Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene bijgebouwenregeling |
Citeertitel | Algemene bijgebouwenregeling |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening |
Externe bijlagen | Kaart 1 exb-2017-11798 Bijlage I: tekst herziene voorschriften van Wipstrik Bijlage II: tekst herziene voorschriften van Westenholte Bijlage III: tekst herziene voorschriften van Zwolle-zuidwest Bijlage IV: tekst herziene voorschriften van Aalanden |
Regels ten aanzien van bijgebouwen (beleidsregel)
Bouwverordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2008 | nieuwe regeling | 22-09-2008 de Peperbus, 30 -09-2008 | cb 2008-09.22 |
1.3 Doel van deze planherziening
3.1 Algemene bijgebouwenregeling 2000
3.1.3 opname in Zwolle op Orde
3.2 Algemene bijgebouwenregeling 2007
4.1 Aard van de planherziening
6.1 Uitkomst overleg met de raadscommissie Ruimte
6.2 Uitkomst overleg ex artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening
1 Herziening bestemmingsplan Wipstrik
2 Herziening bestemmingsplan Westenholte
3 Herziening bestemmingsplan Zwolle-zuidwest
4 Herziening bestemmingsplan Aalanden
BIJLAGE 1 tekst herziene voorschriften van Wipstrik
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Artikel 7 - Eengezinshuizen (E)
Artikel 8 - Meergezinshuizen (M)
BIJLAGE 2 tekst herziene voorschriften van Westenholte
Artikel 21 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
BIJLAGE 3 tekst herziene voorschriften van Zwolle-zuidwest
Artikel 4 Woondoeleinden woongebouwen WWG
Artikel 29 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
BIJLAGE 4 tekst herziene voorschriften van Aalanden
Artikel 4 Woondoeleinden woongebouwen WWG
Artikel 23 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 200 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheeraspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig.
Daarom is een begin gemaakt met de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant ‘Ruimte op Orde’, dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.
Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project ‘Zwolle op Orde’, actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden alle thans geldende bestemmingsplannen vervangen door (slechts) 22 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven.
Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo’n 200.
Bij de uitvoering worden de randvoorwaarden en uitgangspunten gehanteerd van het plan van aanpak ‘Zwolle op Orde’ dat in 2003 door de gemeenteraad is vastgesteld.
De plannen worden vervaardigd op basis van het handboek bestemmingsplannen Zwolle, waarin de gekozen werkwijze is vastgelegd.
Er zijn inmiddels praktijkervaringen opgedaan met de eerste geactualiseerde bestemmingsplannen. Daarbij kwamen er met name signalen dat de nieuwe plannen in een aantal gevallen onvoldoende ruimte boden voor uitbreidingen van woningen en de bouw van bijgebouwen bij woningen.
Bij de opstelling van het plan van aanpak werd er al vanuit gegaan dat het nuttig zou zijn om halverwege de looptijd van het project een evaluatie te houden. Deze evaluatie is inmiddels in de loop van 2007 uitgevoerd.
Daarnaast streeft de gemeente er inmiddels naar om te komen tot deregulering. Daarom is bij de evaluatie bezien of de regels in de bestemmingsplannen vereenvoudigd konden worden.
De uitkomsten van de evaluatie hebben geleid tot verbetervoorstellen, welke in het handboek bestemmingsplannen Zwolle worden opgenomen.
1.3 Doel van deze planherziening
De resultaten van de evaluatie worden uiteraard in alle nieuwe plannen verwerkt. De evaluatie is ook al meegenomen in de voorontwerpbestemmingsplannen voor Berkum en Veerallee, welke tijdens de evaluatie gereed zijn gekomen. Het verder in procedure brengen van deze twee plannen werd daarvoor uitgesteld. Daarnaast is er echter vanuit de dagelijkse toetsingspraktijk een grote behoefte om met name het verbetervoorstel voor de bescherming van archeologisch waardevolle gebieden en de verbetervoorstellen voor de bijgebouwenregeling ook zo snel mogelijk toe te passen op de in het kader van Zwolle op Orde reeds vastgestelde bestemmingsplannen. Zo ontstaat voor deze regelingen weer een uniform regiem voor een zo groot mogelijk deel van de gemeente.
