Organisatie | Maasdriel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2015 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maaschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2015, art. 2, art. 6, art. 7, art. 9 , art. 11, art. 12
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 13-02-2016 | nieuwe regeling | 16-12-2014 Gemeenteblad, 30 december 2014 | Onbekend |
Artikel 4 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Artikel 8 De hoogte van het pgb
De hoogte van een pgb wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:
Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een aanbieder betreft het tarief per uur of per resultaat tot een maximum van 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van maatschappelijke ondersteuning biedt. De geldende tarieven voor de gecontracteerde aanbieders staan opgenomen in bijlage 1, behorend bij dit besluit.
Als de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd door een ZZP’er betreft het tarief per uur of per resultaat tot een maximum van 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van maatschappelijke ondersteuning biedt;
Wanneer de maatschappelijke ondersteuning Hulp bij het Huishouden (HH) betreft, is het pgb tarief vastgesteld op HH1: € 115,88 per zorgperiode van 4 weken HH2: € 173,71 per zorgperiode van 4 weken, ongeacht of dit door een aanbieder, ZZP-er of iemand uit het sociaal netwerk wordt verricht. Voor cliënten die in 2014 reeds een indicatie hadden voor HH1 of HH2, en van wie die indicatie doorloopt tot na 1 juli 2015, geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2015. Tot die tijd houden zij recht op het pgb dat toegekend was op basis van het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2012.
Artikel 9 Overige voorwaarden betreffende betaalde inzet sociaal netwerk
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan, naast de in artikel 2, zesde lid sub d genoemde voorwaarde betreffende het tarief, de hulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
Artikel 11 Bijdrage voor algemene voorzieningen
Voor alle algemene voorzieningen kan een eigen bijdrage worden gevraagd worden die kostendekkend mag zijn.
Artikel 13 Forfairtaire vergoedingen en financiële tegemoetkomingen
Bij sanering van de woning kent het college maximaal een bedrag van € 2.000 toe als financiële tegemoetkoming.
Bij het vergoeden van stoffering gelden de volgende normbedragen: voor zeil of linoleum € 53 per strekkende meter inclusief legkosten, uitgaande van een rol van 4 meter breed. € 15 per strekkende meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen.
Artikel 14 Waardering mantelzorg
Uitsluitend in het jaar 2015 biedt de gemeenten mantelzorgers eenmalig een financiële bijdrage van 100 euro voor de waardering van hun inzet. Deze bijdrage dient aangevraagd te worden door de cliënt voor wie de mantelzorger zich inzet. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Artikel 15 Tegemoetkomingen meerkosten personen met beperking of chronische problemen
De tegemoetkoming zoals geformuleerd in artikel 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning wordt alleen in 2015 verstrekt (als een subsidie). Er zijn de volgende tegemoetkomingen:
Wanneer een noodzakelijk geachte voorziening niet wordt toegekend omdat de kosten lager zijn dan het drempelbedrag, maar de belanghebbende deze door een te laag inkomen, niet zelf kan betalen, kan er een tegemoetkoming op grond van de Wmo een regeling getroffen worden, wanneer de bijzondere bijstand hierin niet voorziet.
Om in aanmerking te komen voor een van de bovenstaande tegemoetkomingen dient het gezinsinkomen van de aanvrager lager te zijn dan 130% van de bijstandsnorm.
Hoofdstuk III Melden van calamiteiten
Artikel 16 Verplichting tot melden
Aanbieders, natuurlijke personen en zzp-ers dienen die een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen calamiteiten te melden aan de toezichthoudende ambtenaar, met uitzondering van de calamiteiten die op grond van de Jeugdwet verplicht gemeld moeten worden aan de Inspectie Jeugdzorg.
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.
Artikel 19 Verzoek tot het doen van onderzoek
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit interne onderzoek van verantwoord niveau zijn.
Artikel 8: Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Berust op artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat de hoogte van een pgb toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.).
Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
De maximale hoogte van een pgb voor hulpmiddelen of woningaanpassingen is begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura.
De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Een voorbeeld van informele hulp bij woningaanpassingen is onder andere dat iemand uit het sociale netwerk de aanpassing realiseert, de zogenoemde ‘manuren’.
Forfaitaire vergoeding gebruik eigen auto
De forfaitaire vergoeding voor het gebruik van een eigen auto is per 1 januari 2012 als vorm van vervoersvoorziening geschrapt. Reden daarvan is dat mensen voor de voorziening in hun vervoersbehoeften gewend waren gebruik te maken van een auto. Als zij een beperking krijgen, door leeftijd of door een ongeval, hoeft er in feite niets te veranderen, als zij met diezelfde auto in staat blijven hun verplaatsingen te maken. Zij blijven in staat om met eigen middelen voldoende te participeren. Er hoeft dan geen vergoeding verstrekt (niet gecompenseerd) te worden. In het kader van de Wmo moet maatwerk geleverd worden. Er kunnen zich situaties voordoen dat het gebruik van de eigen auto geïndiceerd wordt. Het collectief vervoer is zodanig dat vrijwel iedereen er gebruik van kan maken. Alleen indien grondig onderzoek heeft uitgewezen dat de aanvrager om medische redenen geen gebruik kan maken van het collectief vervoer kan een forfaitaire vergoeding in de kosten van gebruik van een eigen auto toegekend worden. Onder kosten van gebruik worden verstaan de kosten van brandstof. Er is sprake van een tegemoetkoming en geen volledige dekking van de kosten van gebruik. Het college heeft de compensatieplicht voor een maximum omvang van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer per jaar. Uitgaande van een compensatie van 2000 kilometer x € 0,19 per kilometer (tarief wat de belastingdienst hanteert) bedraagt de forfaitaire vergoeding € 380,00 per jaar. Een inkomenstoets maakt eveneens onderdeel uit van de beoordeling van de aanvraag. Indien het inkomen in het peiljaar (tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag) meer bedraagt dan de inkomensgrens (130% van het bruto norminkomen) worden de kosten van vervoer voor deelname maatschappelijk verkeer algemeen gebruikelijk geacht en/of wordt men zelfredzaam geacht voor de voorziening daarin. Indien een persoon met beperkingen jonger is dan 12 jaar wordt geen vergoeding toegekend.
Deze artikelen regelen de verplichtingen van aanbieders die Wmo voorzieningen leveren m.b.t. het melden van calamiteiten en de vervolgstappen die door aanbieders genomen moeten worden naar aanleiding van een melding. De verdere werkwijze van de toezichthoudend ambtenaar zal worden vastgelegd in een nog op een later moment door de colleges vast te stellen sociaal calamiteitenprotocol.
Bijlage 2 Tarieven maatwerkvoorzieningen