Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 |
Citeertitel | Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 13-07-2015 | Nieuwe regeling | 18-12-2014 Overheid.nl (via GVOP), 31 december 2014 | 2014-0080/05 |
De Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 met ingang van 1 januari 2015 in werking te laten treden.
Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015
De gemeenteraad stelt deze bijdrageregelingen bijzondere bijstand in om inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid te geven deel te nemen aan of in aanmerking te komen voor:
De verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand bestaat uit:
Hoofdstuk 2. Doelgroepbepaling
Tot de doelgroep behoren inwoners van de gemeente Rijssen-Holten:
met een inkomen dat direct voorafgaande aan de peildatum gedurende minimaal 12 aaneengesloten maanden lager is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij het vaststellen van het bijstandsniveau wordt geen rekening gehouden met het kunnen delen van kosten en het ontbreken van woonlasten;
Bij het vaststellen van het in artikel 2 sub a genoemde inkomen zijn de volgende bepalingen van toepassing:
Het inkomen wordt getoetst aan de hand van het inkomen over de maanden januari en september van het jaar voorafgaand aan het jaar van aanvraag. Ingeval van een afwijzing of twijfel dient het inkomen te worden vastgesteld aan de hand van het inkomen over het gehele jaar exclusief extra eindejaarsuitkeringen.
In afwijking van het eerste lid van dit artikel wordt bij de vaststelling van het inkomen zoals bedoeld in artikel 2 sub a uitgegaan van het inkomen op de datum van aanvraag. Dit is van toepassing voor personen zoals genoemd in artikel 11, lid 2 en 3 van de wet en ingeval van verlating/echtscheiding.
Hoofdstuk 3. Bijdrageregelingen
Artikel 5. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. schoolgaande kinderen
Artikel 6. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. sport, cultuur en vorming
Artikel 7. Voorwaarden voor de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen
9.De bijdrage voor de computer kan alleen verwerkt worden als er geen beroep wordt gedaan op de PC-regeling bedoeld in artikel 8 van deze verordening.
Hoofdstuk 4. Uitvoeringsbepalingen
Bij de aanvraag dienen bewijsstukken met betrekking tot het inkomen te worden ingeleverd. Bij een aanvraag voor duurzame gebruiksgoederen moet ook het aankoop- en betalingsbewijs worden ingeleverd. Daarnaast dient een verklaring te worden ondertekend met betrekking tot het vermogen, waaruit blijkt dat aan de in deze verordening gestelde vermogensvoorwaarden ter verkrijging van de tegemoetkoming is voldaan.
Er kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afgeweken worden van de bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening worden aangehaald als: Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015.
De Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 treedt met ingang van 1 januari 2015 in werking.
Toelichting Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 201 5
Mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aanzienlijk beperkt
Op grond van artikel 12 Participatiewet 2015 (voormalig artikel 35 Wet werk en bijstand (WWB)) is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Degene, die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden geconfronteerd wordt met noodzakelijke bestaanskosten, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die niet uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen boven bijstandsniveau kunnen worden betaald (de zogenaamde financiële draagkracht), heeft recht op bijzondere bijstand. Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de individuele omstandigheden van het geval. Het is een kwestie van maatwerk: een individuele beoordeling is vereist.
Tot 1 januari 2015 was het op grond van artikel 35 WWB ook mogelijk om, in afwijking van de algemene regel, categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan de belanghebbende die:
De mogelijkheden voor categoriale bijstand zijn met de komst van de Participatiewet 2015 aanzienlijk beperkt. Uit de Memorie van Toelichting bij de Participatiewet 2015 blijkt dat de regering groot belang hecht aan het maatwerkprincipe van de individuele bijzondere bijstand. De verlening van categoriale bijzondere bijstand aan categorieën personen bij wie niet is vastgesteld of de betreffende kosten daadwerkelijk nodig of gemaakt zijn, wil de regering in de Participatiewet 2015 daarom beperken. De regering stelt zich op het standpunt dat algemeen, generiek inkomensbeleid voorbehouden dient te zijn aan het Rijk en dat de beleidsruimte voor colleges om een eigen generiek inkomensbeleid te voeren moet worden beperkt.
