Organisatie | Gilze en Rijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2017 | Onbekend | 16-12-2014 Gemeenteblad, nr. 77721, 19 december 2014 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Persoonsgebonden budget
BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNINGGEMEENTE GILZE EN RIJEN
Hoofdstuk 1 Persoonsgebonden budget
Artikel 1.1 Regels rond verstrekking
Artikel 1.2 Regels rond verantwoording
Artikel 1.3 Regels rond uitbetaling
Hoofdstuk 2 bijdrage IN DE KOSTEN
Artikel 2.1 Bijdrage in de kosten
Artikel 2.2 Omvang bijdrage in de kosten
Artikel 2.3 Bedrag per periode van vier weken
Artikel 2.6 Regels bij verzuim betaling bijdrage in de kosten
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden
Artikel 3.2 Gebruikelijke zorg
Artikel 3.3 Sociale Verzekeringsbank
Artikel 3.5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Artikel 4.1 Vaststellen hoogte bedrag woonvoorzieningen en uitvoering
Artikel 4.2 Verhuis- en herinrichtingskosten en primaat verhuizen
Artikel 4.3 Woonvoorziening in bruikleen
Artikel 4.4 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking
Artikel 4.5 Kosten van tijdelijke huisvesting
Artikel 4.6 Kosten van huurderving
Artikel 4.7 Kosten onderhoud, keuring en reparatie
Artikel 4.8 Terugbetaling bij verkoop
Artikel 4.9 Gemeenschappelijke ruimten
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen
Artikel 5.2 Vervoersvoorziening in natura
Artikel 5.3 Vervoersvoorziening als vergoeding
Artikel 5.4 Afstemming bij samenvallende vervoersbehoefte
Artikel 5.5 Omvang en uitbetaling persoonsgebonden budget vervoersvoorziening
Artikel 5.6 Collectief aanvullend vervoer ('Regiotaxi')
Artikel 5.7 Het primaat van het collectief vervoer
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 6.1 Wijze van verstrekken rolstoelvoorzieningen
Artikel 6.2 Omvang, uitbetaling persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening
Hoofdstuk 7 begeleiding, OPVANG EN BESCHERMD WONEN
Artikel 7.1 Omvang Begeleiding Individueel
Artikel 7.2 Omvang Begeleiding Groep
Artikel 7.3 Vervoer bij Begeleiding Groep
Artikel 7.4 Kortdurend verblijf
Artikel 8.1 Samenhangende afstemming
Artikel 1.1 Regels rond verstrekking
Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, dan wel als gevolg van zijn financiële situatie niet kan beschikken over (een deel van) het persoonsgebonden budget;
Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan kopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Tenzij in dit Besluit anders is aangegeven, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie en eventuele wettelijk verplichte verzekering.
Indien er een noodzaak is een persoonsgebonden budget te beëindigen, dient verhoudingsgewijs terugbetaald te worden. Persoonsgebonden budget voor bijvoorbeeld onderhoud van een voorziening of voor huishoudelijke hulp wat nog niet gegeven is kan teruggevorderd worden. Indien sprake is van een gekochte voorziening wordt in overleg met de aanvrager of nabestaanden gekeken of het middel aan de verstrekkende leverancier terugverkocht kan worden. Daarbij wordt globaal uitgegaan van de volgende tabel:
Indien een leverancier het betreffende middel niet terug wil kopen, wordt verzocht aan de aanvrager of nabestaanden om het middel te koop te zetten. Daarbij wordt een richtprijs afgesproken uitgaande van bovenstaande tabel. Indien cliënt een duurdere voorziening aangeschaft heeft dan het persoonsgebonden budget met eigen geld, dan wordt alleen het persoonsgebonden budget bedrag verrekend volgens bovenstaande tabel.
Hoofdstuk 2 Bijdrage in de kosten
Artikel 2.1 Bijdrage in de kosten
De Gemeente Gilze en Rijen vraagt voor alle maatwerkvoorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, een bijdrage in de kosten tot het maximum dat op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit hoofdstuk hiervan wordt afgeweken.
Artikel 2.2 Omvang bijdrage in de kosten
De bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening worden bepaald en jaarlijks aangepast aan de hand van het Uitvoeringsbesluit Wmo.
Artikel 2.3 Bedrag per periode van vier weken
Indien een maatwerkvoorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, is de verschuldigde bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning die, bij de toekenning van de voorziening voor eigen rekening blijft, niet hoger dan de kostprijs van de maatschappelijke ondersteuning.
