Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Verordening eigen bijdrage maatschappelijke en vrouwenopvang

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening eigen bijdrage maatschappelijke en vrouwenopvang
CiteertitelVerordening eigen bijdrage maatschappelijke en vrouwenopvang
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene wet Bestuursrecht, art. 4:23
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200201-07-2014nieuwe regeling

18-06-2001

Gemeenteblad 2001, nr. 57

EE1030178.def

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening eigen bijdrage maatschappelijke en vrouwen opvang

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergadering van 18 juni 2001 de volgende verordening heeft vastgesteld:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    blijf-van-mijn-lijfhuis: een voorziening voor tijdelijke huisvesting op een geheim adres met een lichte vorm van begeleiding, gebaseerd op het zelfhulpprincipe, van bedreigde of mishandelde vrouwen met eventuele kinderen;

  • b.

    voorziening voor begeleid wonen: een voorziening die zelfstandige dan wel semi-zelfstandige huisvesting en een lichte vorm van begeleiding biedt aan personen, die niet of niet meer in aanmerking komen voor toelating tot een voorziening voor residentiële opvang doch tijdelijk niet in staat zijn zonder begeleiding een zelfstandige huishouding te voeren;

  • c.

    passantenverblijf: een voorziening voor nachtopvang van personen zonder onderdak;

  • d.

    voorziening voor residentiële opvang: een voorziening die onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding bij psychosociale en/of maatschappelijke problemen biedt;

  • e.

    voorziening voor maatschappelijke en vrouwenopvang: een voorziening bedoeld onder a t/m d;

  • f.

    cliënt: een natuurlijk persoon die gebruik maakt van een voorziening voor maatschappelijke opvang;

  • g.

    instelling: een niet-natuurlijk persoon, die een voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt;

  • h.

    eigen bijdrage: de financiële bijdrage van de cliënt aan de instelling vanaf de start van de dienstverlening;

  • i.

    kostprijs: de toegerekende kosten (voor onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding) aan het verblijf van een cliënt in een voorziening voor maatschappelijke opvang;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

  • k.

    Abw: de Algemene bijstandswet;

  • l.

    cliënt met een eigen huishouden: een cliënt die doorlopende lasten heeft in verband met het aanhouden van zelfstandige woonruimte met een eigen inboedel;

  • m.

    voltijdsverblijf: het aanbieden van verblijfsruimte gedurende 24 uur per dag.

Artikel 2. Reikwijdte.

Deze verordening is van toepassing op door het college aan te wijzen gesubsidieerde instellingen die voorzieningen realiseren voor maatschappelijke en vrouwenopvang.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage.

Artikel 3. Verschuldiging en inning van de eigen bijdrage.

  • 1.

    De instelling die de voorziening voor maatschappelijke en vrouwenopvang aanbiedt, dient de cliënt gedurende het verblijf in de voorzieningen een eigen bijdrage in de kosten van opvang in rekening te brengen.

  • 2.

    De instelling die de voorziening voor maatschappelijke en vrouwenopvang aanbiedt, dient de cliënt een bijdrage in rekening te brengen over elke dag van verblijf, te berekenen vanaf de dag van aanvang van de dienstverlening tot de dag van de beëindiging van de dienstverlening.

  • 3.

    De instelling stelt de hoogte van de eigen bijdrage vast en draagt zorg voor de inning van de eigen bijdrage.

Artikel 4. Eigen bijdrage blijf-van-mijn-lijfhuizen, voorzieningen voor begeleid wonen en passantenverblijven.

  • 1.

    De hoogte van de eigen bijdrage bij verblijf in een blijf-van-mijn-lijfhuis, wordt op voorstel van de instelling door het college vastgesteld in het kader van de subsidieovereenkomst die gesloten wordt tussen gemeente en instelling.

  • 2.