De regering heeft ervoor gekozen om alléén de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering (CAV) of een tegemoetkoming in de premie van een dergelijke verzekering te handhaven.
De overige bestaande vormen van categoriale bijzondere bijstand voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten en voor ouders met schoolgaande kinderen worden – in verband met de ongerichtheid van deze vorm van generieke inkomensondersteuning – afgeschaft.
Met het vervallen van de mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verlenen aan mensen met schoolgaande kinderen ten behoeve van de bevordering van de participatie van die kinderen, vervalt ook de verplichting van het college om terzake een verordening vast te stellen.
Alternatief voor categoriale bijstand
In het kader van de bevordering van de deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten wijst de regering op andere mogelijkheden, zoals het bestaan van het inkomensondersteunende instrument van de zogenaamde stadspas die colleges op grond van artikel 108 Gemeentewet – ook voor de hiervoor genoemde doelgroepen – kunnen verstrekken. De verstrekking van een stadspas valt niet onder de bijstand. De regering vindt het zeer belangrijk dat met name kinderen de kans krijgen om deel te nemen aan activiteiten zoals sport, muziek of danslessen.
Verder stelt de regering dat colleges de mogelijkheid hebben om deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten – al dan niet in plaats van een stadspas – langs de weg van het instellen van een declaratiefonds te bevorderen. Het declaratiefonds is in feite een maatwerkvoorziening op grond van de Gemeentewet, in die zin dat mensen die deelnemen aan bovengenoemde activiteiten, binnen de door de colleges gestelde kaders, de daadwerkelijke kosten van deelname aan genoemde activiteiten vergoed krijgen.
Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad verordeningen maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Zo kan de gemeenteraad er in deze verordening dus voor kiezen om een aantal regelingen in het leven te roepen die als inkomensondersteuning voor haar inwoners kunnen gelden met het doel dat alle inwoners kunnen participeren in de samenleving.
Van belang daarbij is dat de hierboven genoemde regelingen geen ‘verboden’ categoriale bijzondere bijstand inhouden, maar als inkomensondersteuning gelden.
Iets wordt beschouwd als inkomensondersteuning (en geen 'verboden' categoriale bijzondere bijstand) in de zin van artikel 149 Gemeentewet als:
Categoriale bijstand op grond van artikel 35 WWB was tot 1 januari 2015 bestemd voor de doelgroepen: pensioengerechtigden, chronisch zieken of gehandicapten en schoolgaande kinderen. De in deze verordening in het leven geroepen regelingen zijn bestemd voor alle inwoners van de gemeente Hellendoorn met een laag inkomen (met uitzondering van studenten). Het staat vast dat deze groep extra kosten hebben, die hun financiële draagkracht te boven gaat, waardoor het voor hen lastiger is om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.
Het doel van beide in deze verordening in het leven geroepen regelingen is het kunnen deelnemen van inwoners aan maatschappelijke activiteiten. Er is dus zeker sprake van een stimulans om geld uit te geven. Er wordt in dat kader steekproefsgewijs ook gevraagd naar verificatiegegevens (bonnetjes) om vast te kunnen stellen of het geld ook aan het bestemde doel is uitgegeven.
Het verstrekken van de bijdragen op grond van deze verordening vindt plaats in de vorm van een geldelijke bijdrage. Het verstrekken in natura is, gelet op de verscheidenheid van de kosten, niet doelmatig.
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015
Begrippen die in deze verordening gebruikt worden en toegelicht dienen te worden, worden in dit artikel nader beschreven.