Dit bestemmingsplan voorziet in een partiële herziening van de desbetreffende regelingen in deze reeds vastgestelde plannen.
De planherziening betreft de in 2005 vastgestelde bestemmingsplannen voor Wipstrik en Westenholte en de in 2006 vastgestelde bestemmingsplannen voor Zwolle-zuidwest en Aalanden. Deze plannen zijn met uitzondering van één enkele kavel in Aalanden inmiddels alle van kracht. Op kaart 1 staan deze plangebieden globaal aangegeven.
In 1992 is in Valletta op Malta het Europese verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. De uitvoering wordt in Nederland geregeld door de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg, welke in 2007 in werking is getreden. Deze wet regelt hoe de archeologische waarden in het bestemmingsplan moeten worden beschermd.
In het project Zwolle op Orde is vooruit gelopen op deze nieuwe wet. In het oudste bestemmingsplan Wipstrik zijn de archeologische waarden alleen nog in de toelichting opgenomen om niet te veel op de nieuwe wet vooruit te lopen, maar in de later vastgestelde plannen voor Westenholte, Zwolle-zuidwest en Aalanden zijn de archeologische waarden ook in de voorschriften opgenomen in de vorm van een zogenaamde dubbelbestemming. Dat is een specifieke bestemming ter bescherming van deze waarden die andere bestemmingen overlapt. Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 50 m² zijn specifieke bouwvoorschriften en een aanlegvergunningenstelsel conform de nieuwe wet van toepassing. Er kan daarbij een opgraving verplicht worden gesteld (zie de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied in de bijlagen 2, 3 en 4 van de voorschriften van deze planherziening).
Bij de evaluatie is in het kader van het streven naar deregulering gekeken of de regels binnen het stelsel van de nieuwe wet versoepeld konden worden. De conclusie was dat in alle gebieden buiten de binnenstad de oppervlaktenorm verruimd kan worden naar 100 m². Met een gebied van een dergelijke omvang kan een voldoende beeld worden gekregen van de waarden. Deze oppervlakte is echter afhankelijk van het gebied. Ter bescherming van de grote archeologische waarden in de historische binnenstad wordt daar een beperking van de oppervlaktenorm tot 30 m² voorgesteld.
In deze planherziening is daarom voor de bestemmingsplannen voor Westenholte, Zwolle-zuidwest en Aalanden een verruiming van de oppervlaktenorm van 50 m² tot
De bestemmingsplannen binnen de gemeente Zwolle kenmerken zich door een grote variatie aan bijgebouwenregelingen voor woningen. Deze variatie kan planologisch gezien veelal niet verklaard en gemotiveerd worden. Dit komt de rechtszekerheid niet ten goede. Bovendien leidt dit tot het volgen van veel buitenplanse vrijstellingsprocedures, lange behandeltijden van bouwaanvragen en tot hoge administratieve lasten.
Op 12 januari 1999 adviseerde de raadscommissie Ruimte daarom aan burgemeester en wethouders om één standaard planologische regeling te maken voor het plaatsen en gebruiken van bijgebouwen bij woningen binnen de bebouwde kom.
Vervolgens werd door een breed samengestelde ambtelijke werkgroep “Algemene Uitgangspunten Uitbreidingsmogelijkheden Woningen” een eerste opzet gemaakt, waarover overleg werd gevoerd met de provincie Overijssel. De provincie ondersteunde deze opzet door reeds op 25 maart 1999 een algemene verklaring van geen bezwaar af te geven voor de bouw van bijgebouwen in de bestaande woonwijken van de bebouwde kom.
Vervolgens werd de opzet voor de algemene regeling in de praktijk getoetst door deze te confronteren met 50 bouwplannen. Naar aanleiding van deze toets werd de conceptregeling nog wat verruimd en verder verfijnd. Op 25 januari 2000 is de algemene bijgebouwenregeling door burgemeester en wethouders vastgesteld. Op 21 maart 2000 is door de raadscommissie Ruimte positief over de regeling geadviseerd. De commissie achtte het een goede en hanteerbare regeling.
