Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Heerde

Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Heerde
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde
CiteertitelMaatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening komt in de plaats van de "Maatregelenverordening WWB, Ioaw en Ioaz 2012-A gemeente Heerde" en " Maatregelenverordeningen WWB, Ioaw en Ioaz 2013 gemeente Heerde".

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 8, lid 1 aanhef, onderdeel a
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201505-12-2017nieuwe regeling

15-12-2014

Schaapskooi, 23-12-2014 GVOP, 01-01-2015

Onbekend.

Tekst van de regeling

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Heerde;

gelezen het voorstel van het college d.d. 11 november 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

besluit:

vast te stellen de “Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde”.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    benadelingsbedrag: netto-uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag

    een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van

    verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • b.

    bijstandsnorm: toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet of grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 van de Ioaw/Ioaz voor zover sprake is van een uitkering op grond van de Ioaw/Ioaz;

  • c.

    uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond

    van de Ioaw/Ioaz;

  • d.

    beslagvrije voet: als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • e.

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid van de

    Participatiewet.

  • f.

    Geüniformeerde verplichtingen en maatregelen: (arbeids) verplichtingen en maatregelen die in de wetgeving zijn gestandaardiseerd. Het college heeft geen bevoegdheid tot het opleggen/afzien van de verplichtingen en maatregelen, dit is wettelijke verplicht.

  • g.

    Niet geüniformeerde verplichtingen en maatregelen: (arbeids) verplichtingen en maatregelen waarbij het college de bevoegdheid heeft om deze al dan niet op te leggen.

Artikel 2. Het besluit tot opleggen van een verlaging

In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel 18, tweede, vijfde en zesde lid van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid van de Ioaw/Ioaz worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de verlaging;

  • b.

    de duur van de verlaging;

  • c.

    het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd, en

  • d.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.

Artikel 3. Afzien van verlaging

  • 1.

    Het college ziet af van een verlaging als:

  • a.

    elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

  • b.

    de gedraging meer dan drie jaar voor constatering daarvan door het college heeft plaatsgevonden en voor die gedraging een verlaging van € 340 of minder kan worden opgelegd, of;

  • c.

    de gedraging meer dan vijf jaar voor constatering daarvan door het college heeft plaatsgevonden en voor die gedraging een verlaging van meer dan € 340 kan worden opgelegd.

  • 2.

    Het college kan afzien van een verlaging als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Als het college afziet van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt een belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Bij het om deze reden afzien van een maatregel telt de gedraging wel mee voor recidive.

  • 4.

    Bij het voor de eerste keer binnen twaalf maanden niet ingeschreven staan bij het UWV wordt afgezien van een verlaging en volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Bij het om deze reden afzien van een maatregel telt de gedraging wel mee voor recidive.

Artikel 4 Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging

  • 1.

    Een verlaging wordt toegepast op de uitkering respectievelijk de bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet over de kalendermaand volgend op de maand waarin het besluit tot het toepassen van de verlaging aan een belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering of bijzondere bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Als verlaging overeenkomstig het eerste lid niet mogelijk is, omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken, kan de verlaging met terugwerkende kracht worden toegepast op de uitkering over de periode waarop de gedraging betrekking heeft gehad dan wel de uitkering over de periode waarin de gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Een op te leggen maatregel die niet kan worden uitgevoerd omdat de uitkering van de belanghebbende inmiddels is beëindigd, wordt alsnog toegepast wanneer de belanghebbende binnen twaalf maanden na beëindiging opnieuw een uitkering ontvangt;

  • 5.

    Het bedrag van de verlaging, bedoeld in artikel 9, wordt toegepast over de maand van oplegging van de maatregel en de volgende twee maanden als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 6.

    Als sprake is van een verlaging op grond van artikel 18, vierde lid, onderdeel a van de

    Participatiewet, vindt geen spreiding als bedoeld in het vijfde lid plaats.

Artikel 5. Berekeningsgrondslag

  • 1.

    Een verlaging wordt berekend over de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een verlaging worden toegepast op de bijzondere bijstand als:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet, of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel a moet in de hoofdstukken 2, 3 en 4 ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘bijstandsnorm inclusief de op grond van artikel 12 van de Participatiewet verleende bijzondere bijstand’.

  • 4.

    Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel b moet in de hoofdstukken 2, 3 en 4 ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘de verleende bijzondere bijstand’.

    Hoofdstuk 2. Niet nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling

Artikel 6. Gedragingen Participatiewet

Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a en 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • 2.

    tweede categorie:

  • a.

    het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak (persoonlijk actieplan) als bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet;

  • b.

    het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid of 55 van de Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid van de Participatiewet;

  • c.

    het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Participatiewet;

  • d.

    het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet;

  • 3.

    derde categorie: het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen in de gemeente van inwoning voor zover dit niet voortvloeit uit een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de Participatiewet.