Bij de bepaling van de doelgroep voor deze regelingen is aansluiting gezocht bij de uitgangspunten van het minimabeleid van de gemeente Rijssen-Holten. De inkomensgrens is gesteld op 110% van de bijstandsnorm. Studenten die op het moment van aanvraag of in het voorgaande jaar onderwijs hebben gevolgd of konden volgen, worden uitgesloten van een bijdrage. Bij de controle op het volgen van onderwijs met betrekking tot het voorgaande jaar, is de periode van studeren niet van belang. Ook studenten die in het voorgaande kalenderjaar niet een volledig jaar onderwijs hebben gevolgd, worden uitgesloten van het recht op een bijdrage.
De beoordeling of de aanvrager gedurende het gehele jaar een inkomen heeft dat lager is dan de inkomensgrens, wordt beoordeeld aan de hand van twee peilmaanden: januari en september. Is het inkomen in één van die maanden hoger dan de inkomensgrens, dan wordt het inkomen over het hele jaar bekeken om zo te controleren of belanghebbende het voorgaande jaar een inkomen heeft gehad wat gemiddeld genomen onder de betreffende inkomensgrenzen valt. Uitgangspunt is het netto inkomen exclusief vakantietoeslag. Dit is nadrukkelijk in zowel de verordening geregeld zodat niet-uitkeringsgerechtigden bij hun aanvraag kunnen volstaan met een salarisspecificatie exclusief de vakantietoeslag.
Inkomen waarop aanspraak bestaat, bijvoorbeeld de voorlopige teruggave inkomstenbelasting, wordt overeenkomstig de wet, in ogenschouw genomen.
De vermogensbepalingen van de Participatiewet zijn van toepassing. Indien de aanvrager een eigen woning heeft blijft het vermogen in de woning buiten beschouwing indien de totale bijzondere bijstand op jaarbasis minder bedraagt dan € 2.500,00.
Bepalend is de vermogenspositie op 1 januari van het jaar van uitvoering.
Artikel 5. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. schoolgaande kinderen
Voor de hoogte van de bijdrage die wordt toegekend, geldt dat gekeken wordt naar de situatie zoals deze was op de peildatum.
Artikel 6. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. sport, cultuur en vorming
De kosten die gedeclareerd kunnen worden moeten te maken hebben met sport, cultuur en vorming. Dit kan verschillende zaken zijn zoals contributies voor sport, kosten voor gebruik van internet, telefoon, een krantenabonnement, muzieklessen etc. Dit is ter beoordeling aan de behandelend medewerker.
Voor deze bijdrage geldt dat voldaan moet worden de voorwaarden van inkomen en vermogen zoals beschreven in de artikel 3 en 4 van deze verordening. De toekenning van de bijdrage bedraagt een bedrag per persoon.
Artikel 7. Voorwaarden voor de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen
Op grond van dit artikel wordt een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van de aanschaf en vervanging van een gelimiteerd aantal duurzame gebruiksgoederen. Bij het vaststellen van het recht op een tegemoetkoming wordt individueel vastgesteld of het betreffende gebruiksgoed inderdaad is aangeschaft. De besteding van de bijstand is dus niet vrij. De doelgroep van deze verordening zijn belanghebbenden die een zelfstandige huishouding voeren en die voldoen aan de voorwaarden die genoemd worden in artikel 2, 3 en 4. Inwonenden van 4 jaar en ouder kunnen slechts in aanmerking komen voor een matras en een fiets. Voor de overige zaken geldt dat de overige medebewoners niet een beroep op overige duurzame gebruiksgoederen kunnen doen, omdat er vanuit wordt gegaan dat de overige zaken gezamenlijk gedeeld kunnen worden met de hoofdbewoner.
Uit de praktijk blijkt dat het voor deze groep erg moeilijk is om duurzame gebruiksgoederen aan te schaffen. De kosten van duurzame gebruiksgoederen worden normaal gesproken aangemerkt als algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten moeten dus bestreden worden uit het reguliere inkomen. De eigen verantwoordelijkheid wordt ook teruggevonden in deze verordening. Er wordt namelijk een tegemoetkoming in de kosten verstrekt, zodat een deel van de kosten voor rekening van belanghebbende blijft.