    De hoogte van de eigen bijdrage bij verblijf in een voorziening voor begeleid wonen wordt op voorstel van de instelling door het college vastgesteld in het kader van de subsidieovereenkomst die gesloten wordt tussen gemeente en instelling.

  • 3.

    De bijdrage per overnachting van een cliënt van het passantenverblijf, wordt op voorstel van de instelling door het college vastgesteld in het kader van de subsidieovereenkomst die gesloten wordt tussen gemeente en instelling.

  • 4.

    Op de hoogte van de bijdrage genoemd in dit artikel onder lid 1 en lid 2 is een index van toepassing.

Artikel 5. Eigen bijdrage voorzieningen voor residentiële opvang op basis van inkomensafhankelijke bijdrage.

  • 1.

    De bijdrage die aan de cliënt in rekening wordt gebracht is gebaseerd op zijn netto-inkomen.

  • 2.

    De bijdrage bedraagt per maand een bedrag gelijk aan de uitkomst van de formule: I - J - C, waarbij:

    I staat voor het netto-inkomen;

    J staat voor 10% van de inkomsten uit tegenwoordige arbeid of uit pensioen;

    C voor de bijstandsnorm, ingevolge artikel 31 Abw.

  • 3.

    Indien een bijdrage over een gedeelte van een maand is verschuldigd, bedraagt de berekende bijdrage per maand, gedeeld door 30, vermenigvuldigd met het aantal dagen waarover de bijdrage is verschuldigd.

  • 4.

    De bijdrage die in rekening wordt gebracht bedraagt maximaal de door het college vastgestelde kostprijs.

  • 5.

    Indien de cliënt aan de instelling die de bijdrage int, niet de benodigde gegevens verstrekt ter vaststelling van de door hem verschuldigde bijdrage, wordt deze bijdrage vastgesteld op de kostprijs.

  • 6.

    Een cliënt die op grond van artikel 31 Abw een uitkering wordt verstrekt betaalt geen eigen bijdrage.

Artikel 6. Eigen bijdrage voorzieningen voor residentiële opvang voor cliënten met een eigen huishouden.

  • 1.

    De bijdrage van een cliënt met een eigen huishouden in een voorziening voor maatschappelijke opvang die voltijds verblijf aanbiedt, wordt vastgesteld overeenkomstig de door het college vast te stellen tabel(len) “eigen bijdrage voor cliënten met een eigen huishouden”.

  • 2.

    De gebruiker die langer dan zes maanden gebruik heeft gemaakt van een voorziening, wordt bij de toepassing van deze regeling geacht geen eigen huishouden meer te hebben.

  • 3.

    Een verzoek om ontheffing van het gestelde in het eerste lid dient door de cliënt gemotiveerd gericht te worden aan het college.

    Artikel 7. Vaststelling netto inkomen.

    • 1.

      Voor de berekening van de hoogte van de eigen bijdrage wordt het netto-inkomen berekend op de wijze als vastgelegd in artikel 8.

    • 2.

      De berekening, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt door de instelling die de eigen bijdrage int bij schriftelijk besluit aan de cliënt medegedeeld.

    • 3.

      Het netto-inkomen van de cliënt wordt bij aanvang van de dienstverlening en voorts zodra de inkomsten van de cliënt zich wijzigen, vastgesteld door de instelling die de bijdrage int.

    • 4.

      Tussentijdse herziening van hoogte de eigen bijdrage op verzoek van de cliënt aan de instelling die de eigen bijdrage int, is mogelijk.

Artikel 8. Berekening netto inkomen per maand.
    • 1.

      Als uitgangspunt voor de berekening van het netto inkomen per maand wordt genomen:

    • a.

      de meest recente loonstrook of inkomens specificatie van de werkgever, pensioen- of uitkeringsinstantie;

    • b.

      de laatst vastgestelde definitieve aanslag inkomstenbelasting, indien het een zelfstandige of vrije beroepsbeoefening betreft.

  • 1.

