Organisatie | Elburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Maatwerkvoorzieningen Wmo gemeente Elburg |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | nadere regels, wmo |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning, verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Elburg 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 25-11-2014 Gemeenteblad, 2014, nr. 71116 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg,
gelet op de artikelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Elburg 2015,
overwegende dat het college nader beleid wil vaststellen over maatwerkvoorzieningen;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregel Maatwerkvoorzieningen Wmo gemeente Elburg
De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Elburg 2015, beschrijft uitgebreid de punten waarover we in gesprek gaan met de burger met beperkingen. De oplossingen die naar voren komen verschillen, want het betreft een maatwerkgedachte. Ondanks de wens te komen tot maatwerk, blijkt een gezamenlijke lijn bruikbaar voor de Wmo-consulenten tijdens de huisbezoeken. Aan de burger geeft een feitelijke weergave van afspraken eveneens meer duidelijkheid.
Artikel 1 Hulp bij het huishouden:
Huishoudelijke begeleiding gericht op ontregelde huishouding (HH3)
Op dit moment ontvangt een deel van deze mensen vaak Categorie 2 zoals dat onder de Wmo 2007 gold. Huishoudelijke begeleiding gericht op een ontregeld huishouden zijn alle genoemde huishoudelijke werkzaamheden onder HH1 en HH2, aangevuld met:
Artikel 2 Urentabel Hulp bij het huishouden
De urentabel geeft het aantal uren weer dat realistisch is om een geordend huishouden schoon te maken, zodat men in een schoon en leefbaar huis kan wonen.
Een Nederlander verhuist geregeld gedurende zijn leven, bijvoorbeeld bij het verlaten van het ouderlijk huis, groter wonen i.v.m. gezinsuitbreiding, kleiner gaan wonen als de kinderen uit huis zijn etc. Een verhuizing die samenhangt met een levensfase (bijvoorbeeld ouder worden en kleiner en gelijkvloers willen gaan wonen) is voorzienbaar. Deze verhuizingen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd en hiervoor heeft men geld kunnen reserveren. Hiervoor wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt. Als men ten gevolge van plotseling opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd, dan kan een verhuiskostenvergoeding als maatwerkvoorziening worden verstrekt.
De hoogte van de verhuiskostenvergoeding zal worden afgestemd op de grootte van het huishouden en de eigen financiële mogelijkheden van de aanvrager. Het betreft een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting.
De cliënt dient zelf te zoeken naar geschikte woonruimte. Een cliëntondersteuner kan hierbij, indien nodig, ondersteuning bieden.
Bezoekbaar maken van één woonruimte, kan plaatsvinden indien de belanghebbende hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling, of te maken heeft met co-ouderschap. De aanvraag wordt ingediend bij de gemeente waar de aan te passen woning staat. Het betreffen aanpassingen waardoor de belanghebbende de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken. Het maximum bedrag
wordt vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Elburg.
Artikel 4 Vervoersvoorzieningen
Ervan uitgaande dat iedere burger de eigen participatie vorm geeft en de kosten die dat met zich meebrengt laat afhangen van het inkomen, brengt met zich mee dat iedere burger het eigen vervoer bekostigt. Indien er vanwege gezondheid gerelateerde problematiek een situatie ontstaat waardoor de kosten veel hoger worden, kan een kortingspas Regiotaxi een passende oplossing bieden.
Bij de functie begeleiding onderscheiden we de mate (“zwaarte”) van de beperkingen om te bepalen wat binnen eigen netwerk of met voorliggende voorzieningen kan worden opgelost en waarvoor maatwerkvoorzieningen nodig zijn. Uitgaande van: “zo zwaar als nodig, zo licht als mogelijk”.
In de AWBZ werd de functie begeleiding alleen geïndiceerd als sprake was van matige of zware beperkingen. In de Wmo is het uitgangspunt dat in alle gevallen eerst de mogelijkheden van het eigen netwerk en voorliggende en algemene voorzieningen wordt onderzocht, maar de verwachting is wel dat met name bij matige en zware beperkingen maatwerkvoorzieningen zullen worden geïndiceerd. Lichte beperkingen werken we derhalve niet uit in deze beleidsregels.
We onderscheiden de volgende terreinen waarop beperkingen worden gemeten:
Er is sprake van matige beperkingen als: het zelfstandig nemen van besluiten niet vanzelfsprekend is, de cliënt hulp nodig heeft bij het regelen van dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur en niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zich zelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Beperkingen op het gebied van bewegen en verplaatsen die door hulpmiddelen (en eventueel ondersteuning bij gebruik openbaar vervoer) kunnen worden gecompenseerd.
