Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opsterland

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Opsterland 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpsterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Opsterland 2015
CiteertitelVerordening toeristenbelasting Opsterland 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147, art. 224

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016nieuwe regeling

15-12-2014

Gemeenteblad, 2014, 77067, 18-12-2014

2014-40888

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Opsterland 2015

 

De raad van de gemeente Opsterland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2014

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Opsterland 2015

 

Verordening toeristenbelasting Opsterland 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

mobiele onderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen, welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

vaste onderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

verblijfseenheid: vaste onderkomens waarvan de oppervlakte ten minste 20 m2 moet en niet meer dan 50 m² mag bedragen.

 

Artikel 2 Belastingplicht

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vaste onderkomens, mobiele onderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen, die niet als ingezetenen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven.

Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

Indien met toepassing van het tweede lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die, verblijf houdt.

 

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen.

 

Artikel 4 Meldingsplichten

De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, tweede lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

De belastingplichtige dient elk jaar vóór 1 mei bij de gemeente zijn omzet in het voorafgaande jaar op te geven.

 

Artikel 5 Omzet

Onder omzet in de zin van deze verordening wordt verstaan: de inkomsten gedurende een kalenderjaar uit vergoedingen, die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening zijn gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen.

Indien de belastingplichtige ondernemer is in de zin van de Wet op de omzetbelasting wordt als omzet aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

Tot de omzet wordt gerekend alle vergoedingen die zijn gedaan ter zake van het verblijf en de standaard bij het verblijf behorende diensten en leveringen, waaronder het gebruik van een standplaats of (hotel)kamer of verblijfsruimte en van gas, stroom en water, ongeacht of de vergoeding hiervoor afzonderlijk in rekening wordt gebracht of niet.

Tot de omzet wordt niet gerekend de vergoeding die wordt betaald voor extra diensten, die in beginsel los van het bedrijf kunnen worden genoten, zoals het gebruik van fitnessruimte, sauna, tennisbaan, zwembad en/of maaltijden. Indien het gebruik van genoemde extra diensten als een all-in-pakket in de prijs van het verblijf is inbegrepen, dan wordt de totale vergoeding tot de verblijfsomzet gerekend.

 

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De belasting wordt berekend over de omzet, zoals die is opgegeven in de zin van artikel 4, tweede lid.

In afwijking van het eerste lid wordt de belasting, indien geen opgave plaats vindt in de zin van artikel 4, tweede lid, berekend over de geschatte omzet, met een minimum bedrag van:

 

 

 

per kampeermiddel of verblijfseenheid

1

Mini-campings (met maximaal 15 kampeermiddelen)

€ 25

2

Groepsaccommodaties

€ 25

3

Campings met meer dan 15 kampeermiddelen

€ 50

4

B & B

€ 100

5

Recreatiewoningen

€ 200

6

Hotels

€ 400

 

Artikel 7 Tarief

De belasting bedraagt 4 %.

 

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt door middel van aanslag geheven.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één, drie of zes termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

De in lid 1 genoemde termijnen zijn ook van toepassing indien er een machtiging voor automatische incasso is verleend.

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

De machtiging voor automatische incasso zoals genoemd in het derde lid, wordt geacht niet te zijn verleend indien gedurende de looptijd van de automatische incasso twee termijnen worden gestorneerd, ofwel indien de incassomachtiging door de belastingschuldige of rekeninghouder wordt ingetrokken. De termijnen genoemd in het eerste lid worden in dat geval direct van toepassing.

 

Artikel 11 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nader regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

 

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding/citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening Toeristenbelasting Opsterland 2013”, vastgesteld op 3 december 2012.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening toeristenbelasting Opsterland 2015".

 

Aldus vastgesteld in openbare raadsvergadering van 15 december 2014.

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

Ieke Zwart. Ellen van Selm.