    Het netto-inkomen per maand gebaseerd op de opgave of opgaven, zoals bedoeld in het eerste lid onder a, wordt vastgesteld op het bedrag van het op die opgaven voorkomende bruto-inkomen, vermeerderd met de overhevelingstoeslag en de overige inkomsten per maand en verminderd met de over dat inkomen verschuldigde loonbelasting, sociale verzekeringspremies, pensioenpremies, premies voor ziekenfonds of ziektekostenverzekering en de ten laste van de cliënt blijvende betalingen voor levensonderhoud ten behoeve van de vroegere echtgenoot/echtgenote en van kinderen tot 21 jaar.

    Hoofdstuk 3. Overige en slotbepalingen.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden.
    • 1.

      In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, stelt de instelling de hoogte van de eigen bijdrage vast na advies van het college.

    • 2.

      De instelling dient bij het vaststellen van de eigen bijdrage rekening te houden met het advies van het college.

    • 3.

      In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10. Intrekking oude regeling.
  • De Verordening eigen bijdrageregeling voor instellingen in de maatschappelijke opvang (12 april 1995) wordt ingetrokken.

Artikel 11. Overgangsbepalingen
    • 1.

      Voor cliënten van instellingen die op de invoeringsdatum van deze verordening langer dan zes maanden van voorzieningen gebruik maken en waarvan het pensioeninkomen lager dan f 340,-- (€ 154,29) per maand niet van invloed is op de hoogte van de eigen bijdrage, geldt een overgangstermijn tot en met 31 december 2003. Na laatstgenoemde datum wordt ook voor deze cliënten het pensioeninkomen meegewogen in de berekening van de eigen bijdrage.

    • 2.

      Voor cliënten waarvoor op de invoeringsdatum van deze verordening reeds een schuldregeling is getroffen, op grond waarvan inning van de eigen bijdrage (gedeeltelijk niet kan plaatsvinden, vindt berekening van het inkomen plaats na aftrek van de aflossing.

    • 3.

      Het netto inkomen per maand gebaseerd op basis van de laatst vastgestelde definitieve aanslag inkomstenbelasting, zoals bedoeld in het eerste lid onder b, wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      op het bedrag van het belastbaar inkomen wordt in mindering gebracht de verschuldigde inkomstenbelasting en de premies voor ziektekostenverzekering en ziekenfonds;

    • b.

      het aldus berekende jaarinkomen wordt gedeeld door twaalf.

Artikel 12. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

Artikel 13. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening eigen bijdrage maatschappelijke en vrouwenopvang".

 

 

Eindhoven, 2 juli 2001.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

 

  • R.

    Welschen, burgemeester.

     

  • C.

    Tetteroo, secretaris.

     

Uitgegeven, 3 juli 2001.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

C.Tetteroo.

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Lid a t/m e.

In de begripsomschrijvingen a t/m d wordt een viertal voorzieningen voor maatschappelijke opvang omschreven. In de verordening wordt het onderscheid gemaakt tussen de voorzieningen voor residentiële opvang enerzijds en de niet-residentiële voorzieningen zoals blijf-van-mijn-lijfhuizen, voorzieningen voor begeleid wonen en passantenverblijven anderzijds.

Een voorziening voor residentiële opvang biedt onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding bij psychosociale en/of maatschappelijke problemen, terwijl de overige voorzieningen genoemd in de verordening elk een beperkter en (onderling) verschillend aanbod heeft.

Veel voorzieningen voor maatschappelijke opvang zoals een centrum voor crisisopvang, een sociaal pension, een vrouwenopvangcentrum of een internaat voor dak- en thuislozen, vallen in de regel onder de noemer van residentiële opvang. Deze voorzieningen worden in de verordening derhalve niet apart benoemd. Of de cliënt nu in een centrum voor crisisopvang of in een internaat verblijft (beide zijn voorzieningen voor residentiële opvang) is niet relevant voor de bepaling van de eigen bijdrage die verschuldigd is. De wijze waarop de hoogte van de eigen bijdrage bepaald wordt is immers bij verblijf in beide voorzieningen gelijk.

De overige voorzieningen worden apart benoemd omdat de hoogte van de eigen bijdrage per voorziening zal verschillen. Met het begrip voltijdsverblijf wordt gedoeld op een product binnen een voorziening. Het gaat hier alleen om het bieden van onderdak gedurende 24 uur per dag. Begeleiding, het aanbieden van zorg of voeding zijn andere producten die geboden kunnen worden binnen een voorziening. Alle voorzieningen die gedurende 24 uur verblijfsruimte aanbieden, bieden het product voltijdsverblijf aan de cliënt.

Artikel 2. Reikwijdte.

Het college kan bij optredende wijzigingen in de voorzieningen waarop de verordening van toepassing is, door middel van een collegebesluit vaststellen welke instellingen onder deze regeling vallen.

Artikel 3. Verschuldiging en inning van de eigen bijdrage.

De eigen bijdrage in de kosten van opvang dient in rekening gebracht te worden van de cliënt door de instelling die de voorziening aanbiedt. In dit artikel wordt geregeld over welke dagen een bijdrage is verschuldigd. De bijdrage is verschuldigd over elke dag van de periode waarover de dienstverlening zich uitstrekt. Niet relevant is daarbij of op al deze dagen ook daadwerkelijk van de geboden dienstverlening gebruikt wordt gemaakt.

Artikel 4. Eigen bijdrage blijf-van-mijn-lijfhuizen, voorzieningen voor begeleid wonen en passantenverblijven.

  • 1.

     

    Lid 1.

    Gedurende het verblijf in een blijf-van-mijn-lijfhuis, is een bijdrage in de kosten verschuldigd. Uitgangspunt van blijf-van-mijn-lijfhuizen is het zelfhulpprincipe en behoud van zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënten. Cliënten betalen een bijdrage in de kosten van huisvesting, gas, licht, water etc. en de kosten van begeleiding. De kosten voor voeding, schoonmaakartikelen etc. komen voor eigen rekening. De eigen bijdrage is een vaste bijdrage (ook wel de pensionprijs genoemd). Deze is niet gebaseerd op het netto-inkomen van de cliënt.

    De hoogte van de eigen bijdrage (pensionprijs) dient zo gekozen te worden dat de cliënt te allen tijde minimaal beschikt over een bedrag voor de kosten die voor eigen rekening komen zoals voeding en persoonlijke uitgaven. Om de toegankelijkheid van de blijf-van-mijn-lijfhuizen te waarborgen dient de hoogte van de eigen bijdrage direct aan te sluiten bij de inkomens op bijstandsniveau. Immers (ook) voor de cliënten van blijf-van-mijn-lijfhuizen geldt dat een aanzienlijk deel moet rondkomen van een bijstandsuitkering.

    De hoogte van de eigen bijdrage (pensionprijs) wordt door het college vastgesteld in het kader van de subsidieovereenkomst met de instelling. Bij aanpassingen dient rekening te worden gehouden met de wijziging in de bijstandsnormen en in de stijging van de kosten in levensonderhoud.

  • 1.

    Lid 2.

    In voorzieningen voor begeleid wonen wordt huisvesting gecombineerd met (een geleidelijke afbouw van de) woonbegeleiding. Er zijn verschillende vormen van begeleid wonen. Het onderscheid in de verschillende vormen van begeleid wonen heeft te maken met twee criteria namelijk: wie is de eigenaar/huurder van de woning (de instelling of de cliënt) en hoe intensief is de begeleiding (variërend van dagelijkse begeleiding tot enkele uren per week). De hoogte van de eigen bijdrage zal mede gebaseerd zijn op de intensiteit van de begeleiding die geboden wordt. Ook voor de eigen bijdrage bij verblijf in een voorziening voor begeleid wonen geldt dat het bedrag zo gekozen dient te worden dat de cliënt te allen tijde minimaal beschikt over een bedrag voor alle zaken die voor eigen rekening komen.