Indien een maatwerkvoorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een woonvoorziening die eigendom is van de gemeente, dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die de aanvrager huurt, dan is de verschuldigde bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning die, bij de toekenning van de voorziening voor eigen rekening blijft, niet hoger dan de kostprijs van de maatschappelijke ondersteuning.
3.Indien een maatwerkvoorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een voorziening door een leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten, dan wordt per periode van vier weken een bijdrage in de kosten in rekening gebracht, zolang de verstrekking in bruikleen voortduurt. Het bedrag per periode is maximaal gelijk aan het periodiek verstrekte bedrag.
De persoon die vóór 1 januari 2015 een aanvraag voor een maatwerkvoorziening die voor of namens de gemeente in bruikleen wordt verstrekt, heeft ingediend, waarvoor hij op grond van het in 2014 geldende Besluit Wmo 2012 geen bijdrage in de kosten verschuldigd was, is vanaf 3 maanden nadat hem in een beschikking is meegedeeld dat hij een bijdrage in de kosten voor die voorziening moet betalen, de bijdrage in de kosten verschuldigd.
De persoon die vóór 1 januari 2015 een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget heeft ingediend, waarvoor hij op grond van het in 2014 geldende Besluit Wmo 2012 geen bijdrage in de kosten verschuldigd was, is vanaf 3 maanden nadat hem in een beschikking is meegedeeld dat hij een bijdrage in de kosten voor die voorziening moet betalen, de bijdrage in de kosten verschuldigd.
De bijdrage in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening in natura, respectievelijk het bedrag van het persoonsgebonden budget of de maandhuur die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.
Er wordt geen bijdrage in de kosten meer gevraagd als degene aan wie de voorziening is verstrekt:
Artikel 2.6 Regels bij verzuim betaling bijdrage in de kosten
1.Het college kan overgaan tot opschorting, intrekking, terugvordering en verrekening van hetpersoonsgebonden budget indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde bijdrage in de kosten niet of niet volledig door de budgethouder wordt voldaan.
2.Het college kan overgaan tot stopzetting van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde bijdrage in de kosten niet of niet volledig wordt betaald. Blijft de persoon met beperkingen volharden in zijn verzuim, dan kan het college overgaan tot terugvordering of verrekening van de aan de zorgaanbieder of leverancier verstrekte vergoeding voor de geboden zorg in natura.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden
De voorziening die de gemeente kan verstrekken voor de hulp bij het huishouden bestaat uit drie onderdelen:
Hierbij onderscheidt het college twee soorten dienstverlening:
De keuze voor een categorie wordt bepaald door de complexiteit van de gezinssituatie en de aan- of afwezigheid van iemand die regie kan voeren.
Voor de uitvoering van de diensten kan worden gekozen tussen de aanbieders waarmee de Gemeente Gilze en Rijen een overeenkomst heeft gesloten.
2.Een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.
De aanvrager kan in plaats van zorg in natura een persoonsgebonden budget ontvangen voor de inkoop van hulp bij het huishouden. De aanvrager is dan zelf verantwoordelijk voor de inkoop van hulp bij het huishouden en het laten uitvoeren van de taken waarvoor hij/zij geïndiceerd is. Ook dient de aanvrager een salarisadministratie bij te houden en de uitgegeven bedragen te verantwoorden wanneer de gemeente en/of SVB daarom vraagt.
3.Een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964
De aanvrager kan in plaats van het genoemde in de leden 1 en 2 van dit artikel een persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964 ontvangen. Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt in financiële vorm, waarbij de aanvrager gebruik maakt van de diensten van een thuiszorgorganisatie waarmee de Gemeente Gilze en Rijen een overeenkomst heeft gesloten.
Artikel 3.2 Gebruikelijke zorg
Om te bepalen of tot de leefeenheid waar een persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die in staat zijn tot het verrichten van gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van de CIZ-protocollen.
Artikel 3.3 Sociale Verzekeringsbank
De Sociale Verzekeringsbank beheert het persoonsgebonden budget. De aanvrager heeft een trekkingsrecht.
Artikel 3.5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Artikel 4.1 Vaststellen hoogte bedrag woonvoorzieningen en uitvoering
De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen bedrag voor een woonvoorziening in natura bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende werkelijk gemaakte kosten van de goedkoopste adequate voorziening met een maximum van € 45.000,00.
De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen persoonsgebonden budget in de kosten van woningaanpassing van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de goedkoopste adequate voorziening zoals opgenomen in de door het college geaccordeerde offerte met een maximum van € 45.000,00.
