Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilvarenbeek

verordening jeugdhulp Hilvarenbeek 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilvarenbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingverordening jeugdhulp Hilvarenbeek 2015
Citeertitelverordening jeugdhulp Hilvarenbeek 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Jeugdwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2017Onbekend

13-11-2014

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

verordening jeugdhulp Hilvarenbeek 2015

De raad van de gemeente Hilvarenbeek;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van7 oktober 2014

Gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1 vierde lid en 12.4 tweede lid van de Jeugdwet

Gezien het advies van de raadscommissie Samenleving

overwegende dat;

  • -

    de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • -

    het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp Hilvarenbeek 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 november 2014.

 

drs. G.J. de Ruiter

raadsgriffier

 

drs. R.F.I. Palmen

voorzitter

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    andere voorziening: voorziening niet vallend onder de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek;

  • -

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperkingen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • -

    individuele voorziening: de via een verleningsbeschikking toegankelijke, op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening, die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

  • -

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3 van deze verordening;

  • -

    integraal plan van aanpak: de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die met de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding;

  • -

    vraaganalyse (integraal): een instrument om zicht te krijgen op en vaststellen van de ondersteuningsbehoefte, zelfredzaamheid en gewenste resultaten;

  • -

    quickscan: een instrument met als doel het vormen van een toestandsbeeld van de jeugdige of zijn ouders;

  • -

    medewerker: persoon die namens de gemeente een melding of aanvraag in behandeling neemt;

  • -

    overige voorzieningen: overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college vereist is;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die in de vorm van een individuele voorziening is toegekend van derden te betrekken;

  • -

    wet: Jeugdwet;

  • -

    dorpsnetwerk: het netwerk van inwoners, professionals en vrijwilligers binnen de lokale ondersteuningsstructuur, in de omgeving van de cliënt.

  • -

    samenzorgteam (SZT): multidisciplinair team van medewerkers die zorgen voor één gezin, één plan, één aanspreekpunt bij meervoudige, urgente, dure en complexe problematiek;

  • -

    resultaatgebieden; De ondersteuning door het college kan plaatsvinden binnen de volgende resultaatgebieden; Sociaal netwerk; Huisvesting; Financiële situatie; Thuissituatie; Zorg voor de kinderen; Daginvulling; Mantelzorgondersteuning.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a)

      Advies en informatie;

    • b)

      Enkelvoudige ambulante opgroei- en opvoedondersteuning;

    • c)

      Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling;

    • d)

      Vertrouwenspersoon;

    • e)

      Kindertelefoon.

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a)

      zonder verblijf:

      • i.

        persoonlijke verzorging;

      • ii.

        begeleiding;

      • iii.

        specialistische ambulante jeugdhulp (inclusief psychologische hulp/specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

      • iv.

        onderzoek en diagnostiek.

    • b)

      met verblijf:

      • i.

        pleegzorg;

      • ii.

        residentieel (inclusief specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

      • iii.

        gedwongen verblijf;

      • iv.

        bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen;

      • v.

        landelijke gespecialiseerde voorzieningen.

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 3. Melding en onderzoek

  • 1.

    Een melding kan door of namens een jeugdige of zijn ouders worden gedaan:

    • a.

      bij de door het college vastgestelde professionals uit het lokale dorpsnetwerk, in de buurt waar de persoon woont;

    • b.

      digitaal via het daarvoor ter beschikking gestelde digitale loket;

    • c.

      telefonisch via het centrale informatienummer van de gemeente;

    • d.

      schriftelijk;

    • e.

      via een andere, door het college geopende mogelijkheid.

  • 2.

    De medewerker die de melding in behandeling neemt stelt vast:

    • a.

      of het een melding in het kader van de wet is;

    • b.

      indien dat niet het geval is, verwijst de jeugdige of zijn ouders zo nodig direct door naar waar deze zich wel kan vervoegen.

  • 3.

    De medewerker bevestigt de melding schriftelijk en informeert de jeugdige of zijn ouders over de mogelijkheid om zelf een plan te overleggen en bij het maken daarvan zo nodig gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. De schriftelijke bevestiging van de melding kan achterwege blijven als door of namens de cliënt wordt aangegeven op basis van de verstrekte informatie naar aanleiding van de melding geen behoefte meer te hebben aan een verdere behandeling van zijn melding.

  • 4.

    Als de in het derde lid, tweede volzin, genoemde situatie niet van toepassing is, stelt demedewerker een onderzoek in volgens een door het college vast te stellen procedure.

  • 5.

    Als de situatie van de jeugdige of zijn ouders bij de medewerker voldoende bekend is, kan het onderzoek in overleg met hen worden beperkt tot de onderdelen die volgens de medewerker en de jeugdige of zijn ouders van belang zijn in relatie tot de melding.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 4. Weergave onderzoek

  • 1.

    De medewerker vult op basis van het onderzoeksgesprek een Quickscan dan wel een (integrale) vraaganalyse in, waarin hij de bevindingen van zowel de medewerker als de jeugdige of de ouders weergeeft. Als de jeugdige of de ouders zelf een plan hebben opgesteld, wordt dit in het gesprek als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    Als daarvoor reden bestaat wordt er in samenspraak met de jeugdige of de ouders een (integraal) plan van aanpak opgesteld waarin de gemaakte afspraken met de jeugdige of de ouders worden omschreven.

  • 3.