    Lid 3.

    De cliënten van het passantenverblijf zijn een eigen bijdrage per overnachting verschuldigd. Dit betreft een bijdrage in de kosten van "bed, bad en brood".

Lid 4

Op de hoogte van de eigen bijdrage is een indexering van toepassing.

Artikel 5. Eigen bijdrage voorzieningen voor residentiële opvang op basis van inkomensafhankelijke bijdrage.

Lid 1.

De hoogte van de door de cliënt verschuldigde bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het netto-inkomen van de cliënt. Wat wordt verstaan onder het netto-inkomen wordt bepaald in artikel 8.

 

Lid 2.

De hoogte van de eigen bijdrage is zo vastgesteld dat er altijd minimaal een bedrag wordt vrijgelaten voor persoonlijke uitgaven (C). Dit laatste bedrag komt overeen met het normbedrag voor bijstand bij verblijf in een inrichting ingevolge artikel 31 Abw. Ter stimulering van het verrichten van betaalde arbeid wordt in dit Lid geregeld dat 10% van de inkomsten uit arbeid wordt vrijgelaten. Ook wordt 10% van de inkomsten uit het pensioensinkomen vrijgelaten. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat betrokken personen enig profijt hebben van een door hen verworven pensioeninkomen.

 

Lid 3.

In dit Lid wordt geregeld over welke dagen de cliënt een bijdrage verschuldigd is. De bijdrage is verschuldigd over elke dag van de periode waarover de dienstverlening zich uitstrekt. Niet relevant is daarbij of gedurende al deze dagen ook daadwerkelijk van de geboden dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Zo is bij voorbeeld ook een bijdrage verschuldigd over de dagen dat een cliënt op familiebezoek is en derhalve tijdelijk geen gebruik maakt van de voorziening.

 

Lid 4.

Nooit is een eigen bijdrage verschuldigd die hoger is dan de kostprijs van opvang en begeleiding. Dit bedrag wordt door het college vastgesteld op voorstel van de instelling die de voorziening voor residentiële opvang aanbiedt.

 

Lid 5.

De cliënt die niet de benodigde gegevens verstrekt ter vaststelling van de door hem verschuldigde bijdrage wordt een eigen bijdrage gelijk aan de kostprijs in rekening gebracht. Hiermee worden cliënten gestimuleerd alle benodigde gegevens ter vaststelling van de eigen bijdrage aan de instelling die de bijdrage int te verstrekken.

 

Lid 6.

Lid 6 bepaalt dat cliënten die op grond van artikel 31 van de Abw een bijstandsuitkering ontvangen geen eigen bijdrage hoeven te betalen. De reden hiervoor is dat de Abw voor cliënten die verblijven in een inrichting aparte normbedragen kent. Deze normbedragen zijn vastgelegd in artikel 31 van de Abw. De reden voor het hanteren van aparte normbedragen voor personen in inrichtingen is dat personen die ter verpleging of verzorging in een inrichting verblijven, niet worden geconfronteerd met een aantal belangrijke bestaanskosten. In voeding, huisvesting verwarming, onderhoud en dergelijke wordt voorzien door de inrichting. Het normbedrag is afgestemd op de beperkte uitgaven die voor eigen rekening komen van de cliënt en biedt derhalve geen ruimte voor de afdracht van een eigen bijdrage.

Artikel 6. Eigen bijdrage voorzieningen voor residentiële opvang voor cliënten met een eigen huishouden.

Lid 1-2.

In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen cliënten die wel een eigen huishouden hebben en cliënten die geen eigen huishouding hebben. Dit artikel heeft betrekking op de cliënten met een eigen huishouden.