3.1.3 opname in Zwolle op Orde
De regeling moest vervolgens geleidelijk opgenomen worden in de betreffende bestemmingsplannen. Daartoe is de regeling in het kader van het project Zwolle op Orde in 2003 opgenomen in de standaardvoorschriften, welke het uitgangspunt zijn voor het opstellen van de diverse bestemmingsplannen.
Omdat er geen regeling was gegeven voor bijgebouwen bij meergezinshuizen werd de regeling aangevuld met als uitgangspunt 15 m² aan bijgebouwen per woning in een meergezinshuis met een vrijstelling tot 25 m². Vanuit de toetsingspraktijk werd de 15 m² reeds snel vergroot tot 18 m². Voor het bebouwingspercentage van de erven bij meergezinshuizen is wegens de zeer verschillende ruimtelijke situatie in de diverse plangebieden geen algemene regeling opgesteld.
Er zijn inmiddels praktijkervaringen opgedaan met de eerste geactualiseerde bestemmingsplannen in het kader van het project Zwolle op Orde. Dit betreft de bestemmingsplannen Wipstrik en Westenholte, welke in 2005 zijn vastgesteld en in 2006 van kracht zijn geworden en de bestemmingsplannen Zwolle-zuidwest en Aalanden die in 2006 zijn vastgesteld en in respectievelijk 2006 en 2007 van kracht zijn geworden.
Daarbij kwamen er uit de toetsingspraktijk signalen dat de nieuwe plannen in een aantal gevallen toch nog onvoldoende ruimte boden voor uitbreidingen van woningen en de bouw van bijgebouwen bij woningen. Zowel het maximum bebouwingspercentage als de maximum oppervlakte maakten in een aantal gevallen bouwplannen onmogelijk die toch gewenst werden geacht. Bovendien werd in de toetsingspraktijk de formulering van de regeling als te ingewikkeld en onduidelijk ervaren.
Bij de opstelling van het plan van aanpak voor het project Zwolle op Orde werd er al vanuit gegaan dat het nuttig zou zijn om halverwege de looptijd van het project een evaluatie te houden. Deze evaluatie is inmiddels in de loop van 2007 uitgevoerd.
De gemeente streeft er inmiddels naar om te komen tot deregulering. Daarom is bij de evaluatie expliciet bezien of de regels vereenvoudigd konden worden.
De uitkomsten van de evaluatie hebben geleid tot een voorstel voor een nieuwe vereenvoudigde en ruimere algemene bijgebouwenregeling.
De 4 in 3.1.2 genoemde belangrijkste uitgangspunten van de bijgebouwenregeling uit 2000 werden gehandhaafd, maar de uitwerking ervan is sterk vereenvoudigd.
De uitwerking van uitgangspunt 3 is nu vereenvoudigd en verruimd tot een maximum bebouwingspercentage van 50% en een maximum oppervlakte van 75 m² , waarbij er geen eisen meer worden gesteld aan de oppervlakte van het erf en er geen vrijstellingen meer gelden.
Bij meergezinshuizen is nu zonder vrijstelling maximaal 25 m² per woning mogelijk.
Bij uitgangspunt 4 wordt nu ter vereenvoudiging uitgegaan van hoogtematen in naar boven afgeronde meters. Dit leidt tot een goothoogte van maximaal 3 meter met een vrijstelling tot 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 6 meter met een vrijstelling tot 7 meter.
De formulering van de regeling is nu in overleg met de plantoetsers zo eenvoudig en helder mogelijk geredigeerd.
Deze nieuwe regeling is nu in deze planherziening in de bestemmingsplannen voor Wipstrik, Westenholte, Zwolle-zuidwest en Aalanden opgenomen.
