Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alphen aan den Rijn

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlphen aan den Rijn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015
CiteertitelVerordening rioolheffing 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de 'Verordening rioolheffing 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2013 van de gemeente Alphen aan den Rijn, de 'Verordening rioolheffing 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2013 van de gemeente Boskoop en de 'Verordening rioolheffing 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2013 van de gemeente Rijnwoude.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-201401-01-2016nieuwe regeling

18-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 29-12-2014

2014/53615

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015

Behoort bij het raadsbesluit nr. 2014/53003 van de raad van Alphen aan den Rijn van 18 december 2014.

 

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan haar zorgplicht voor:

  • a

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1

    De belasting wordt geheven van degene die het gebruik heeft van een perceel:

    • -

      dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en/of

    • -

      waarbij via dit perceel afvloeiend water direct of indirect op een gemeentelijke voorziening of combinatie van voorzieningen wordt geloosd, en/of

    • -

      waarbij het belang tot nakoming van de gemeentelijke zorgplicht bestaat.

  • 2

    Met betrekking tot de belasting wordt als degene die het gebruik heeft, de gebruiker, aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt of persoonlijk recht gebruikt.

  • 3

    Voor het vaststellen van het gebruik door één of meer personen, als bedoeld in artikel 7 lid 2, wordt uitgegaan van het gebruik zoals dit zich voordoet op 1 januari van het belastingjaar.

  • 4

    Indien het gebruik van het perceel eerst in de loop van het belastingjaar aanvang, wordt voor het vaststellen van het gebruik door één of meer personen, zoals bedoeld in artikel 7 lid 2, uitgegaan van het gebruik zoals dit zich voordoet op de eerste van de maand volgend op de aanvang van het gebruik zoals dit bij de gemeente bekend staat.

  • 5

    Ingeval een gedeelte van een perceel, niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4, voor gebruik is afgestaan, wordt als gebruiker aangemerkt degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Vrijstellingen

  • 1

    In afwijking in zoverre van artikel 3 worden bij de heffing buiten aanmerking gelaten:

    • a

      Percelen, zijnde niet in hoofdzaak een woning, met een bebouwde oppervlakte van minder dan 30 m2;

    • b

      onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • c

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • d

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning.

    • e

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken.

  • 2

    De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid onderdeel b bedoelde onroerende zaken geldt alleen voor zover de gemeente van die zaken het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1

    De rioolheffing wordt geheven naar de waarde van het economische verkeer van het perceel, indien deze in hoofdzaak niet een woning betreft.

  • 2

    De rioolheffing wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, indien deze in hoofdzaak een woning betreft.

  • 3

    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 8 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • 4

    Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 5

    Indien het totale aanslagbiljetbedrag beneden de € 5 blijft, wordt geen belasting geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 7 Belastingtarieven

  • 1

    De belasting bedraagt per jaar, per perceel als bedoeld in artikel 6 lid 1, zijnde niet in hoofdzaak een woning, indien de waarde is gelegen in:

    • a

      Klasse 1, WEV van 0 tot 600.000 euro €  202,80

    • b

      Klasse 2, WEV van 600.000 tot 25.000.000 euro € 1.869,00

    • c

      Klasse 3, WEV vanaf 25.000.000 euro € 25.000,00

  • 2

    De belasting bedraagt per jaar, per perceel als bedoeld artikel 6 lid 2, zijnde in hoofdzaak een woning, indien deze:

    • a

      wordt gebruikt door één persoon € 148,20

    • b

      wordt gebruikt door twee of meer personen € 202,80

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van het gebruik.

  • 2

    Indien een perceel in de loop van het belastingjaar in gebruik wordt genomen en gebruiker nog niet eerder als belastingschuldige voor hetzelfde belastbare feit een aanslag is opgelegd, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3

    Indien het gebruik van een perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4

    Het tweede en het derde lid zijn, bij percelen zijnde in hoofdzaak een woning, niet van toepassing indien de belastingschuldige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingschuldige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien gelijke maandelijkse termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4

    Betaling in termijnen is alleen mogelijk indien het totaal verschuldigde bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minimaal € 50 doch minder dan € 3.000 bedraagt.

  • 5

    In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan in de tweede maand van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert. Met dien verstande dat een minimum aantal van zes termijnen overblijft.

  • 6

    In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belasting eerst in één van de volgende kalenderjaren wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot zes gelijke termijnen.

  • 7

    De in lid 3, 5 en 6 van dit artikel genoemde gelijke termijnen worden afgerond op twee decimalen. Afwijkingen en afrondingsverschillen in de te betalen termijnen zijn toegestaan.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De 'Verordening rioolheffing 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2013 van de gemeente Alphen aan den Rijn, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    De 'Verordening rioolheffing 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2013 van de gemeente Boskoop, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3

    De 'Verordening rioolheffing 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2013 van de gemeente Rijnwoude, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 4

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 5

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 6

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2015’.

Behoort bij het raadsbesluit nr. 2014/53003 van de raad van Alphen aan den Rijn van 18 december 2014.

De griffier,