Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING VOORZIENINGEN HUISVESTING ONDERWIJS GEMEENTE OEGSTGEEST 2015 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage I behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015 Bijlage II behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015 Bijlage III behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015 Bijlage IV behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015 Bijlage V behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015 Toelichting |
Deze regeling vervangt de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2011.
Hoofdstuk 7 bevat overgangsbepalingen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 18-12-2014 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Oegstgeest;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014, nr. CB-14-594;
- artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100 van de Wet op de expertise-centra en artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs;
- artikel 5 van de Gemeentewet;
- de artikelen 4:4, 6:2, 6:12 en 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht;
gezien het gevoerde op overeenstemming gericht overleg met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de niet door gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente;
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
Artikel 3 Voorbereidingskrediet
Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 10, 20 en 30 kan een aanvraag voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan worden ingediend.
Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
De bedragen genoemd in bijlage IV die betrekking hebben op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a, onderdelen 1 en 2, kunnen met ten hoogste 12 procent worden verhoogd, wanneer dit naar de mening van het college noodzakelijk is om deze voorzieningen te kunnen realiseren volgens de principes van duurzaam bouwen en om in deze voorzieningen een goed binnenklimaat tot stand te kunnen brengen.
HOOFDSTUK 2 PROGRAMMA EN OVERZICHT
PARAGRAAF 2.1 AANVRAGEN PROGRAMMA
Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag;niet behandelen onvolledige aanvraag
10 een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a onder 10 tot en met 80, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van een school voor basisonderwijs, een actuele prognose is opgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven;
20 als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, of herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage die voldoet aan de eisen NEN 2767, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld;
3° als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de voorziening of, als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3, een kostenbegroting.
Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte van het ontbreken van gegevens, als bedoeld in het eerste of tweede lid. De aanvrager heeft tot 15 maart gelegenheid de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registreren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft de aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
PARAGRAAF 2.2 OVERLEG VOORAFGAAND AAN VASTSTELLING PROGRAMMA EN OVERZICHT
Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezags-organen naar voren gebrachte zienswijzen. De overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen en de reactie van het college hierop worden opgenomen in het verslag. Het verslag wordt binnen een maand na het overleg toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en de vrijheid van richting en inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Als het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.
PARAGRAAF 2.3 VASTSTELLING BEKOSTIGINGSPLAFOND, PROGRAMMA EN OVERZICHT
De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het college heeft vastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het programma. Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:
Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond,programma en overzicht
De besluiten tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen twee weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door toezending of uitreiking van de besluiten aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige bevoegde gezagsorganen schriftelijk in kennis van de genomen besluiten.
PARAGRAAF 2.4 UITVOERING PROGRAMMA
Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering
Binnen vier weken nadat het besluit van het college over de vaststelling van het programma aan de bevoegde gezagsorganen bekend is gemaakt, treden het college en de aanvrager in overleg over de wijze van uitvoering van de in het programma opgenomen voorziening, indien hierom door een of beide partijen wordt verzocht. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:
de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien;
De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, legt het college schriftelijk vast in een verslag. De aanvrager ontvangt het verslag binnen vier weken na het overleg. Als de aanvrager niet binnen twee weken nadat het verslag is ontvangen niet schriftelijk reageert, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.
Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes
Nadat overeenstemming als bedoeld in artikel 13, tweede lid, is bereikt dient het bevoegd gezag het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend.
Het college beslist binnen zes weken nadat de stukken zijn ontvangen over de bouw-plannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Als niet binnen de gestelde termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en start de bekostiging op het door de aanvrager aangegeven tijdstip. Het college stelt de aanvrager binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start respectievelijk na de datum waarop de instemming geacht wordt te zijn verleend hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 17 Aanvang bekostiging
Het college kan bij de beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging start, bepalen dat de gelden in termijnen betaald worden. Het betalen van de gelden vindt dan telkens plaats op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit het realiseren van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging
Voor voorzieningen bedoeld in artikel 2, onder a. 6º en 7º vervalt de bekostiging wanneer niet uiterlijk op 31 december van het jaar waarvoor het programma geldt, kopieën van de facturen van aanschaffingen door het bevoegd gezag bij het college zijn ingediend. Na deze datum ingediende facturen komen niet voor vergoeding in aanmerking.
