Overheidsorganisatie | Gemeente Bergen op Zoom |
---|---|
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening Participatiewet |
Citeertitel | Re-integratieverordening Participatiewet |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale Zaken |
Geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 29-07-2015 | Nieuwe regeling | 17-12-2014 Gemeenteblad 2014, 78160 | RVB14-0100 |
De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
overwegende dat de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 aanpassing behoeft;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2014, nummer RVB14-0100;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8a, lid 1, sub a, c, d en e, en lid 2 en artikel 10b, lid 4, van de Participatiewet, artikel 35, lid 1, sub a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers / Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers gewezen zelfstandigen;
BESLUIT:
de Re-integratieverordening Participatiewetvast te stellen.
1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde
betekenis als in de Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze verordening wordt verstaan onder:
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;
wet: de Participatiewet;
IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
proefplaatsing: werken met behoud van uitkering gedurende een periode van maximaal 3 maanden met
de intentie en afspraak van een concrete baan in het vooruitzicht;
werkstage: werken met behoud van uitkering gedurende een periode van maximaal 6 maanden met als doel
om werkritme en werkervaring op te doen;
activeringsplaats: werken met behoud van uitkering door personen met een (zeer) grote afstand tot de
arbeidsmarkt die wel het perspectief hebben dat zij met langere begeleiding weer inzetbaar
zijn in reguliere arbeid;
detachering: werken in een betaalde baan bij een reguliere werkgever via een (sociaal) detacheringsbureau
van de overheid of via een derde;
werkplekaanpassing: een voorziening die ingezet kan worden op de werkplek ten behoeve van een
werknemer met arbeidsbeperkingen, waardoor de werknemer in staat is zijn
werkzaamheden naar behoren uit te voeren;
jobcoaching: het geheel aan ondersteunende activiteiten dat nodig is om arbeidsparticipatie van mensen met
een beperking op een specifieke werkplek optimaal en duurzaam te maken, waarbij het gaat om
activiteiten die overstijgend zijn aan het gebruikelijke inwerktraject van de werkgever en die na
het inwerken (nog) nodig zijn om de opgedragen taken te kunnen blijven uitvoeren.
Het college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de in artikel 7, lid 1, sub a, van de wet genoemde groepen alsmede voor een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen.
1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen;
2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke
voorziening;
3. Overschrijding van het plafond als bedoeld in lid 1 en lid 2 vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak
op een specifieke voorziening.
4. Dit artikel is niet van toepassing op loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 18 van deze verordening.
1. Het college kan in aanvulling op de verplichtingen die uit de wet en deze verordening voortvloeien, aan een
voorziening nadere verplichtingen verbinden.
2. Het college kan een voorziening beëindigen als:
de persoon die aan een voorziening deelneemt, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 en artikel 17 van
de wet, artikel 13 en artikel 37 van de IOAW of artikel 13 en artikel 37 van de IOAZ niet nakomt;
de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet meer behoort tot de doelgroep;
de persoon die aan de voorziening deelneemt, algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen
gebruik wordt gemaakt van een van de voorzieningen als in deze verordening genoemd, tenzij het betreft een
persoon als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub a, 2º, van de wet;
naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;
de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van
de voorziening;
de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden
voorziening;
de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening
worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.
3. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening nadere regels
stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;
de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;
de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;
de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies;
de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;
het vragen van een eigen bijdrage;
overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.
Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.
Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:
de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar;
de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.
1. Bij de re-integratie van niet uitkeringsgerechtigden gelden de volgende eisen:
de aanvrager dient zich voor minimaal 20 uur per week beschikbaar te stellen voor algemeen geaccepteerde
arbeid; b. de noodzaak voor ondersteuning dient aanwezig te zijn en wordt door het college vastgesteld; c. de ondersteuning dient te allen tijde gericht te zijn op uitstroom; d. de aanvrager is verplicht ingeschreven te staan als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf.
2. De voorzieningen als genoemd in de artikelen 12 en 16 van deze verordening worden niet ingezet voor
niet-uitkeringsgerechtigden.
3. Geen recht op ondersteuning bestaat voor de niet-uitkeringsgerechtigde, indien sprake is van een voorliggende
voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de
aanvrager.
1. Het college kan aan personen behorend tot de doelgroep een proefplaatsing aanbieden indien de werkgever
bij wie deze proefplaatsing wordt gerealiseerd, aansluitend een dienstverband in het vooruitzicht stelt.
2. De proefplaatsing is bedoeld om de werknemer de vaardigheden te leren die noodzakelijk zijn voor het verrichten
van de werkzaamheden in het aansluitende dienstverband.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering van de proefplaatsing.
1. Het college kan een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als:
de persoon behoort tot de doelgroep; en
de persoon nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of ruime afstand tot de arbeidsmarkt heeft door
langdurige werkloosheid.
2. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden
beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop de werkstage wordt uitgevoerd en
de voorwaarden die hieraan worden verbonden.
1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale
activering, onder andere in de vorm van een activeringsplaats, voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig
moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van een
voorziening.
2. Het college stemt de duur van de in het vorige lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van
die persoon.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop sociale activering wordt uitgevoerd en
de voorwaarden die hieraan verbonden worden.
1. Het college kan aan de persoon die behoort tot de doelgroep scholing of opleiding aanbieden die de toegang tot
de arbeidsmarkt bevordert.
2. Het vorige lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, lid 3, onderdeel a, van de wet.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop het scholingsinstrument wordt
toegepast en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.
1. Het college kan aan de persoon die behoort tot de doelgroep een dienstverband aanbieden in de vorm van een
detacheringsbaan, waarbij betrokkene voor het verrichten van de werkzaamheden wordt geplaatst bij een derde.
2. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van deze detacheringsbaan.
1. Het college kan een persoon van 27 jaar en ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a
van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.
2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke
overeenkomst die wordt ondertekend door het college en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat
verrichten.
3. De premie als bedoeld in artikel 10a, lid 6, van de wet bedraagt telkens € 100,00.
1. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een
lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van
de werkplek nodig heeft, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze
persoon in dienst neemt.
2. Het college maakt uit personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers-
verzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste
omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.
3. Om de in artikel 10b, lid 1, van de wet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken, kan het college de volgende
ondersteunende voorzieningen inzetten:
fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;
uitsplitsing van taken;
aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.
4. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk
de gemeente beschikbaar stelt.
1. Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning in de vorm van
jobcoaching aanbieden bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken in de vorm van structurele
begeleiding, als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem door de werkgever opgedragen
taken te verrichten.
2. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop jobcoaching wordt aangeboden,
alsmede de omvang, duur en kosten hiervan.
1. Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis als:
de werkgever voor de duur van ten minste zes maanden een arbeidsovereenkomst aangaat met een
werknemer;
de werknemer voorafgaande aan de aanvang van de arbeid behoort tot de doelgroep;
de werknemer een structurele functionele of andere beperking heeft, of de werkgever ten behoeve van
de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt;
artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is; en
de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente.
2. Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de gemeente een verzekering af met een
verzekeraar en treedt op als verzekeringnemer. De begunstigde is de werkgever.
3. Het college stelt nadere regels op met betrekking tot de no-riskpolis. Hierin worden in ieder geval bepalingen
opgenomen over de vergoedingen en de duur van de no-riskpolis.
1. Het college kan een incidentele loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers ten behoeve van bepaalde
specifieke doelgroepen.
2. Het college stelt nadere regels op ten aanzien van:
de specifieke doelgroepen waarvoor incidentele loonkostensubsidie kan worden verleend;
de hoogte en duur van de incidentele loonkostensubsidie;
het recht op incidentele loonkostensubsidie in relatie tot de omvang van de dienstbetrekking;
de wijze van betaalbaarstelling;
het maximaal aantal te verstrekken incidentele loonkostensubsidies per werkgever.
3. De incidentele loonkostensubsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet
onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing van arbeid plaatsvindt.
4. De incidentele loonkostensubsidie wordt niet verstrekt in combinatie met structurele loonkostensubsidie voor
dezelfde werknemer.
5. De incidentele loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling
aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming in verband met de indiensttreding van de werknemer.
1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep van de structurele loonkostensubsidie.
2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:
de persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, lid 1, sub a, van de wet;
de persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen; en
de persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
1. Ten behoeve van de vaststelling van de structurele loonkostensubsidie stelt het college de loonwaarde van de
persoon als bedoeld in artikel 17 van deze verordening vast.
2. Totdat in het Regionaal Werkbedrijf afspraken zijn gemaakt over de toe te passen loonwaardemethode en die
methode door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevalideerd, maakt het college voor de
vaststelling van de loonwaardemethode gebruik van de methode als beschreven in de Ministeriële regeling
loonkostensubsidie Participatiewet.
1. Het college kan een werkgever, die met een persoon die behoort tot de doelgroep een dienstbetrekking aangaat
van ten minste zes maanden, een vergoeding verstrekken voor de eenmalige noodzakelijke kosten van
aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht.
2. Een vergoeding als bedoeld in het vorige lid wordt niet verstrekt, indien op grond van een andere regeling een
vergoeding voor de kosten kan worden verstrekt.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van de voorziening als bedoeld
in het eerste lid.
1. Het college kan aan een persoon behorend tot de doelgroep, een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke
kosten die zijn gemaakt in het kader van de arbeidsinschakeling.
2. Geen aanspraak op de in het vorige lid genoemde vergoeding bestaat, indien een beroep gedaan kan worden
op een voorliggende voorziening die gezien aard en doel wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en
passend te zijn.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de vergoeding als vermeld in het eerste lid.
1. Voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling kan de uitkeringsgerechtigde
een premie worden verstrekt van maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31, lid 2, sub j, van de PW.
2. Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden voor het recht op een dergelijke premie vast alsmede de hoogte
hiervan.
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de inzet van andere dan de in deze verordening genoemde re-integratievoorzieningen.
1.Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin vanartikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, geschiedt de verstrekking op grond van:
a. de Verordening nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, zoals gepubliceerd op 28 december 2006 in het Publicatieblad van de Europese Unie L 379; of
b. de artikelen 39, 40, 41 of 42 van de Verordening nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, zoals gepubliceerd op 9 augustus 2008 in het Publicatieblad van de Europese Unie L 214.
2. Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wordt de voorziening verstrekt onder de voorwaarde dat de begunstigde onderneming een dossier bijhoudt aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de verleende steun voldoet aan de voorwaarden van in lid 1 genoemde toegepaste verordening.
Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
1. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Wet
werk en bijstand 2012 behoudt deze voorziening voor de duur ervan, alsmede voor zover en zolang aan de
opgelegde verplichtingen wordt voldaan, met een maximum van twaalf maanden te rekenen vanaf 1 januari 2015.
2. Het college kan na afloop van de in het vorige lid bedoelde periode besluiten de voorziening voort te zetten.
Deze verordening kan worden aangehaald als ”Re-integratieverordening Participatiewet”.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
De “Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012“, vastgesteld in de openbare vergadering van
222 december 2011, vervalt op 1 januari 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2014.
De griffier, De voorzitter,