Artikel 4.2 Verhuis- en herinrichtingskosten en het primaat verhuizen
1.Het college kan overgaan tot vergoeding van kosten voor verhuizing en herinrichting, tot een maximum € 2.129,00. Voor deze vergoeding is een medische urgentie voor verhuizing vereist. Deze urgentie is als volgt omschreven: ‘Er zijn ernstige medische klachten, verhuizen is om medische redenen noodzakelijk, er is sprake van een urgente situatie.’
Een persoon met beperkingen kan pas voor een woningaanpassing in aanmerking worden gebracht indien het primaat verhuizen niet binnen een redelijke termijn te realiseren is óf niet de goedkoopst adequate oplossing is voor het wegnemen van de geconstateerde beperkingen.
Bij de voorwaarden, die gelden om voor deze vergoeding in aanmerking te komen, dient te worden aangemerkt dat de "redelijke termijn” op maximaal 6 maanden is gesteld.
Indien het primaat van de verhuizing niet van toepassing is, kan een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing worden toegekend.
Artikel 4.3 Woonvoorziening in bruikleen
De volgende voorzieningen worden uitsluitend als voorziening in natura en in bruikleen verstrekt (niet in eigendom en geen persoonsgebonden budget):
Artikel 4.4 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking
1.De vergoeding voor de kosten van woningsanering, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, en rolstoelvloerbedekking is eenmalig en vindt plaats naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en aan de hand van de NIBUD-richtlijnen.
Bij het bepalen van de vergoeding wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:
Artikel 4.5 Kosten van tijdelijke huisvesting
b.de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum van zes maanden, als het gaat
om kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte;
2.de werkelijke kosten van de kale huur per maand mogen nimmer meer bedragen dan de maximale huurgrens die is vastgesteld in de Wet op de huurtoeslag, tenzij weigering van de woonvoorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 4.6 Kosten van huurderving
De hoogte van de te verlenen financiële vergoeding voor huurderving, bedraagt de kosten van de kale huur van de woonruimte, waarbij de maximale vergoeding van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt. Deze kosten worden verstrekt voor maximaal 6 achtereenvolgende maanden.
Artikel 4.7 Kosten onderhoud, keuring en reparatie
De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt.
Artikel 4.8 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
maar nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen. Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.
Artikel 4.9 Gemeenschappelijke ruimten
De eigenaar van een wooncomplex is primair verantwoordelijk voor het aanbrengen vanvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, AWBZ-instellingen inclusief verzorgingshuizen, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Tevens is deze bepaling van toepassing op stacaravans op kampeerterreinen en kamers, deel uitmakende van een zelfstandige woning, die worden (onder-)verhuurd en centra waar asielzoekers en statushouders conform de Vreemdelingenwet 2000 verblijven.
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 5.4 Afstemming bij samenvallende vervoersbehoefte
Indien er, binnen een leefeenheid, meerdere personen met beperkingen zijn, die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, wordt de vervoersvoorziening afgestemd op de mate waarin de vervoersbehoeften van de personen met beperkingen samenvallen.
Hoofdstuk 7 Begeleiding, opvang en beschermd wonen
Artikel 7.1 Omvang Begeleiding Individueel
De omvang van de indicatie voor individuele begeleiding (het aantal uren) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Om te objectiveren hoeveel tijd er nodig is voor activiteiten en in welke frequentie wordt gebruik gemaakt van een normtijden overzicht van de Indicatiewijzer van het CIZ.
Artikel 7.2 Omvang Begeleiding Groep
Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van:
Artikel 7.3 Vervoer bij Begeleiding Groep
Bij een indicatie voor Begeleiding Groep zal ook worden onderzocht of de cliënt in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer dit niet mogelijk is kan vervoer van en naar de dagbesteding worden geïndiceerd.
Artikel 7.4 Kortdurend verblijf
Als er sprake is van de combinatie van voortdurende zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen, kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd. Een uitzondering hierop geldt wanneer het gaat om ouders die bovengebruikelijke zorg verlenen aan hun kinderen.
Artikel 7.6 Opvang en beschermd wonen
Beschermd wonen is een taak voor centrumgemeente Tilburg. Tilburg is door de gemeente Gilze en Rijen gemandateerd en krijgt ook het budget voor deze taak. Er gelden regionale indicatiecriteria voor beschermd wonen en regionale afspraken over toewijzing en uitstroom.
Artikel 8.1 Samenhangende afstemming.
Om de verkrijging van maatwerkvoorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies indien van toepassing, aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Artikel 8.2 Uitsluiting- of weigeringsgronden
deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het wonen in een geschikte woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 voorafgaande Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012, de Verordening voorzieningen gehandicapten of op grond van de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de bepalingen in dit Besluit, als toepassing van het Besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.