Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Subsidieregeling haalbaarheidsstudies Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingSubsidieregeling haalbaarheidsstudies Noord-Brabant
CiteertitelSubsidieregeling haalbaarheidsstudies Noord-Brabant
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpinnovatie, sociaal-economische zaken, subsidies, financieel kader

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Per abuis is in het Provinciaal Blad als datum besluitvorming Gedeputeerde Staten 17 december 2014  (i.p.v. 16 december 2016).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen. 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-201403-08-2016nieuwe regeling

18-12-2014

Provinciaal Blad, 2014, 175

3699090

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 11 juni 2010 de Agenda van Brabant  hebben vastgesteld waarin de ambitie wordt uitgesproken om Brabant te ontwikkelen als een Europese top kennis- en innovatieregio;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daarbij in het bijzonder inzetten op de topsectoren (Agro)food, High Tech Systems & Materials met inbegrip van automotive en solar, Biobased Economy, Life Sciences & Medische Technologie, Maintenance en Logistiek;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten bedrijven in de topsectoren met meerdere financiële en niet-financiële instrumenten ondersteunen en met het verstrekken van subsidie voor haalbaarheidsstudies voor het MKB een missende schakel in deze keten willen invullen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten ter voorkoming dat de subsidie wordt aangemerkt als ongeoorloofde staatssteun, gebruik willen maken van artikel 25 van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieen steun op grond van de artikelen 107en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

     algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • b.

     Brabantse topsectoren:

    • 1°.

       (Agro)food;

    • 2°.

       High Tech Systems & Materials met inbegrip van automotive en solar;

    • 3°.

       Biobased Economy;

    • 4°.

       Life Sciences & Medische Technologie;

    • 5°.

       Maintenance;

    • 6°.

       Logistiek;

  • c.

     experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 1, onder 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

     industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 1, onder 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

     haalbaarheidsstudie: haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 1, onder 87, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

     innovatieproject: project gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

  • g.

     kleine en middelgrote onderneming: onderneming als bedoeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • h.

     MKB: kleine en middelgrote onderneming;

  • i.

     onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd.

Artikel 2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door een MKB met rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten gericht op de uitvoering van een haalbaarheidsstudie ter voorbereiding op een innovatieproject.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie als bedoeld in artikel 4 wordt geweigerd indien:

  • a.

     aan de aanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van deze regeling;

  • b.

     de uitvoering van de subsidiabele activiteit reeds is gestart voor het indienen van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

     de aanvrager behoort tot de sector van de primaire landbouwproductie als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

     ten aanzien van de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

     de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie voor een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de aanvrager is gevestigd in Noord-Brabant dan wel de activiteiten van de aanvrager komen aantoonbaar ten goede aan de inwoners van de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project wordt uitgevoerd door een daartoe deskundige derde;

    • c.

       het project steunt op een marktgedreven verzoek tot het geschikt maken van kennis voor benutting in een nieuw product of nieuwe dienst;

    • d.

       het project beoogt innovatieve toepassing van vernieuwende technologie;

    • e.

       het project wordt uitgevoerd ter voorbereiding op een innovatieproject;

    • f.

       het innovatieproject draagt bij aan het vernieuwen en versterken van het innovatie- en concurrentievermogen en verduurzaming van:

      • 1°.

          één of meer van de Brabantse topsectoren; of

      • 2°.

         crossovers tussen één of meer van de Brabantse topsectoren en andere sectoren;

    • g.

       het innovatieproject wordt uitgevoerd door:

      • 1°.

         de aanvrager; of

      • 2°.

         een samenwerkingsverband waarvan de aanvrager onderdeel uitmaakt.

  • 2  Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

       een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

         een beschrijving van de inhoud van de haalbaarheidsstudie,

      • 2°.

         een beschrijving van de positie van de haalbaarheidsstudie in een innovatieproject;

      • 3°.

         een beschrijving van het potentieel van het innovatieproject voor de aanvrager;

      • 4°.

         een globale beschrijving van het innovatieproject;

      • 5°.

         op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • b.

       een sluitende begroting van kosten en financiering;

    • c.

       een offerte van de door de aanvrager geselecteerde uitvoerder van de haalbaarheidsstudie;

    • d.

       goedgekeurde jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar op het moment van indienen van de aanvraag om subsidie;

    • e.

       een MKB-verklaring waaruit de jaaromzet, balanstotaal en omvang blijken.