Er is sprake van zware beperkingen als: complexe taken moeten worden overgenomen, uitvoeren van eenvoudige taken moeilijk gaat, de cliënt niet in staat is zelfstandig problemen op te lossen en/of besluiten te nemen, moeite heeft met communiceren en afhankelijk is van regie van anderen voor het voeren van de regie. Als beperkingen op het gebied van bewegen en verplaatsen onvoldoende door hulpmiddelen kunnen worden gecompenseerd. Als verwaarlozing dreigt en zonder deskundige begeleiding opname noodzakelijk is.
Er is sprake van matige beperkingen als: bijsturing en soms gedeeltelijke overname van taken vereist is door een deskundige omdat de situatie anders verslechtert en de eigen omgeving van de cliënt slechts gedeeltelijk in bijsturing kan voorzien.
Er is sprake van zware beperkingen als er ernstige problemen zijn waardoor de veiligheid van de cliënt en/of zijn omgeving in gevaar zijn en er continu professionele bijsturing nodig is.
Er is sprake van matige beperkingen als er regelmatig hulp nodig is vanwege concentratieproblemen en informatieverwerking.
Er is sprake van zware beperkingen als volledige overname van de taken door een professional nodig is vanwege ernstige problemen met concentratie, denken, geheugen en waarneming van de omgeving.
Er is sprake van matige beperkingen als er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. De situatie zal verslechteren zonder deskundige begeleiding.
Er is sprake van zware beperkingen als er ernstige problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, als de cliënt gedesoriënteerd is, taken moeten worden overgenomen en er ondersteuning nodig is bij de dagstructurering. Zonder deskundige begeleiding is opname noodzakelijk.
Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Het is uiteraard niet aan de Wmo-consulent om dit te bepalen. Hiervoor wordt de medisch adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psycholoog, specialist ouderengeneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reuma-centrum). Behandeling is gericht op: de aandoening/ stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek.
Anders dan in de AWBZ is de diagnose niet leidend maar een diagnose is doorgaans wel vereist om behandeling in te kunnen zetten en om te bepalen hoe begeleiding de behandeling eventueel kan versterken (en niet contraproductief is). Begeleiding kan wel worden ingezet om de tijdens behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten. Soms kan begeleiding en behandeling ook tegelijkertijd worden ingezet; dan neemt de begeleiding de taak tijdelijk over, totdat deze tijdens behandeling is aangeleerd. Uiteraard dient er hierover een goede afstemming tussen behandelaar en begeleider plaats te vinden.
(Wettelijk) voorliggende voorzieningen.
Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens de maatwerkvoorziening “begeleiding” wordt overwogen:
Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties, als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn, kan begeleiding zijn geïndiceerd.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp
Wanneer mensen een beperking hebben wordt bij activiteiten van het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding vaak gedacht aan Begeleiding, waar voorliggende voorzieningen mogelijk zijn of het gewoon de verantwoordelijkheid is van de cliënt en/of zijn huisgenoten. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden (die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen). Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen:
Net als bij hulp bij het huishouden wordt bij Begeleiding het begrip: “gebruikelijke hulp” (afgeleid van de AWBZ-term “gebruikelijke zorg”) gehanteerd. Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die gewoon wordt geacht te zijn in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben.
Begeleiding door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:
Begeleiding maakt vaak deel uit van een heel pakket van zorg van Behandeling en Persoonlijke verzorging. De omvang van de hulp wordt hierdoor sterk bepaald. In de AWBZ werden deze functies veelal samengevoegd in een integraal pakket, aangezien dit 1 wet betrof. In de Wmo is dit niet meer mogelijk maar zullen de indicaties voor Behandeling en Persoonlijke verzorging (Zvw) wel meegewogen worden bij de indicatiestelling voor Begeleiding en zal de hulp met behandelaars en thuiszorg (persoonlijke verzorging) worden afgestemd.
In de Wmo zal tevens worden gezocht naar mogelijke combinaties van maatwerkvoorziening Begeleiding en voorliggende voorzieningen op het gebied van Welzijnswerk.
Groepsbegeleiding gaat voor op Individuele begeleiding, indien het een passende oplossing biedt.
Begeleiding individueel Wmo 2015
Begeleiding individueel is gericht op het bevorderen (leren), behouden of compenseren van zelfredzaamheid en het zelfstandig participeren. De begeleiding is bedoeld voor cliënten die zonder deze begeleiding zouden moeten verblijven in een instelling of zouden verwaarlozen.
Bij activiteiten gericht op het in stand houden of bevorderen van zelfredzaamheid en participatie gaat het onder andere om:
Begeleiding groep is gericht op het bevorderen (leren), behouden of compenseren van zelfredzaamheid, gericht op het zo veel mogelijk zelfstandig participeren. Dit vindt plaats in groepsverband, veelal dagbesteding of dagopvang. Daar waar mogelijk ook met inzet van informele zorg.
Begeleiding in groepsverband is voorliggend op begeleiding individueel als hetzelfde doel wordt beoogd.
Ingeval er sprake is van mantelzorg en/of inzet van het sociale netwerk, of deze inzet is potentieel aanwezig, richt begeleiding zich ook op ondersteuning en/of versterking/ontwikkeling van mantelzorgers, familieleden en andere – informele – ondersteuners zodat de zorgvrager zo lang mogelijk verantwoord thuis kan blijven wonen en overbelasting van de mantelzorger voorkomen wordt.
Bij activiteiten gericht op het in stand houden of bevorderen van zelfredzaamheid gaat het onder andere om:
In eerste instantie zal dan ook gekeken worden of dagbesteding (begeleiding groep) een adequate oplossing is. Dit uitgangspunt wordt overigens ook nu in de AWBZ toegepast. Biedt dagbesteding onvoldoende soelaas, dan komt individuele begeleiding of een combinatie van beide vormen van begeleiding in aanmerking. Maatwerk voor de burger staat hierbij voorop. Dit geldt ook voor de inzet van recreatieve dan wel arbeidsmatige dagbesteding. De decentralisaties zijn gericht op meedoen in de samenleving en zelfredzaamheid. Daar waar mogelijk houdt participatie een reguliere baan in, indien dit niet tot de mogelijkheden behoort, komt arbeidsmatig dagbesteding in aanmerking. Als dat niet mogelijk is komt recreatieve dagbesteding in aanmerking.
Begeleiding tijdens onderwijs (18+)
Als aanvulling op de maatwerkvoorziening basis individueel/groep. Bij begeleiding bij onderwijs gaat het nadrukkelijk over voortgezet speciaal onderwijs, waarbij deze jongvolwassenen, naast de begeleiding vanuit de zogenaamde Cluster 3 of 4 indicatie, ook nog extra Begeleiding of Persoonlijke verzorging op school nodig hebben. Te denken valt hierbij aan begeleiding bij ‘vrije’ of praktijklessen waarbij boven gebruikelijk toezicht noodzakelijk is. Deze maatwerkvoorziening kan zowel via Jeugd als via de Wmo 2015 geboden worden.
Toezicht op en het aansturen van gedrag door stoornis tijdens onderwijs voor zover passend onderwijs onvoldoende bijdraagt aan de participatie.
Kortdurend Verblijf omvat logeren in een andere omgeving dan het eigen woonadres gepaard gaande met begeleiding voor een inwoner, indien de inwoner aangewezen is op (tijdelijk) toezicht. Als voorwaarde geldt dat dit product wordt ingezet ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de inwoner biedt.
Omvang Individuele Begeleiding
Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren, minimaal 1 - maximaal 25 uur per week. Meer uren per week zijn mogelijk, indien nodig en duidelijk gemotiveerd. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Dus welke activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd kosten deze activiteiten, hoe vaak per week en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar of is er ook vaak toezicht nodig? Om te objectiveren hoeveel tijd er nodig is voor activiteiten en in welke frequentie zal gebruik worden gemaakt van een normtijden overzicht, dat is gebaseerd op de Indicatiewijzer van het CIZ en is aangepast aan de Wmo-werkwijze.
Bij activiteiten gericht op het in stand houden of bevorderen van zelfredzaamheid gaat het onder andere om:
Oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen die zelfredzaamheid tot doel hebben;
Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het maximum is 9 dagdelen dat is gelijk aan een in Nederland gebruikelijke 36-urige werkweek. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van:
de mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep (bij het werken in groepen is groepsdynamiek essentieel. Hiermee dient rekening gehouden te worden om de voorziening effectief te laten zijn. Aangezien gemeente indiceert en de hulp effectueert (als een soort CIZ en zorgkantoor in één) zal ook dit element bij de indicatie moeten worden betrokken.
Bij een indicatie voor Begeleiding Groep zal ook worden onderzocht of de cliënt in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer een cliënt in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van mantelzorg of vrijwilliger, indien beschikbaar) de dagbesteding kan bereiken dan is dat uiteraard voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is zal vervoer van en naar de dagbesteding worden geïndiceerd. De meeste aanbieders van dagbesteding hebben afspraken met vervoersbedrijven die de cliënt van huis of bij een vast verzamelpunt ophaalt en naar de dagbesteding brengt en haalt. Op het budget voor het vervoer vanuit de AWBZ is in 2014 al fors bezuinigd waardoor instellingen zelf hebben gezocht naar manieren om het vervoer efficiënter te organiseren. Hierdoor wordt nu bij de keuze voor een bepaalde locatie dagbesteding voor een cliënt al rekening gehouden met reisafstand en zijn initiatieven ontwikkeld om cliënten te leren zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen. Deze ontwikkeling zal onder de Wmo zeker worden voortgezet.