    De medewerker verstrekt de Quickscan en / of de (integrale) vraaganalyse zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek, maar binnen maximaal 6 weken na melding, aan de jeugdige of de ouders. Als er een (integraal) plan van aanpak wordt opgesteld, wordt dit ook gelijktijdig verstrekt.

Artikel 5. Aanvraag individuele voorziening

  • 1.

    De aanvraag voor een individuele voorziening wordt schriftelijk ingediend.

  • 2.

    Het college kan in nadere regels bepalen of en in welke situaties voor het indienen van een aanvraag een door het college vastgesteld aanvraagformulier verplicht is.

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en/of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen hiervan, vast in een beschikking.

Artikel 7. Toegang jeugdhulp, indiening hulpvraag

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

Hoofdstuk 3. Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

Artikel 8. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      wat de motivatie is voor de verstrekte voorziening(en);

    • d.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • e.

      welke andere voorzieningen binnen het plan van aanpak relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 9 Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb

    • 1.

      Als de jeugdige of zijn ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de jeugdige of zijn ouders daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een gemotiveerde aanvraag in, samen met een zorg- en budgetplan, waarbij de jeugdige en zijn ouders aangeeft:

    • a.

      wat hij met het pgb wenst in te kopen;

    • b.

      waarom hij de ondersteuning in de vorm van natura niet passend acht en daarom een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • d.

      hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      een onderbouwde begroting.

  • 2.

    Een pgb is alleen mogelijk als naar het oordeel van het college is voldaan aan de volgende voorwaarden;

    • a.

      De jeugdige of zijn ouders op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      De jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de aanbieder, niet passend achten;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt;

    • d.

      de ondersteuning die de jeugdige of zijn ouders met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat.

  • 3.

    Een cliënt heeft de mogelijkheid om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het informele circuit, als hij daarvoor blijkens het ingediende zorg- en budgetplan aan die persoon een vergoeding verstrekt die past binnen de kaders van het maximale pgb-tarief dat het college ter beschikking stelt voor informele zorg. Deze zorg voldoet aan het door het college te stellen kwaliteitseisen.

  • 4.

    Een pgb kan geweigerd worden als er eerder sprake is geweest van omstandigheden als beschreven in artikel 12 lid 2 van deze verordening.

  • 5.

    Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als in de gevallen waarin direct opvang noodzakelijk is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college, al dan niet op basis van het in het eerste lid bedoelde zorg- en budgetplan;

    • c.

      voor sociaal-recreatief vervoer als de jeugdige of zijn ouders in deze behoefte kan voorzien door gebruikte maken van het CVV, tenzij er sprake is van zwaarwegende argumenten in de totale afweging voor het college om anders te besluiten;

    • d.

      voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

Artikel 10. Hoogte van het pgb en begroting

  • 1.

    Het college stelt de hoogte van het pgb vast op basis van de door de jeugdige of zijn ouders ingediende begroting voor de benodigde ondersteuning, voor zover dit blijft binnen de grenzen van de maximale pgb-tarieven, zoals genoemd in deze paragraaf voor de betreffende vorm van ondersteuning. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van professionele ondersteuning, zzp ondersteuning of ondersteuning in het informele circuit.

  • 2.

    Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van professionele ondersteuning of ondersteuning in het informele circuit. De kostprijs van een persoonsgebonden budget voor een niet-materiële maatwerkvoorziening (dienstverlening) richt zich naar de kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura. Het college stelt regels omtrent de differentiatie van de tarieven naar de wijze waarop het pgb wordt besteed. Hierbij kan ze het onderscheid maken tussen:

    • a.

      een geregistreerde (zorg)organisatie/instelling;

    • b.

      een ZZP’er;

    • c.

      eninformele zorg.

  • 3.

    Het college stelt nadere criteria op om te bepalen of er sprake is van professioneleondersteuning door een organisatie, freelancer of zelfstandige zonder personeel, waarbijhet college waar mogelijk aansluit bij de kwaliteitscriteria die worden gesteld aanaanbieders.

  • 4.

    Voor zover de jeugdige of zijn ouders door de verstrekking van een pgb kosten bespaart voor een in zijn situatie algemeen gebruikelijk te achten product, kan het college besluiten die kosten in mindering te brengen op het pgb.

  • 5.

    Het college kan regels stellen, om aan de jeugdige of zijn ouders de mogelijkheid te geven om per jaar in de begroting een bedrag in op te nemen dat niet bestemd is voor salariskosten, maar voor andersoortige kosten in relatie tot de dienstverlener. Dit kan dan alleen bij een pgb voor dienstverlening.

Artikel 11. Besteding en verantwoording van het pgb

Het college kan in nadere regels criteria stellen aan:

  • a.

    de periode waarbinnen een pgb moet zijn besteed;

  • b.

    de verantwoording van het pgb.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 12. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Conform artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

     

  • 2.

    Conform artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb; of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen in het plan van aanpak afgesproken termijn, na uitbetaling, niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a)

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b)

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c)

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d)

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e)

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 14. Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 15. Klachtregeling

De klachtenregeling van de gemeente Hilvarenbeek is van toepassing voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 17. Evaluatie

Het college rapporteert jaarlijks aan de gemeenteraad welke resultaten in het betreffende jaar zijn behaald.

Artikel 18. Nadere regels en beleidsregels

Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen ter uitvoering van dezeerordening.

Artikel 19. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indienoepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Hilvarenbeek 2015.