  • 3  De globale beschrijving van het innovatieproject, bedoeld in het vorige lid, onderdeel a, onder 4°, omvat tenminste:

    • a.

       een omschrijving van het product of de dienst waarop het innovatieproject zich richt;

    • b.

       de businesscase;

    • c.

       planning in de tijd en mijlpalen;

    • d.

       beoogd intellectueel eigendom;

    • e.

       begroting van kosten en financiering.

  • 4  In aanvulling op de voorgaande leden ligt, indien sprake is van een concreet zicht op vervolgfinanciering voor het vervolg van de haalbaarheidsstudie in een innovatieproject, aan het project een ondertekende intentieverklaring van een financier voor het vervolg ten grondslag.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten van derden gemaakt voor het leveren van externe kennis, expertise, onderzoeks- of ontwikkelcapaciteit.

  • 2  Kosten komen slechts voor subsidie in aanmerking voor zover deze worden gemaakt na ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 16 februari 2015 tot en met 28 februari 2017.

Artikel 9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4, voor de periode van 16 februari 2015 tot en met 28 februari 2017, vast op € 1.500.000,-.

Artikel 10 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.

  • 2  Onverminderd het percentage, genoemd in het eerste lid, wordt indien sprake is van een concreet zicht op financiering als bedoeld in artikel 6, vierde lid, het maximum, genoemd in het eerste lid, verhoogd met € 10.000.

  • 3  Onverminderd de maxima, genoemd in de voorgaande leden, wordt indien ter zake van de subsidiabele activiteit reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat in totaal de percentages als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, onderdeel b, en artikel 25, zevende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening niet wordt overschreden.

Artikel 11 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van loting.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     de haalbaarheidsstudie waarvoor de subsidie als bedoeld in artikel 4 is verstrekt, wordt binnen zes maanden na subsidieverlening gerealiseerd;

  • b.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 13 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

     een verzoek om vaststelling van de subsidie;

  • b.

     factuur voor de uitvoering van de haalbaarheidsstudie;

  • c.

     bewijs van betaling van de factuur, bedoeld onder b;

  • d.

     een eindrapportage volgens het voorgeschreven format waarin de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie worden samengevat en een toelichting wordt opgenomen over het vervolg van het project met een innovatieproject.

Artikel 14 Subsidievaststelling

Gelet op de algemene groepsvrijstellingsverordening worden, in afwijking van de artikelen 13, 20 en 21 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, subsidies op grond van deze regeling vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden uiterlijk 1 december 2016 aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling haalbaarheidsstudies Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 16 december 2014

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris mw. ir. A.M. Burger

 

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling haalbaarheidsstudies Noord-Brabant.

Algemeen

Innovatie door MKB-bedrijven in topclusters is belangrijk voor de toekomst van Noord-Brabant. Het versterkt de economie en pakt maatschappelijke uitdagingen aan. Het versterken van de internationale concurrentiepositie van deze topclusters is een centraal thema van het provinciale economische beleid. Een sterk ecosysteem met sterke, innovatieve MKB-bedrijven met een goede toegang tot kapitaal is daarbij essentieel. De subsidieregeling haalbaarheidsstudies Noord-Brabant valideert innovaties bij aanvang van de proof of concept-fase en vergroot daarmee het inzicht in de slagingskans van nieuwe productmarktcombinaties. Deze stap wordt op dit moment, om financiële redenen, vaak overgeslagen. Door de subsidieregeling worden MKB-ondernemers gestimuleerd in een vroeg stadium een externe kwalitatieve toets te doen. Het innovatieproject kan zo vroegtijdig worden bijgestuurd wat de slagingskans vergroot en de inzet van kapitaal optimaliseert.

Door de positionering in de eerste fase van een innovatieproject legt de subsidieregeling tevens de basis voor vroege fase-financiering. Externe validatie is één van de meest waardevolle criteria voor vroege fase-financieringsinstrumenten zoals de drie Brabantse valorisatiefondsen (Bright Move, Starterslift en Ondernemerslift+), het Ontwikkelfonds van de BOM, het innovatiekrediet van RVO en het Made in Brabant Business Angel Netwerk. Door te sturen op de aansluiting op bestaande instrumentaria verhoogt de regeling de innovatiekansen voor Brabantse MKB-ondernemers en versterkt de regeling hun concurrentievermogen.