De bijdrage van de cliënten met een eigen huishouden komt overeen met de bespaarde kosten van huisvesting, voeding en/of energie tijdens het verblijf in een voorziening. De bijdrage wordt vastgelegd in een door het college vast te stellen tabel. Op deze tabel is indexering van toepassing.

Lid 3.

Gemotiveerde verzoeken dienen gericht te worden aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7. Berekening hoogte eigen bijdrage.

Lid 1.

Wat wordt verstaan onder het netto-inkomen wordt bepaald in artikel 8.

Vaststelling van het netto-inkomen geschiedt door de instelling die de eigen bijdrage int.

 

Lid 2.

De hoogte van de eigen bijdrage dient schriftelijk te worden vastgelegd, evenals de wijze waarop tot vaststelling van het netto-inkomen en de hoogte van de eigen bijdrage is gekomen. Op deze wijze krijgt de cliënt inzicht in de wijze waarop de hoogte van de eigen bijdrage is bepaald.

 

Lid 3.

Vaststelling van het netto-inkomen is bij een langdurig verblijf van een cliënt in een voorziening wenselijk. Indien er een wijziging in het netto-inkomen is opgetreden zal dit consequenties kunnen hebben voor de hoogte van de eigen bijdrage die verschuldigd is.

 

Lid 4.

Indien de cliënt wordt geconfronteerd met vermindering van de eigen inkomsten kan deze een verzoek doen tot herziening van de hoogte van de verschuldigde eigen bijdrage.

Artikel 8. Berekening netto-inkomen per maand.

  • 1.

    Het netto-inkomen per maand kan op twee manieren worden vastgesteld. In de regel gaat dit op basis van de meest recente loonstrook of inkomens specificatie van de werkgever, pensioen- of uitkeringsinstantie. In geval van zelfstandige of vrije beroepsbeoefening zal de cliënt niet beschikken over een loonstrook of inkomensspecificatie. In dat geval wordt het netto inkomen bepaald op basis van de laatst vastgestelde definitieve aanslag inkomstenbelasting.

  • 1.

    Lid 2.

    Bij de inkomensopgave aan de hand van de opgave van de werkgever/pensioen- of uitkeringsinstantie vormt het bruto-inkomen (brutoloon, uitkering of pensioen) het vertrekpunt van de berekening. Het bruto-inkomen wordt uitgedrukt in een bedrag per maand. Bij maandelijkse loonbetaling kan hier het bruto-inkomen van de loonstrook worden overgenomen. Een maandelijks terugkerende toeslag, overwerkvergoeding, provisie en een 13e maand gelden eveneens als inkomen. Ook het belaste gedeelte van een onkostenvergoeding dient tot het bruto-inkomen gerekend te worden. Rekening houdend met deze vergoedingen kan het in sommige gevallen nodig zijn een gemiddeld bruto-inkomen per maand te berekenen.

    Bij een wisselend inkomen, bijvoorbeeld verkregen door werk bij een uitzendbureau, kan naar een periode van drie maanden worden gekeken (zo mogelijk aaneengesloten). Vervolgens wordt een gemiddelde per maand berekend.

    Onder overige inkomsten vallen onder meer: partneralimentatie, ontvangen van de ex-partner, inkomsten uit vermogen (bijv. rente, dividend en huur), inkomsten die niet uit een dienstbetrekking worden genoten.

    Tot het inkomen behoren niet huursubsidie, woonkostentoeslag, uitkeringen in het kader van de bijzondere bijstand, alimentatie ten behoeve van kinderen, kinderbijslag, vakantie-uitkeringen, reiskostenvergoedingen, huursubsidie en tegemoetkomingen in de studiekosten. Omdat over de overige inkomsten in principe nog inkomstenbelasting verschuldigd is, worden deze overige inkomsten voor slechts 50% in aanmerking genomen. Mocht dit percentage wezenlijk afwijken van het tarief dat in werkelijkheid van toepassing is, dan kan dit worden aangepast.