Artikel 7. Gedragingen Ioaw/Ioaz

Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de Ioaw/Ioaz niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid en 37, eerste lid, onderdeel e van de Ioaw/Ioaz, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;

    • c.

      het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de Ioaw/Ioaz niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38, eerste lid van de Ioaw/Ioaz;

    • d.

      het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de Ioaw/Ioaz;

  • 3.

    derde categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • d.

      het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e van de Ioaw/Ioaz, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.

Artikel 8. Hoogte en duur van de verlaging

De verlaging, bij gedragingen als bedoeld in de artikelen 6 en 7, wordt vastgesteld op:

  • a.

    10% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    20% van de bijstandsnorm gedurende één maandbij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie.

    Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling

Artikel 9. Duur verlaging bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting

Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100 procent van de bijstandsnorm gedurende één maand.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 10. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

1. Een verlaging wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Participatiewet wordt afgestemd op het benadelingsbedrag.

2. De verlaging wordt vastgesteld op:

  • a.

    10% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag tot € 1.000;

  • b.

    20% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 1.000 tot € 2.000;

  • c.

    40% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 2.000 tot € 4.000;

  • d.

    100%] van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag van € 4.000 of hoger.

Artikel 11. Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Participatiewet als bedoeld in artikel 9, zesde lid van die wet wordt een verlaging opgelegd van 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

  • 2.

    Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de Ioaz of Ioaz, wordt een verlaging opgelegd van 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

Artikel 12. Niet nakomen van overige verplichtingen

Als een belanghebbende een door het college opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, wordt een verlaging toegepast. De verlaging wordt vastgesteld op:

  • a.

    20% van de bijstandsnorm gedurende één maand, bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling;

  • b.

    20% van de bijstandsnorm gedurende één maand, bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand;

  • c.

    40% van de bijstandsnorm gedurende één maand, bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand;

  • d.

    100% van de bijstandsnorm gedurende één maand, bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot beëindiging van de bijstand.

    Hoofdstuk 5. Samenloop en recidive

Artikel 13. Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Als sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt één verlaging opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.

  • 2.

    Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.

  • 3.

    Als sprake is van één gedraging die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid van de Participatiewet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet genoemde verplichting, wordt geen verlaging opgelegd, voor zover voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

  • 4.

    Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid van de Participatiewet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet genoemde verplichting, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.

Artikel 14. Recidive

  • 1.

    Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in de artikelen 6, tweede of derde lid, 7, tweede of derde lid, 9, 10, eerste lid, 12, eerste lid of 13 opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging, wordt telkens de duur van de oorspronkelijke verlaging verdubbeld.

  • 2.

    Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, 7, eerste lid of 12 opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging, wordt telkens de hoogte van de oorspronkelijke verlaging verdubbeld.

    Hoofdstuk 6. Blijvende of tijdelijke weigering Ioaz/Ioaz

Artikel 15. Samenloop bij weigeren uitkering Ioaz/Ioaz

Als het college de uitkering op grond van artikel 20, eerste lid van de Ioaw/Ioaz blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege.

Hoofdstuk 7. Handhaving

Artikel 16 Regels bestrijding misbruik

Er wordt, gelet op artikel 8b van de Participatiewet, door het college een beleidsplan hoogwaardig handhaven vastgesteld met regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de uitkering.

Hoofdstuk 8. Verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Artikel 17 Verrekening bestuurlijke boete

Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.

Artikel 18 Verzoek tot doorbetaling huur/hypotheekrente en premie ziektekostenverzekering

  • 1.

    Belanghebbende kan verzoeken om, in afwijking van het bepaalde in artikel 17, de huur dan wel hypotheekrente na aftrek van huurtoeslag respectievelijk hypotheekrenteaftrek en de premie ziektekostenverzekering gedurende de in artikel 17 genoemde periode direct vanuit de bijstand te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien belanghebbende(n) redelijkerwijs over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel redelijkerwijs deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Artikel 19 Verrekenen met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid Awb

In afwijking van artikel 17 verrekent het college het openstaande boetebedrag met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid Awb voor zover:

  • a.

    toepassing van artikel 17 en 18 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n); dan wel;

  • b.

    de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financieren.

    Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel, intrekking oude verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 en kan worden aangehaald als: “Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaz en Ioaz 2015 gemeente Heerde”.

  • 2.

    De “Maatregelenverordening WWB, Ioaw en Ioaz 2013 gemeente Heerde” wordt per dezelfde datum ingetrokken.

    Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 15 december 2014.

    griffier, voorzitter,