Juridisch kader De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv) zijn op deze subsidieregeling van toepassing. De Asv is een kaderverordening. De verordening beschrijft op hoofdlijnen voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt en bevat verder delegatie- en bevoegdheidsbepalingen. Daarnaast geeft de Asv algemene procedureregels voor subsidieverstrekking. Onderwerpen die geregeld zijn in de Awb en de Asv worden niet herhaald in de regeling.

Europese regelgeving Subsidie voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie is aan te merken als staatssteun, uitgaande van het volgende:

  • -

     de ontvanger is een onderneming in de zin van Europees recht;

  • -

     het voordeel dat met subsidie wordt verkregen, zou niet op de markt zijn verkregen, anders was de stimulans immers niet nodig geweest;

  • -

     de subsidie geldt voor specifieke sectoren (Brabantse topsectoren en hun crossovers) en specifieke regio (Brabant);

  • -

     de maatregel vervalst in potentie de mededinging of concurrentiepositie omdat de ontvanger in staat wordt gesteld investeringen in een haalbaarheidsstudie als onderdeel van een innovatieproject te plegen daar waar dit financieel anders mogelijk niet haalbaar was geweest.

Indien sprake is van een stimulerend effect van de steun, kan de subsidie als geoorloofde staatssteun worden aangemerkt onder artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De algemene groepsvrijstellingsverordening biedt een kader waarbinnen onder andere subsidieregelingen kunnen worden vastgesteld. Als de subsidieregeling wordt vastgesteld binnen de voorwaarden en bepalingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is geen voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie nodig, wel een melding. Minder ruim verstrekken van subsidies dan op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan, is altijd mogelijk. Om subsidie onder de algemene groepsvrijstellingsverordening als geoorloofde staatssteun aan te merken, dient de maatregel gericht te zijn op een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang, het marktfalen aan te pakken en dient sprake te zijn van een stimulerend effect en beperkte verstoringen op de handelsmarkt.

Artikel 25: steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten Met de voorwaarden en vereisten in deze regeling wordt voldaan aan de criteria van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening biedt ruimte voor steun voor haalbaarheidsstudies. Reden is dat ontwikkeling van producten, processen of diensten vaak gepaard gaat met grote risico’s. De kans op mislukken is daarom groot, hetgeen vervelend is voor ondernemers. Door een haalbaarheidsstudie uit te voeren worden de onzekerheden in kaart gebracht en vooraf zo veel mogelijk weggenomen. Hierdoor ontstaat meer zicht op de kans van slagen van de innovatie.

Steun ten behoeve van haalbaarheidsstudies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling is geoorloofd tot een steunintensiteit van ten hoogste 50%

