding geven.
§ 3.2.1 Niet nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling
Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9 en 9a van de P-wet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 28 Niet nakomen overige verplichtingen P-wet
Indien een belanghebbende nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 P-wet die strekken tot arbeidsinschakeling niet nakomt, wordt een verlaging van de uitkering van 50% gedurende 1 maand toegepast.
Artikel 29 Gedragingen IOAW en IOAZ
Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de IOAW/IOAZ niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet naar vermogen meewerken aan een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, IOAW/IOAZ, waaronder begrepen het niet naar vermogen deelnemen aan taalwervingslessen voor mensen die onvoldoende de Nederlandse taal beheersen;
paragraaf § 3.2.3 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging
Artikel 32 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond, niet zijnde de gedragingen zoals genoemd in lid 4 van dit artikel en artikel 33 van deze verordening, dan wordt een verlaging van de uitkering opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
Bij het versneld interen van vermogen of het hebben gedaan van een schenking waarmee rekening zou zijn gehouden bij het verlenen van de bijstand, kan voor de duur van het eerder dan wel langer bijstandsafhankelijk zijn een verlaging worden opgelegd van 100%. Deze bepaling geldt alleen voor de P-wet.
Wanneer een belanghebbende bij aanvragen voor bijzondere bijstand geen gebruik maakt van een voorliggende voorziening, die gezien haar aard passend en toereikend is voor de soort kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd, wordt de bijzondere bijstand verlaagd met het bedrag waarin de voorliggende voorziening zou hebben voorzien.
Artikel 33 Verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening wegens recidiveboete
In afwijking van het bepaalde in artikel 32 van deze verordening wordt een verlaging van de uitkering opgelegd van 100% gedurende één maand, indien belanghebbende geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete, gerekend vanaf de start van de verrekening.
Artikel 35 Niet nakomen van overige verplichtingen
Indien een belanghebbende een of meerdere door het college opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 P-wet, niet zijnde de gedragingen als bedoeld in artikel28 of 32 van deze verordening, niet of onvoldoende nakomt, wordt een verlaging toegepast. De verlaging wordt vastgesteld op:
§ 3.3.1 Schending inlichtingenplicht
Artikel 36 Niet nakomen van de inlichtingenverplichting en bestuurlijke boete
De boete wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het Openbaar Ministerie en blijft definitief achterwege indien ter zake strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, of het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
§ 3.3.2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive (alleen P-wet)
Artikel 39 Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit
Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf de eerste van de maand volgend op de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.
§ 4. Handhaving: Bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering en kan daarbij gebruikmaken van controlemiddelen zoals een heronderzoeksplan, huisbezoeken, risicoprofielen, bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.
Artikel 44 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Indien een schending van de inlichtingenplicht leidt tot benadeling van de gemeenten, doet het college aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude.
Artikel 45 Terugvorderen opgespoorde fraudebedragen
Het college stelt regels met betrekking tot herziening, terug- en invordering waarbij tenminste wordt geregeld:
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Hierbij moet vermeld worden dat voorzieningen en uitkeringsverlening altijd afgestemd wordt op de individuele situatie.
Artikel 50 Intrekking oude verordeningen en overgangsrecht
Voor wat betreft de re-integratieparagraaf geldt het volgende:
een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Verzamelverordening 2013, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden voor de duur dat deze is verstrekt.