HOOFDSDTUK 3 AANVRAGEN MET SPOEDEISEND KARAKTER
Een aanvraag tot bekostiging van een voorziening die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, wordt binnen twee weken na het ontstaan van de calamiteit ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Het college stelt de aanvrager binnen twee weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend, schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens twee weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Paragraaf 3.2 BEOORDELING AANVRAAG; UITVOERING BESLUIT
De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:
Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt het college welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel A voor de toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.
Artikel 23 Uitvoering beslissing
Na het bekendmaken van een beslissing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de voorziening wordt uitgevoerd.
Het bepaalde in de artikelen 15, 16. 17 en 18, tweede tot en met vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Binnen drie maanden na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in het eerste lid, geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur of erfpachtovereen¬komst af. Hiervan zendt hij binnen twee weken een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.
HOOFDSTUK 4 MEDEGEBRUIK EN VERHUUR
PARAGRAAF 4.1 MEDEGEBRUIK TEN BEHOEVE VAN ONDERWIJS OF EDUCATIE
Artikel 24 Aanduiding omstandigheden
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als:
Artikel 25 Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als:
het lokaal gebruikt wordt door een of meer scholen voor voortgezet onderwijs, en uit de berekening op basis van Bijlage III, Deel B blijkt dat benutting van het gebouw lager is dan 40 lesuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;
Het college vordert geen medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen voor het onderwijs aan die school of scholen, tenzij dat gebruik kan plaatsvinden in de voor die scholen al beschikbare huisvestingscapaciteit.
De bevoegde gezagsorganen die het betreft stellen in onderling overleg een vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als geen overeenstemming wordt bereikt stellen partijen in onderling overleg vast welke handelswijze wordt gevolgd.
PARAGRAAF 4.2 MEDEGEBRUIK TEN BEHOEVE VAN CULTURELE,MAATSCHAPPELIJKE OF RECREATIEVE DOELEINDEN
Artikel 29 Overleg en mededeling
Binnen vier weken na afloop van het overleg deelt het college het bevoegd gezag waarvan medegebruik wordt gevorderd, schriftelijk mede dat gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, worden ook deze opgenomen in de schriftelijke mededeling. Als het overleg niet tot volledige overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming was bereikt.
Artikel 30 Verzoek toestemming college
Het bevoegd gezag verzoekt het college schriftelijk om toestemming als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 106, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 76s, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voordat een huurovereenkomst wordt gesloten.
HOOFDSTUK 5 EINDE GEBRUIK GEBOUWEN EN TERREINEN
Artikel 31 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
Nadat het bevoegd gezag een gebouw of terrein niet meer nodig heeft voor de huisvesting van een school, wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.
Als uit de staat van onderhoud blijkt dat er sprake is van achterstallig onderhoud wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt. Als geen overeenstemming wordt bereikt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.
HOOFDSTUK 6 GEBRUIK LOKAAL BEWEGINGSONDERWIJS VOOR BASISONDERWIJS EN(VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS
Artikel 32 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit, inroosteren en gebruik
Op basis van het aantal klokuren dienen de gezamenlijke bevoegde gezagsorganen van de scholen voor basisonderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs jaarlijks voor 1 mei bij het college een voorstel in voor het rooster voor het gebruik van de lokalen bewegingsonderwijs. Over dit voorstel heeft aantoonbaar overleg plaats¬gevonden met de aan deze scholen werkzame vakleerkrachten bewegingsonderwijs.
Als het voorstel bedoeld in het eerste lid niet voor 1 mei bij de gemeente is ingediend of als het voorstel niet volledig is, stelt het college voor 1 juni een rooster op voor het gebruik van de lokalen bewegings¬onderwijs, waarbij het college rekening houdt met de in het tweede en vierde lid genoemde uitgangspunten.
HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 33 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.
Bijlage II behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015
Bijlage III behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015
Bijlage IV behorende bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015