    De sociale verzekeringspremies, pensioenpremies hebben betrekking op premies die de werknemer betaalt voor invaLiditeit, pensioen of VUT. Hieronder valt bijvoorbeeld ook de premie voor een verzekering van het WAO-gat.

    Voor ziekenfondsverzekerden gaat het om de premie, inclusief de afzonderlijk geïnde nominale premie per maand. Bij degenen die een ziektekostenverzekering hebben, mag het eigen risico worden bijgeteld (om te rekenen naar een maandelijks bedrag).

     

    Lid 3.

    Bij de inkomensopgave aan de hand van de meeste recente definitieve aanslag inkomstenbelasting, vormt het belastbaar inkomen het vertrekpunt voor de berekening voor het netto maandinkomen.

    Om het netto-inkomen per maand vast te stellen moet het belastbaar inkomen van de betreffende persoon verminderd worden met de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. De aanslag (en desgevraagd ook het aangiftebiljet) moet(en) worden overgelegd aan de instelling.

    De premies voor ziektekostenverzekering en ziekenfonds dienen alleen in mindering worden gebracht als voor deze kosten geen aftrek op het belastbaar inkomen heeft plaatsgevonden. Voor ziekenfondsverzekerden gaat het om de premie inclusief de afzonderlijk geïnde nominale premie. Bij degenen die een ziektekostenverzekering hebben, mag het eigen risico worden bijgeteld.

    Het berekende jaarinkomen dient te worden gedeeld door twaalf om te komen tot een netto-inkomen per maand.

Hoofdstuk 3. Overige en slotbepalingen.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden.

 

Lid 1- 3.

De toepassing van dit artikel beperkt zich tot individuele gevallen.

Lid 3.

Een onvoorziene omstandigheid ten aanzien van de bijdragevaststelling, waarin deze verordening niet in voorziet, wordt door de instelling die de voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt, aan het college voorgelegd. Het college beslist in deze gevallen over de hoogte van de eigen bijdrage. Gemotiveerde verzoeken dienen gericht te worden aan het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.

Artikel 10. Intrekking oude regeling.

Tot de invoeringsdatum is de eigen bijdrageregeling van het toenmalige Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, dat bij besluit in 1995 is gecontinueerd, van kracht.

Artikel 11. Overgangsbepalingen.

 

Lid 1- 2

Overgangsbepalingen getroffen in overleg met de Nieuwe Eindhovense Opvang Stichting (Neos).

Tabel 1. Bijdrage per maand - van cliënten met een eigen huishouden - van een voorziening voor residentiele opvang naar grootte van het huishouden en hoogte van het inkomen in guldens en euro's.

Inkomen

1 persoon

2 personen

3 personen

4 of meer personen

gulden

Euro

gulden

Euro

gulden

Euro

gulden

Euro

gulden

Euro

1000

454

370

168

595

270

660

299

840

381

1250

567

370

168

595

270

660

299

840

381

1500

681

370

168

595

270

660

299

840

381

1750

794

450

204

595

270

660

299

840

381

2000

908

450

204

595

270

660

299

840

381

2250

1021

450

204

605

275

660

299

840

381

2500

1134

470

213

655

297

680

309

840

381

2750

1248

520

236

685

311

710

322

850

386

3000

1361

540

245

665

302

740

336

870

395

3250

1475

560

254

675

306

770

349

890

404

>3500

1588

560

254

715

324

800

363

910

413

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 2. Bijdrage per maand - van cliënten met een eigen huishouden - van een voorziening die voltijdsverblijf aanbiedt waar de kosten voor voeding voor eigen rekening van de klant komen naar grootte van het huishouden en hoogte van het inkomen in guldens en euro's

 

gulden

euro

1 persoon

150

68

2 personen

225

102

3 personen

250

113

4 of meer personen

300

136

EE01030178.def