Van de mogelijkheden om de steunintensiteit te verhogen voor middelgrote ondernemingen en met kleine ondernemingen wordt geen gebruik gemaakt. In geval van projecten waarbij – naast de subsidie krachtens deze regeling – andere publieke middelen zijn verkregen door de aanvrager, kan tezamen subsidie worden verleend tot de hogere toegestane steunintensiteit van 60% voor middelgrote ondernemingen en 70% voor kleine ondernemingen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen onderdeel b Brabantse topsectoren Deze regeling sterkt ter uitvoering van de Agenda van Brabant. Daarom is de reikwijdte afgebakend tot de zes Brabantse topsectoren die in de Agenda van Brabant centraal staan.onderdeel c experimentele ontwikkeling Voor de definitie van het begrip is verwezen naar de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daar staat experimentele ontwikkeling omschreven als het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. In de verordening staat aangegeven dat onder experimentele ontwikkeling tevens de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés en diensten kan worden begrepen. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vast staan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.onderdeel d industrieel onderzoek Voor de definitie van het begrip is verwezen naar de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daar staat industrieel onderzoek omschreven als planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Industrieel onderzoek omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gestimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie.onderdeel e haalbaarheidsstudie Voor de definitie van het begrip is verwezen naar de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daar staat een haalbaarheidsstudie omschreven als het onderzoek naar en de analyse van het potentieel van een innovatieproject, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van het innovatieproject, de kansen en risico’s in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het innovatieproject te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;onderdeel f innovatieproject De definitie van het begrip innovatieproject is toegevoegd om een onderscheid te maken ten opzichte het algemene begrip project zoals gedefinieerd in de Asv. De haalbaarheidsstudie is binnen deze regeling de te subsidiëren activiteit (het project), maar staat niet op zichzelf. Het is een belangrijke stap in een innovatieproces dat, indien de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie daartoe aanleiding geven, een vervolg krijgt in de vorm van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en moet leiden tot ontwikkeling van een nieuw product of een nieuwe dienst; onderdeel g kleine en middelgrote onderneming In bijlage I van de Verordening (EG) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (de algemene groepsvrijstellingsverordening) worden de begrippen kleine en middelgrote ondernemingen gedefinieerd. Een micro-onderneming is een onderneming waar minder dan 10 personen voltijds werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het balanstotaal de 2 miljoen euro niet overschrijdt. Een kleine onderneming is een onderneming waar minder dan 50 personen voltijds werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijks balanstotaal de 10 miljoen niet overschrijdt. Een middelgrote onderneming is een onderneming waar minder dan 250 personen voltijds werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet de 50 miljoen of het jaarlijks balanstotaal de 43 miljoen niet overschrijdt. Partnerondernemingen en verbonden ondernemingen moeten voor de bepaling van deze variabelen mede in ogenschouw worden genomen. Een praktische handleiding kan worden gevonden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/files/sme_definition/sme_user_guide_en.pdf

Artikel 2 Doelgroep De doelgroep is beperkt tot het MKB, omdat de provincie het middelgroot en klein bedrijfsleven wil stimuleren. Voor grote ondernemingen wordt een te gering stimulerend effect verwacht van een regeling met de omvang zoals wordt geboden. De doelgroep is daarnaast beperkt tot rechtspersonen. Dit betekent dat de rechtspersonen uit artikel 3, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek tot de doelgroep behoren. Dit zijn stichtingen, verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappen, nv’s en bv’s. De zogenaamde natuurlijke ondernemingsvormen (eenmanszaak, vof, cv) komen derhalve niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten De uitvoering van een haalbaarheidsstudie is subsidiabel, wanneer deze onderdeel is van een innovatieproject met beoogde vervolgstappen die mede afhankelijk zijn van de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie.

Artikel 5 Weigeringsgronden onderdeel b Conform de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt het stimulerend effect geacht te ontbreken indien de activiteiten reeds zijn gestart voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. Niet wordt uitgesloten dat een potentiële aanvrager reeds studies heeft uitgevoerd of voorbereidend onderzoek heeft verricht die niet door het verzoek om subsidie zijn gedekt. onderdelen c, d en e Deze bepalingen vloeien voort uit vereisten van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 6 Subsidievereisten eerste lid De regeling sluit aan op het economisch beleid van Noord-Brabant en geeft invulling aan één van de missende schakels van de financieringsketen die wordt gevormd. Een haalbaarheidsstudie moet dan ook onderdeel zijn van een innovatieproject dat een bijdrage levert aan het innovatie- en concurrentievermogen en verduurzaming van het bedrijfsleven in deze topsectoren.

tweede lid onder a, b en c Om te kunnen beoordelen of de aanvraag voldoet aan de doelstelling van de regeling, zoals verwoord in de vereisten in het eerste lid, is relevante informatie nodig. Dit tweede lid duidt waarop de informatie van de aanvrager zich dient te richten.tweede lid onder d en e Deze gegevens worden gevraagd om te kunnen bepalen of de onderneming een MKB is.

vierde lid In het kader van de financieringsketen staat de haalbaarheidsstudie waarvoor de subsidie wordt verleend niet op zich. De haalbaarheidsstudie moet een belangrijke stap zijn in de proof-of-concept-fase van een innovatieproject. De aanvrager moet globaal duiden welk innovatieproject volgt op de eventuele positieve uitkomsten van de haalbaarheidsstudie. Vanzelfsprekend kan dit in de meeste gevallen nog geen gedetailleerde duiding zijn. Wel wordt hiermee bedoeld dat de aanvrager, in ieder geval op de genoemde onderdelen, het innovatieproject schetst voor zover als ten tijde van de aanvraag bekend is.