Toezicht in het vervoer werd onder de AWBZ niet geïndiceerd omdat werd aangenomen dat het niveau van het vervoer naar dagbesteding is aangepast aan de gebruikers. Wanneer er medisch gezien toezicht nodig is dan kan hiervoor een beroep gedaan worden op de zorgverzekeringswet.
Bij kortdurend verblijf logeert iemand (maximaal 3 etmalen dus 72 uur per week) in een instelling. Bijvoorbeeld in een gehandicapteninstelling, verpleeghuis of verzorgingshuis. Hierdoor wordt de mantelzorg ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt thuis kan blijven wonen. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die permanent toezicht nodig hebben. Bijvoorbeeld als er valgevaar is, of als cliënt zelf niet in staat is hulp in te roepen als dat nodig is, of omdat er ernstige gedragsproblemen zijn. Dat toezicht kan ook een vorm van actieve observatie zijn, zoals bij kinderen met een lichamelijke beperking waarbij ouders actief de vitale functies van het kind moeten controleren. Het kan ook gaan om constante zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen; bijvoorbeeld voor iemand met een ernstige hartaandoening of dementie.
Er zijn veel manieren om de mantelzorg te ontlasten, bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg voor een cliënt over te nemen en ook dagbesteding kan als belangrijk neveneffect of zelfs doel hebben de mantelzorg te ontlasten. Soms is dat niet voldoende om het langdurig vol te kunnen houden of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van de combinatie van voortdurend zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd.
De omvang van kortdurend verblijf is 1, 2 of 3 etmalen per week, afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de cliënt. Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft; bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van Wlz moet worden gesteld. Het is denkbaar dat hierop in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld verblijf van een week, zodat mantelzorg op vakantie kan, mogelijk te maken. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie zijn.
In de instelling waar de cliënt kortdurend verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging nodig is moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zvw/Wlz worden geïndiceerd. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf.
De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Hij kan hiervoor gebruik maken van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. Wanneer de cliënt beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij doorgaans in het bezit zijn van een Wmo kortingspasje.
Cliënten die door hun beperkingen behoefte hebben aan een beschermd woonklimaat dat gericht is op het bieden van structuur en ondersteuning van alle dagelijks activiteiten, wonen vaak in een zogenaamde woonvorm voor beschermd wonen. Dit is geen grote instelling maar een cluster van vaak “gewone” woningen waarbij op kleine schaal cliënten uit een bepaalde doelgroep (psychiatrie, verstandelijke beperking, ouderen) bij elkaar wonen. Soms is er sprake van een eigen leefeenheid, soms alleen van een eigen slaapkamer. Er zijn gemeenschappelijke ruimten, waar de cliënten elkaar en de aanwezige begeleiders ontmoeten. Cliënten krijgen begeleiding bij het structureren van hun dagelijks leven, ondersteuning bij regelzaken en geldbeheer en bij het vinden van een passende daginvulling. Voor een deel van de cliënten is beschermd wonen een opstapje naar zelfstandig wonen.
Voor beschermd wonen was een indicatie op grond van de AWBZ noodzakelijk maar deze taak wordt nu (zonder bezuinigingsdoelstelling) overgeheveld naar de Wmo. Het wordt voorlopig een taak voor de zogenaamde centrumgemeenten, zij krijgen ook het budget voor deze taak. Er worden werkafspraken gemaakt met centrumgemeente Zwolle. Er moeten in samenspraak met de centrumgemeente indicatiecriteria voor beschermd wonen worden opgesteld en afspraken worden gemaakt over toewijzing met de gemeente Zwolle en de zorgaanbieders.
Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
hij de situatie van dakloosheid heeft - niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving - niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen
opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
deze de situatie - waarbij de cliënt de thuissituatie heeft verlaten, in verband met risico’s voor de veiligheid van de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) als gevolg van huiselijk geweld - , niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen.
opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het afwenden van gevaar voor de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt), voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht en in een veilige situatie zich te handhaven in de samenleving.
hij de situatie van psychische of psychosociale problemen - met als gevolg het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving - niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in de thuissituatie in voldoende mate kan verminderen of wegnemen.
beschermd wonen een passende en noodzakelijke bijdrage levert aan het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en daarbij voorziet in de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
In spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang of beschermd wonen nodig is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld beslist het college na een melding, als bedoeld in artikel 2 van de verordening, onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening voor opvang of beschermd wonen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet en de aanvraag van de cliënt.