Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijnwaarden

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijnwaarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015
CiteertitelVerordening individuele studietoeslag Rijnwaarden 2015.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpIndividuele studietoeslag Participatiewet

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe Regeling

16-12-2014

GVOP, 29-12-2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015

V erordening individuele studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015

De raad van de gemeente Rijnwaarden

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de WMO raad ;

besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Rijnwaarden 2015

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt

ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Dit verzoek kan ingediend worden door een persoon die tot de in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet benoemde doelgroep behoort.

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het college bepaalt bij nadere regelgeving welk instituut het college adviseert met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking

komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1.

    Een individuele studietoeslag bedraagt € 176,00.

  • 2.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform deontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voorde Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

Artikel 5 Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt eenmalig als één bedrag uitbetaald.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Rijnwaarden 2015.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2015

 

De raad voornoemd.

De griffier De voorzitter

Toelichting individuele Studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de

Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de

mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het

minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze

studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Eendiploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel inzijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje inde rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen eenstuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleertmensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaanvolgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor dezegroep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014,33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzonderebijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuelestudietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een

inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze nietin staat zijn het minimumloon te verdienen.

 

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in eenverordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele

studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid,

onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekkinghebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuelestudietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

 

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheidvan het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan devoorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuelestudietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan inbeleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor eenstudietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b,eerste lid, van de Participatiewet - in beleidsregels aangeven wie, wanneer en opgrond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

 

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de

arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de

Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over

verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de

individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag

verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

 18 jaar of ouder is;

 recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering

2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

 geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de

Participatiewet heeft; en

 een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in

staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel

mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming,betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk

studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op

studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd eninkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewetgeregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslagop grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag ishet dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of eentegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijkmoeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft,bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij

een bepaalde opleiding te overleggen.De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bijverlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van deParticipatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Eenindividuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon metde studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet isnamelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweedelid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet vantoepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van deParticipatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan wordenverstrekt in de vorm van een voorschot.

 

Artikel 1. indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personenals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreftpersonen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

 personen die algemene bijstand ontvangen;

 personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35,

vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het

inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten

jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon

in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is

verleend;

 personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

 personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de

Algemene nabestaandenwet;

 personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening

oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

 personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening

oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.

 niet-uitkeringsgerechtigden.

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een

individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoalsgenoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordtverstaan:

een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde

lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend(artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als

bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend,bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaanmiddels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezienals een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om eenschriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door deaanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, dedagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2,eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden dievoor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs debeschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondelingverzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele

studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

 

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het collegeop verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, eenindividuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op dedatum van de aanvraag:

 18 jaar of ouder is;

 recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering

2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

 geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de

Participatiewet heeft; en

 een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in

staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel

mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium zal in eerste instantie het college zelf vaststellen of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het college bepaalt bij nadere regelgeving in welke situaties bij welke externe organisaties advies wordt gevraagd, zoals bijvoorbeeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of bij een medisch adviesbureau.

Het gaat om advies met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt desituatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de

Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal

binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een

individuele studietoeslag (artikel 3 van deze verordening). Studeert een persoon nadie zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b,eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen vooreen individuele studietoeslag.

 

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag

geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de

voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 176,00.

Voor de hoogte van de individuele studietoeslag is aansluiting gezocht bij het bedrag van de huidige langdurigheidstoeslag voor een alleenstaande. De individuele studietoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor personen die tot de doelgroep behoren en is niet gerelateerd aan daadwerkelijk gemaakte kosten. Omdat de aard van deze regeling gelijkenissen vertoond met de langdurigheidstoeslag (en individuele inkomenstoeslag), is voor wat betreft de hoogte van het bedrag, daarbij aansluiting gezocht. Dit laatonverlet dat studenten in de praktijk juist vaak geen recht hebben op eenlangdurigheidstoeslag vanwege het aanwezige arbeidsmarktperspectief.Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden vooreen individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor eenindividuele studietoeslag.

In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling

opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moetworden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang denieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren.

 

Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag

geregeld.

Eenmalige uitbetaling

Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het

bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na een periode van 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt

uit artikel 3 van deze verordening.

Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b,eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraaghier niet meer aan voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op eenindividuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoongeen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft opuitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezienuitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.

Na 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuelestudietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.

Er wordt niet gekozen voor periodieke uitbetaling van de individuele

Studietoeslag; dan zou sprake zijn van een periodieke verstrekking van bijzondere bijstand.

Bij periodieke betaling van deze studietoeslag dienen gemeenten rekening

te houden met de fiscale gevolgen. Volgens de Rekenregels en handleiding

loonheffingen over bijstandsuitkeringen 2014 is periodieke bijzondere bijstand dieniet bestedingsgebonden is maar inkomensaanvullend namelijk een belaste

verstrekking. Eenmalige bijzondere bijstand is een onbelaste verstrekking.

Daarom is hier gekozen voor een betaling ineens.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die

datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de

verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de

verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

 

Artikel 7. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.