De raad van de gemeente Oost Gelre;
gezien het voorstel van het college van de gemeente Oost Gelre van 4
november 2014;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
BESLUIT:
Vast te stellen de Verordening rioolheffing 2015
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder :
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de belasting, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
Ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat
vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in het belastingjaar naar het
perceel is toegevoerd of opgepompt, alsmede overige toegevoerde
vloeibare substanties die via de riolering worden afgevoerd.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden
afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met een vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van
de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige
andere wettelijke bepaling.
- 4.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
opgepompt water wordt verminderd met de aantoonbare hoeveelheid water
die niet is afgevoerd. Hierbij moet de op anderszins afgevoerde
hoeveelheid water minstens 20% bedragen van de toegevoerde of opgepompte
hoeveelheid.
- 5.
Indien, in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters, niet
de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor
omschreven, wordt:
- a.
voor tot woning dienende eigendommen de hoeveelheid water
vastgesteld op 45 m3per persoon per jaar;
- b.
voor de gebruikers van de niet tot woning dienende eigendommen
de verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke
gebruikers worden gebruikt voor de onderlinge verdeling van de
waternota van Vitens N.V. en bij het ontbreken van een
dergelijke regeling tot een zo reëel mogelijke verdeling op
basis van beschikbare gegevens;
- 6.
Bij veehouderijen, die voldoen aan de tweede volzin van lid 4 en waarbij
aantoonbaar 90% van het afgevoerde water bestaat uit huishoudelijk
afvalwater, is de hoeveelheid afvalwater afhankelijk van het aantal in
de bij het bedrijf behorende woning wonende personen op 1 januari van
het betreffende belastingjaar. Het waterverbruik per persoon wordt
gesteld op 45 m3 per jaar.
Artikel 6 Tarieven
Het tarief bedraagt voor elke kubieke meter water € 1,48.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan de verbruiksperiode.
Het belastingjaar omvat een aaneengesloten periode van 12 maanden, die
gelijk is aan de tot 12 maanden herleide verbruiksperiode, met dien
verstande dat indien die periode is gelegen in twee kalenderjaren het voor
die kalenderjaren geldende tarief per 1m³ water naar tijdsevenredigheid
wordt toegepast. Indien geen water wordt afgenomen van waterbedrijf Vitens
N.V. is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven bij wege van een schriftelijke, gedagtekende
kennisgeving.
- 2.
Als kennisgeving wordt aangemerkt de eindafrekeningnota van Vitens
N.V.
- 3.
De door Vitens N.V. verzonden voorschotnota's worden aangemerkt als
voorlopig gevorderde bedragen;
- 4.
Ingeval aan de belastingplichtige geen nota's van Vitens N.V. worden
verzonden, wordt de belasting geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt,
is de belasting verschuldigd over de hoeveelheid afvalwater, die in het
resterende deel van dat tijdvak na de aanvang van de belastingplicht
vanuit het eigendom wordt afgevoerd.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt,
wordt de belasting berekend op de werkelijke hoeveelheid afvalwater
afgevoerd vanuit het eigendom, tot het tijdstip waarop de
belastingplicht is geëindigd.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
De voorlopig gevorderde bedragen en het definitief gevorderde bedrag
moeten worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop
de voorschotnota’s en de eindafrekening van Vitens N.V. moeten worden
betaald.
- 2.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 3.
In afwijking van het tweede lid geldt in geval het totaalbedrag van de
op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere
heffingen minder is dan € 1.500,00 en waarvoor een machtiging tot
automatische betaling is afgegeven, dat de aanslagen moeten worden
betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op
de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van
het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens
een maand later.
- 4.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Overgangsrecht
De Verordening rioolheffing 2014, van 17 december 2013 wordt ingetrokken met
ingang van de in artikel13, tweede lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 13 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 14 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening rioolheffing
2015".