Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwaarden

Besluit jeugdhulp Rijnwaarden 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwaarden
Officiële naam regelingBesluit jeugdhulp Rijnwaarden 2015
CiteertitelBesluit jeugdhulp Rijnwaarden 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening jeugdhulp Rijnwaarden 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe Regeling

16-12-2014

GVOP, 29-12-2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit jeugdhulp Rijnwaarden 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwaarden gelet op de Verordening jeugdhulp Rijnwaarden 2015; besluit

vast te stellen het Besluit jeugdhulp Rijnwaarden 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • b.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • c.

    verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4. Een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag van een voorziening.

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het sociaal team.

  • 2. Het sociaal team bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugd hulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen, ouders of verzorgers kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 3. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met jeugdigen, ouders en/of verzorgers een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het collegevoor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders/verzorgers afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en/of de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdragewordt geïnd.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5. Verslag

  • 1.

    Van het onderzoek en het gesprek wordt door het college een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van een individuele of vrij toegankelijke dan wel laagdrempelige voorziening wordt vastgesteld onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders en/of verzorgers kenbaar gemaakte gevolgen.

  • 2.

    Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening, wordt ter zake een handelingsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk, waar mogelijk binnen tien werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders en/of verzorgers een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en zijn ouders en/of verzorgers worden aan het verslag toegevoegd.

Het verslag en het handelingsplan worden door de jeugdige en zijn ouders en/of verzorgers voor akkoord ondertekend.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Indien jeugdigen en ouders een aanvraag voor een individuele voorziening willen indienen doen ze dat schriftelijk bij het college.

  • 2. Het college kan een voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als complete aanvraag voor een voorziening, als de jeugdige of zijn ouders dat in het verslag hebben aangegeven.

Artikel 7. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 6 wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

  • 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3,eerste lid van de Verordening is afgegeven.

    Artikel 8.

Artikel 8 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1.

    • De hoogte van een persoonsgebonden budget:

      • a

        wordt mede bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het persoonsgebonden budget gaat besteden;

      • b

        bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

      • c

        bedraagt nooit meer dan de werkelijk gemaakte kosten.

  • 2. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor:

    • a

      een maatwerkvoorziening, niet zijnde een dienst, wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, kan de kostprijs daarop gebaseerd worden, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de voorziening technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud, reparatie en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud, reparatie en verzekering.

    • b

      huishoudelijke hulp bedraagt € 15,00 per uur.

    • c

      individuele begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt bepaald per uur op basis van het tarief per uur voor mantelzorgers in de Wet langdurige zorg; maximaal € 20,00 per uur

    • d

      individuele begeleiding door een daartoe opgeleid persoon (en aangesloten bij de voor deze branche van toepassing zijnde beroepsorganisatie) bedraagt € 32,26 per uur

    • e

      begeleiding groep of dagbesteding bedraagt € 39,87 per dagdeel

    • f

      vervoer bij begeleiding groep of dagbesteding bedraagt € 4,80 per dag

  • 3. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

Artikel 9 Verantwoording persoonsgebonden budget

Degene die een persoonsgebonden budget ontvangt waar het trekkingsrecht niet op van toepassing is, verstrekt op verzoek van het college binnen in de beschikking vastgestelde termijn:

  • a.

    een factuur van de voorziening;

  • b.

    voor zover van toepassing het onderhoud/reparatie en verzekeringscontract inclusief betalingsbewijs van de gemaakte kosten;

  • c.

    gegevens waaruit blijkt aan welke vereisten de aangeschafte voorziening voldoet.

Artikel 10 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of persoonsgebonden budgetten

Hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bevat rekenregels voor de berekening van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget.

Artikel 11 Kwaliteitseisen jeugdhulp

Door het voeren van jaarlijkse evaluatiegesprekken met aanbieders en onafhankelijke klanttevredenheidsonderzoeken, wordt toezicht gehouden op het naleven van de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in artikel 8, van de verordening.

Voor de Zorg in Natura aanbieders gelden de standaardregels zoals opgenomen in de contractering. Voor PGB zorgaanbieders gelden daarbij de volgende kwaliteitseisen:

  • a.

    Vog verklaring van de professionals

  • b.

    Een zorgaanbieder mag niet op de zwarte lijst van de gemeente staan vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, de nadere regels en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel.

  • c.

    Jeugdhulpverleners zijn geregistreerd in het beroepsregister zoals bedoeld in het besluit.

  • d.

    Hulpaanbieders zijn verplicht te melden in de verwijsindex (VIR) en hanteren de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

  • e.

    Hulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst, bijvoorbeeld van uit het flexibele aanbod dan wel specialistische hulp.

  • f.

    De hulpaanbieder werkt actief samen met andere jeugdhulpverleners wanner er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

Artikel 12 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Calamiteiten en geweldsincidenten dienen zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 5 werkdagen gemeld te worden bij de toezichthoudend ambtenaar.

Artikel 13 Waardering mantelzorgers

  • 1.

    De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een bedrag van € 100,00 en wordt in november uitgekeerd.

  • 2.

    Alle cliënten die langer dan 1 jaar gebruik maken van een maatwerkvoorziening ontvangen in juni een aanvraagformulier. Zij kunnen één mantelzorger aangeven om in aanmerking te komen voor de blijk van waardering.

  • 3.

    Als bij een keukentafelgesprek blijkt dat geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt, omdat de mantelzorger de nodige zorg levert, komt deze mantelzorger ook in aanmerking voor een blijk van waardering. De consulent reikt een aanvraagformulier hiervoor uit.

  • 4.

    Om in aanmerking te komen voor dit bedrag moet de cliënt het aanvraagformulier voor 1 september inleveren bij de gemeente.

  • 5.

    Per cliënt wordt maximaal één blijk van waardering per kalenderjaar toegekend en uitbetaald.

Artikel 14 Indexering

De bedragen genoemd in dit Besluit worden vanaf 1 januari 2015 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor zover deze geen betrekking hebben op de bedragen die gelden voor de eigen bijdrage.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: besluit jeugdhulp Rijnwaarden 2015.