De inhoud van deze planherziening is gebaseerd op de richtlijnen van het “Handboek bestemmingsplannen Zwolle” versie 12A. Omdat het een partiële herziening betreft van reeds geldende bestemmingsplannen is de vormgeving aangepast aan de standaard van deze plannen. Dat betekent dat bij het bestemmingsplan Wipstrik nog uitgegaan wordt van de standaard “Op de zelfde leest I” uit 1984. Bij de andere bestemmingsplannen wordt uitgegaan van het “Handboek bestemmingsplannen Zwolle” versie 11 gebaseerd op de standaard “Op de digitale leest” van 2003. Beide standaarden zijn ontwikkeld door het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV).
Uitkomst overleg ex artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 is het voorontwerp van deze planherziening op 25 februari 2008 verzonden naar 4 instanties met het verzoek om daarop eveneens voor 28 maart 2008 commentaar te leveren. Het gaat om de volgende instanties:
De provincie Overijssel heeft op 12 maart 2008 geantwoord dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Het plan kan een basis vormen voor het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, mits ook de Inspectie dit in haar advies heeft vermeld en ook het eventueel benodigde archeologische onderzoek is uitgevoerd.
Het Waterschap Groot Salland heeft op 1 april 2008 geantwoord dat het plan geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen.
De Inspectie Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Milieu heeft op 19 mei 2008 mede namens de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten gereageerd. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Het plan kan een basis vormen voor het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, mits ook de provincie dit in haar advies heeft vermeld.
De voorschriften van het bestemmingsplan Wipstrik worden als volgt gewijzigd:
In artikel 1 – Begripsomschrijvingen lid 22 erf vervallen de zinsneden «woning, waarop geen» alsmede «is of mag worden gebouwd krachtens de geldende woonbestemming».
In lid 2. Bebouwingsvoorschriften vervalt in de aanhef van b.1 de zinsnede «binnen de bouwvlakken en op de bij de woningen behorende erven, die liggen binnen deze bestemming,», wordt voor het woord «mogen» het woord «er» toegevoegd, wordt na het woord «mogen» de zinsnede «uitbreidingen van hoofdgebouwen en» toegevoegd en vervalt «:».
In lid 5. Vrijstelling van de bebouwingsvoorschriften a. 1 wordt voor de woorden «lid 2 sub a» toegevoegd «de aanhef van», wordt de zinsnede «onder 1 en 2» gewijzigd in «en onder 2», vervalt de zinsnede «hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd» en wordt deze vervangen door «bouwvlak wordt vergroot».
In lid 5. vrijstelling van de bebouwingsvoorschriften wordt onder a het sublid 8 vernummerd in 6, wordt de aanduiding «onder 4» gewijzigd in «onder 3» en wordt de zinsnede «met maximaal 10% van de in lid 2 sub b onder 4 genoemde afmetingen.» gewijzigd in «en daarbij toestaan dat de goothoogte van een vrijstaand gebouw wordt vergroot tot maximaal 4 meter en de nokhoogte van een gebouw wordt vergroot tot maximaal 7 meter.».
In lid 6. Strijdig gebruik wordt een nieuw sublid e. toegevoegd dat als volgt komt te luiden:
het gebruik van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, tenzij het gedeelte dat voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel tot een maximum van 50 m².».
In lid 6. Strijdig gebruik wordt een nieuw sublid e toegevoegd dat als volgt komt te luiden:
het gebruik van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, tenzij het gedeelte dat voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel tot een maximum van 50 m².».
Herziening bestemmingsplan Zwolle-zuidwest
De voorschriften van het bestemmingsplan Zwolle-zuidwest worden als volgt gewijzigd:
Onder dit plan wordt verstaan het bestemmingsplan “Zwolle op Orde, partiële herziening archeologie en bijgebouwen”. Dit plan bestaat alleen uit een gedeeltelijke herziening van de lid 2 genoemde voorschriften.
Voor zover niet door dit plan herzien zijn de voorschriften van toepassing van:
Het plan en deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:
“bestemmingsplan Zwolle op Orde, partiële herziening archeologie en bijgebouwen”;
“voorschriften bestemmingsplan Zwolle op Orde, partiële herziening archeologie en bijgebouwen”.
Bijlage I: tekst herziene voorschriften van Wipstrik
Bijlage II: tekst herziene voorschriften van Westenholte
Bijlage III: tekst herziene voorschriften van Zwolle-zuidwest