Gekozen is voor een maximaal bedrag per jaar op grond van deze regeling. Het staat een belanghebbende vrij om dit bedrag aan te wenden voor één duur goed of bijvoorbeeld voor twee wat goedkopere goederen. Lid 4 van deze verordening schrijft voor dat er per duurzaam gebruiksgoed eenmaal per vijf jaar een bijdrage kan worden verstrekt. Normaal gesproken moet een duurzaam gebruiksgoed minimaal vijf jaren meegaan. Het is daarom redelijk om deze minimale termijn te gebruiken. Wel kan ieder jaar een ander goed voor vergoeding in aanmerking komen. De noodzaak om eens in de zoveel jaren een duurzaam gebruiksgoed te vervangen is algemeen erkend.
In artikel 7 lid 5 van deze verordening wordt aangegeven dat er geen recht bestaat op een bijdrage indien er sprake is van een lening voor inrichtingskosten. Als er sprake is van eerste huisvesting na het verlaten van een AZC geldt dat er een lening vanuit de Stadsbank wordt toegekend waar de gemeente borg voor staat. De hoogte van de lening is gebaseerd op alle noodzakelijk zaken die nodig zijn voor de woning. Hierin zijn de duurzame gebruiksgoederen al meegenomen.
Lid 9 van dit artikel beschrijft dat het niet mogelijk is om een bijdrage te ontvangen voor een computer als er in de afgelopen vijf jaar sprake is geweest van een toekenning op grond van artikel 8 van deze verordening. Binnen vijf jaar kan men slechts aanspraak maken op één van de twee regelingen, waarbij de PC-regeling specifiek van toepassing is voor gezinnen met schoolgaande kinderen.
Artikel 8. Voorwaarden PC-regeling in geval van schoolgaande kinderen
Op grond van dit artikel is het mogelijk om een computer of laptop aan te schaffen als er sprake is van schoolgaande kinderen (groep 6 tot en met de laatste klas van de middelbare school). De computer/laptop is niet specifiek bedoeld voor één persoon, maar bestemd voor het hele gezin.
Deze regeling zal naast de regeling duurzame gebruiksgoederen bestaan op grond waarvan men voor een tegemoetkoming van € 250 in aanmerking kan komen. Voor beide regelingen geldt dat er maximaal 1 keer per vijf jaar een beroep op één van beide regelingen kan worden gedaan. Dus als een schoolgaand kind 16 jaar is en er wordt op grond van artikel 8 een beroep gedaan op de PC-regeling is het binnen vijf jaar niet opnieuw mogelijk om op grond van artikel 7 een bijdrage voor een computer aan te vragen.
Indien er sprake is geweest van een toekenning bijzondere bijstand voor een volledige woninginrichting, dan kan een balanghebbende die aan de voorwaarden voldoet toch aanspraak maken op een vergoeding voor een PC op grond van dit artikel. De bedoeling van dit artikel is dat het bewust ten goede komt van schoolgaande kinderen die op school werken met een PC.
Omdat op het gebied van ICT snel sprake is van veroudering, wordt er uitgegaan van aanschaf van nieuwe apparatuur. Tweedehands artikelen komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
De uitvoering van de bijdrageregelingen wijken af van de reguliere aanvragen bijzondere bijstand. Daarom zijn enkele uitvoeringsbepalingen opgenomen, die alleen voor de uitvoering van deze verordening gelden.
In dit artikel komt naar voren dat de verificatie afhankelijk is van de bijdrage die wordt aangevraagd. Zo wordt bijvoorbeeld het inkomen altijd geverifieerd, terwijl het vermogen steekproefsgewijs geverifieerd wordt. Ook voor bewijsstukken die overlegd moeten worden geldt dat dit niet voor iedere bijdrage gelijk is.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 12. Voorliggende voorziening
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2014