Artikel 7 Subsidiabele kosten Tot de subsidiabele kosten behoren uitsluitend de externe kosten van het inschakelen van (technologische) kennis, expertise, onderzoeks- of ontwikkelcapaciteit die nodig zijn om de haalbaarheidsstudie door een externe partij uit te laten voeren. BTW is subsidiabel zover toegestaan op basis van de Asv. Daarin staat dat BTW is uitgesloten die op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 verrekenbaar kan zijn of die op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds 2003 compensabel kan zijn. Interne kosten zijn niet subsidiabel evenals bijvoorbeeld (niet limitatief) kosten voor aanschaf van apparatuur, uitrusting of materiaal, het volgen van opleiding/cursussen, fundamenteel onderzoek, marktonderzoek, het inrichten/beheren van websites, en niet-relevante softwareontwikkelingen. Deze afbakening blijft binnen de ruimte voor vrijgestelde staatssteun voor subsidiabele kosten van haalbaarheidsstudies. Met deze afbakening beoogt de provincie de administratieve lasten voor ontvangers zo laag mogelijk te houden. Voor de bepaling van de subsidiabele kosten is de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies van de provincie Noord-Brabant van toepassing.

Artikel 10 Subsidiehoogte Het maximale subsidiepercentage past binnen de vrijgestelde ruimte om staatssteun te verstrekken. Het maximumbedrag van € 10.000,- betreft het maximumbedrag dat beschikbaar is per aanvraag. In geval er concreet zicht is op vervolgfinanciering, blijkende uit een ondertekende intentieovereenkomst van een financier, kan maximaal € 20.000,- subsidie voor één project worden verstrekt. Bevoorschotting en betaling De Europese regelgeving staat er niet aan in de weg artikel 23, eerste lid van de Asv te volgen. Dit betekent dat artikel 23, eerste lid van de Asv gevolgd dient te worden en aldus dat bij subsidies tot € 25.000 de betaling van een voorschot ter hoogte van het subsidiebedrag in een keer plaats vindt na de verlening.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger onderdeel a De subsidiabele activiteit betreft het laten uitvoeren van een haalbaarheidsstudie. Hieraan is een termijn van 6 maanden gekoppeld. Dit betekent dat uiterlijk 6 maanden na het verlenen van de subsidie de activiteit is afgerond Na betaling van de eindfactuur van de ingeschakelde derde stelt de ontvanger het verzoek tot vaststelling op (zie artikel 14).onderdeel b In afwijking van de Asv arrangement 1, moet de subsidieontvanger de gerealiseerde kosten bijhouden, omdat krachtens de staatssteunregelgeving de subsidie wordt vastgesteld op basis van gerealiseerde kosten.

Artikel 13 Prestatieverantwoording Ter borging van de doelstelling van de regeling en krachtens de staatssteunregelgeving worden bij het verzoek tot subsidievaststelling de vermelde bewijsstukken gevraagd.

Artikel 14 Subsidievaststelling Europese regelgeving, zoals de algemene groepsvrijstellingsverordening, gaat voor op de Asv. Voor zover er geen Europese voorschriften gelden op het gebied waar de Asv zich op richt of waar de Asv zich zonder conflict of aanvullend op Europese voorschriften worden toegepast, dient dat te gebeuren. Te denken valt hierbij aan voorschotten, tussentijdse rapportages en het al dan niet vragen van accountantsverklaringen. In geval van staatssteun moet worden geborgd dat het subsidiebedrag niet boven de toegestane steunintensiteiten en steunplafonds zoals opgenomen in de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitkomt. Het toetsen of deze steunpercentages niet worden overschreden, gebeurt door het afrekenen op basis van de werkelijke kosten. Om die reden wordt afgeweken van die bepalingen uit de Asv die zien op arrangement 1 en het afrekenen op andere wijze dan op basis van werkelijke kosten. Indien de subsidievaststelling lager is dan de verleende subsidie en daarmee het betaalde voorschot, wordt het teveel betaalde in overeenstemming met artikel 26 van de Beleidsregel misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies Noord-Brabant teruggevorderd bij de subsidieontvanger.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitterde secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donkmw. ir. A.M. Burger