Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet Breda 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Individuele Studietoeslag Participatiewet Breda 2015
CiteertitelVerordening Individuele Studietoeslag Participatiewet Breda 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, onder c
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 3
  3. Wet werk en bijstand, art. 36b
  4. Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe regeling

18-12-2014

Gemeenteblad 79638, 23-12-2014

42915

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet Breda 2015

De raad van de Gemeente Breda;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2014 onder nummer 42908;

gelet op:

  • -

    Artikel 8 eerste lid onder c Participatiewet;

  • -

    Artikel 8 derde lid Participatiewet;

  • -

    Artikel 36 b Participatiewet;

  • -

    Artikel 147 Gemeentewet.

gezien het advies van de commissie Economie van 11 december 2014;

besluit vast te stellen: Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet Breda 2015

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    de wet: de Participatiewet

Artikel 2. Uitvoering

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Breda.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 3. Doelgroep

Vereist is dat de aanvrager op de datum van aanvraag, conform artikel 36b Participatiewet:

  • a.

    18 jaar is of ouder;

  • b.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; of dit recht aannemelijk kan maken;

  • c.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft én

  • d.

    een persoon is, van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie;

Artikel 4. Periode individuele studietoeslag

  • 1.

    Een persoon kan slechts eenmaal op aanvraag binnen een periode van 6 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 2.

    Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de overige voorwaarden, dan kan hij opnieuw op aanvraag in aanmerking komen voor een studietoeslag.

Artikel 5. Aanvraagprocedure en informatieplicht

  • 1.

    Het college stelt het recht op een individuele studietoeslag op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2.

    Voor de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van een door het college verstrekt en daartoe bestemd aanvraagformulier.

Artikel 6. Hoogte en betaling van de individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag bedraagt € 1.410,00 per persoon per 6 maanden (bedrag 2014).

  • 2.

    De individuele studietoeslag wordt per maand betaald in 6 gelijke delen.

  • 3.

    Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm bedoeld in artikel 21 sub c van de wet per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond.

Artikel 7. Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “de Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet 2015 Breda”

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014,

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 Breda

Algemene toelichting:

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren.

Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaantje (TK 2013-2014, 33161, nr 125, p 2).

De individuele studietoeslag is een bijzondere vorm van bijzondere bijstand (artikel 35 Participatiewet is van toepassing). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde belanghebbenden van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel c Participatiewet dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een individuele studietoeslag.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag. Hiermee is beoogd te bewerkstelligen, dat de individuele studietoeslag zoveel mogelijk een gemeentelijke verantwoordelijkheid wordt.

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studieslag of in beleidsregels aangeven wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

De voorwaarden om voor een individuele studietoeslag in aanmerking te komen, staan vermeld in artikel 36b van de Participatiewet. Vereist is dat de aanvrager op de datum van aanvraag:

  • a.

    18 jaar is of ouder;

  • b.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • c.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft en

  • d.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijds arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

Ook wordt rekening gehouden met medische urenbeperking.

Met betrekking tot de twee laatste genoemde vereisten wint het college advies in bij een externe organisatie, het UWV.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt, is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een studietoeslag.

De aanvrager zal aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of tegemoetkoming heeft bv door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Het college verleent de toeslag op aanvraag. Het kabinet geeft hierbij aan, dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elke individueel situatie beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de Participatiewet zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 2. Uitvoering

Omdat de uitvoering van het verstrekken van individuele studietoeslag is opgedragen aan het college, kunnen ten behoeve van de uitvoering in het kader van re-integratie nog nadere beleidsregels worden vastgesteld.

Artikel 3. Doelgroep

In artikel 36b van de Participatiewet is de doelgroep vastgelegd voor wie een individuele studietoeslag bedoeld is. In de verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2015 (33998), op 25 november 2014 aangenomen door de Eerste Kamer is dit artikel gewijzigd om ook personen met een medische urenbeperking (gedefinieerd in artikel 6b Participatiewet) in aanmerking te laten komen voor een individuele

studietoeslag. Het artikel is gewijzigd door “met voltijdse arbeid” te verwijderen. Dientengevolge is dit in dit artikel ook gewijzigd.

Artikel 4. Periode individuele studietoeslag

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 6 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Hierbij is aangesloten bij de halfjaarlijkse inschrijf- en startmomenten die doorgaans gelden voor opleidingen.

De situatie op de datum van aanvraag is bepalend voor de individuele studietoeslag. Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van 6 maanden in aanmerking kan komen voor een studietoeslag. Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de overige voorwaarden, dan kan hij opnieuw via een verkorte aanvraag in aanmerking komen voor een studietoeslag.

Als een persoon op enig moment na de aanvraag niet meer aan de voorwaarden voldoet, kan dat gevolgen hebben voor het recht op een individuele studietoeslag. Hierbij zijn de bijstandsregels, zoals inlichtingenverplichting en terugvordering, van toepassing.

Artikel 5. Aanvraagprocedure en informatieplicht

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 4 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 6. Hoogte en betaling van de individuele studietoeslag

In dit artikel is de hoogte en de betalingsfrequentie geregeld. Voor wat betreft de hoogte is aansluiting gezocht bij de huidige studieregeling in de Wet Wajong die ruwweg overeenkomt met het bedrag dat de jongere geacht wordt zelf bij te dragen in het stelsel van de studiefinanciering. De Wet Wajong bepaalt dat de inkomensondersteuning tijdens studie per dag 25% van de grondslag bedraagt bij een inkomen per dag van ten hoogste 25% van het minimumloon. De hoogte van de inkomensondersteuning is dus afhankelijk van de leeftijd. Voor de uitvoering van deze verordening is het eenvoudiger om uit te gaan van één bedrag. Er is dan ook uitgegaan van 25% van het gemiddelde van de minimumlonen van 18 tot en met 23 jaar.

De studietoeslag wordt per persoon toegekend. Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een studietoeslag.

De studietoeslag wordt in 6 gelijke delen uitbetaald. Als een persoon op enig moment na de aanvraag niet meer voldoet aan de voorwaarden heeft dat geen gevolgen. Het kan dus voorkomen dat een persoon geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar nog wel recht heeft op uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezien uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.

Er is gekozen voor een maandelijkse betaling i.p.v. een betaling eenmalig ineens. De studietoeslag is immers bedoeld als steun in de rug van studerenden met arbeidsbeperkingen voor onder meer het niet kunnen combineren van een studie met een bijbaantje. Het ligt dan voor de hand om maandelijks een bedrag te verstrekken. Bij het vaststellen van de periode van betalen wordt aangesloten bij de periode waarvoor een persoon in aanmerking kan komen voor een studietoeslag.

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de individuele studietoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar.