Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Subsidieverordening openbaar vervoer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingSubsidieverordening openbaar vervoer
CiteertitelSubsidieverordening openbaar vervoer
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 23-6-2004

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2004-115

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet personenvervoer 2000,
  2. Algemene wet bestuursrecht, hoofdstuk 4

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-01-200501-10-2005nieuwe regeling

23-06-2004

Provinciaal Blad nr. 2004-115

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening openbaar vervoer

 

 

Algemene Toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (titel 4.2) vormt de basis voor alle subsidieverleningen. In aanvulling op de wettelijke bepalingen heeft de provincie Overijssel de Algemene Subsidieverordening Overijssel 1997 (ASV) vastgesteld. De ASV strookt op onderdelen niet met de eisen omtrent subsidies die voortvloeien uit wetgeving op het gebied van openbaar vervoer. Voor deze subsidies wordt derhalve een aparte subsidieverordening opgesteld.

De wettelijke grondslag van deze subsidieverordening wordt gevormd door de Provinciewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet personenvervoer 2000. In de Wet personenvervoer is vastgelegd dat titel 4.2 van de Awb van toepassing is voor de exploitatie van het openbaar vervoer. Titel 4.2 van de Awb bevat een uitvoerige regeling inzake het onderwerp subsidiëring.

De Subsidieverordening openbaar vervoer is in belangrijke mate een complementaire regeling. Dit houdt in dat het een aanvullende regeling betreft ten opzichte van hetgeen reeds in titel 4.2 van de Awb is geregeld. De Subsidieverordening openbaar vervoer dient derhalve in nauwe samenhang met titel 4.2 van de Awb te worden gelezen.

Algemene bepalingen

Artikel 1 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de minister: de minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b.

    Wp 2000: Wet personenvervoer 2000;

  • c.

    Bp 2000: Besluit personenvervoer 2000;

  • d.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    Regeling: de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001;

  • f.

    Concessieverlener: Gedeputeerde Staten als bevoegd gezag, bedoeld in artikel 20 van de Wp 2000;

  • g.

    Concessiehouder: vergunninghoudende vervoerder aan wie een concessie is verleend;

  • h.

    Concessie: recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • i.

    Openbaar Vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • j.

    Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV): voor een ieder openstaand personenvervoer per auto niet volgens een dienstregeling als bedoeld in het Bp 2000;

  • k.

    Vervoerder: degene die openbaar vervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • l.

    Buurtbus: aanvullend openbaar vervoer dat verzorgd wordt door vrijwilligers ten behoeve van inwoners van kernen in het landelijk gebied die verstoken zijn van het openbaar vervoer;

  • m.

    Subsidie: bijdrage ten behoeve van een van de volgende activiteiten:

    1. exploitatie stad- en streekvervoer;

    2. exploitatie buurtbusprojecten;

    3. exploitatie regionale treindiensten;

    4. exploitatie CVV-vervoer;

    5. vrijwilligersvergoeding voor buurtbusverenigingen;

    6. verbetering sociale veiligheid in het openbaar vervoer;

    7. verbetering toegankelijkheid in het openbaar vervoer;

    8. verbetering regionale treindiensten.

Artikel 2

De Algemene Subsidieverordening Overijssel 1997 is niet van toepassing op subsidie als bedoeld in deze verordening.

Bevoegdheid Gedeputeerde Staten

Artikel 3

1

Naast de bevoegdheid tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 22 van de Wp 2000 kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verlenen aan buurtbusverenigingen.

Artikel 4

1. Gedeputeerde Staten verlenen subsidies als bedoeld in artikel 1, onder m, uitsluitend in de gebieden en voor activiteiten waar Gedeputeerde Staten verantwoordelijk voor zijn op grond van de Wp 2000 en het Bp 2000.

2. Gedeputeerde Staten kunnen van het eerste lid afwijken voor subsidie met betrekking tot experimentele openbaarvervoerprojecten en provinciegrensoverschrijdende verbindingen.

Artikel 5

2

Gedeputeerde Staten kunnen in een uitvoeringsregeling nadere regels stellen met betrekking tot:

  • a.

    aanvraag van de subsidie;

  • b.

    maatregelen die voor een subsidie in aanmerking komen en de subsidiabele kosten;

  • c.

    berekening en hoogte van de subsidie;

  • d.

    criteria voor het verdelen van subsidiegelden;

  • e.

    verantwoording van de subsidie.

Aanvraag

Artikel 6

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 1, onder m, sub 6 tot en met 8, dient te worden ingediend ten minste 13 weken voordat met de activiteiten wordt aangevangen. 3

  • 2.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 1, onder m, sub 1 tot en met 5, geldt de concessie respectievelijk de overeenkomst als aanvraag. 4

  • Beslistermijnen

Artikel 7

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 1, onder m, sub 1 tot en met 3, wordt jaarlijks verleend binnen 6 weken nadat de desbetreffende rijksbijdragebeschikking van de minister is ontvangen of binnen 6 weken na ingang van de concessie of overeenkomst.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 1, onder m, sub 4 en 5, wordt jaarlijks voor aanvang van het desbetreffende boekjaar verleend of voor de ingangsdatum van de overeenkomst.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen de beslistermijn genoemd in het eerste tot en met het derde lid met ten hoogste vier weken verlengen. In dat geval doen zij daarvan mededeling aan de aanvrager.

  • Subsidieplafonds

Artikel 8

6

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond vaststellen.

Wijziging van de subsidieverlening

Artikel 9

  • Gedeputeerde Staten kunnen gedurende het boekjaar de subsidieverlening op basis van de volgende gronden aanpassen:

  • a.

    nadat de minister de loon- en prijscompensatie voor het desbetreffende jaar heeft vastgesteld;

  • b.

    ten aanzien van de exploitatie van het CVV: indien de gerealiseerde vervoeromvang afwijkt van de begroting.

  • Voorschotverlening

Artikel 10

  • Gedeputeerde Staten verlenen voorschotten bij de subsidieverlening. De hoogte van het voorschot wordt als volgt berekend:

  • a.

    de voorschotten met betrekking tot de exploitatie van het stad- en streekvervoer, de exploitatie van buurtbusprojecten, de exploitatie van het CVV en de exploitatie van de regionale treindiensten worden in maandelijkse termijnbedragen verleend, waarbij eventueel in de maand april twee termijnbedragen worden verleend;

  • b.

    subsidie voor projecten ter verbetering van de toegankelijkheid en de sociale veiligheid in het openbaar vervoer en projecten ter verbetering van de regionale treindiensten wordt volledig bevoorschot bij subsidieverlening. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten het voorschotbedrag op 90% van de totale subsidieverlening vast te stellen;

  • c.

    de vrijwilligersvergoeding voor de buurtbusvereniging wordt volledig bevoorschot.

  • Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11

8

De subsidieontvanger dient binnen zes maanden volgend op de periode waarop subsidieverlening betrekking heeft een aanvraag tot subsidievaststelling in door het verstrekken aan Gedeputeerde Staten van de gegevens als bedoeld in artikel 67 tot en met artikel 71 van de Bp 2000.

Artikel 12

9

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot de wijze waarop bij de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten bekend wordt gemaakt dat de provincie Overijssel daaraan een financiële bijdrage heeft verleend.

Subsidievaststelling

Artikel 13

Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 12 weken nadat de subsidieontvanger heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 11.

Artikel 14

Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling binnen 8 weken na de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Slotbepalingen

Artikel 15

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening openbaar vervoer.

Artikel 16

10

Deze verordening treedt in werking zes weken na publicatie in het Provinciaal blad.


1

[Toelichting: Gedeputeerde Staten hebben in de Wet personenvervoer 2000 een wettelijke grondslag voor het verlenen van subsidies met betrekking tot het openbaar vervoer. Alleen voor de subsidieverlening aan buurtbusverenigingen is er op basis van de Wet personenvervoer 2000 geen wettelijke grondslag. Derhalve wordt in artikel 1.5 geregeld dat Gedeputeerde Staten ook aan buurtbusverenigingen subsidie kunnen verstrekken.]

2

[Toelichting: Artikel 5 biedt Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om in een uitvoeringsregeling nadere regels te stellen. Voor de subsidieverstrekking kan het noodzakelijk zijn om in een uitvoeringsregeling nadere regels te stellen. De uitvoeringsregeling kan tevens worden gehanteerd als kader voor de concessies en de overeenkomsten. Door Gedeputeerde Staten deze mogelijkheid te geven, kan ook flexibel worden omgegaan met veranderingen in wetgeving of landelijke regelingen.]

3

[Toelichting: In lid 1 wordt geregeld dat subsidieaanvragen voor projecten alleen kunnen worden ingediend, voordat met de werkzaamheden wordt aangevangen. Hierdoor wordt voorkomen dat in situaties waarin subsidiëring kennelijk minder noodzakelijk is of dat een project al is gerealiseerd er achteraf hierover nog subsidie wordt aangevraagd.]

4

[Toelichting: Lid 2 is noodzakelijk omdat de Awb er vanuit gaat dat subsidieverlening altijd een besluit op aanvraag is. Dat is ook logisch: iemand kan niet tegen z’n zin worden gesubsidieerd. In het geval van het openbaar vervoer heeft de vervoerder door het inschrijven op de concessie c.q. het sluiten van de overeenkomst echter al aangegeven een subsidie te willen ontvangen. Door deze bepaling is het niet nodig telkens een aanvraag in te dienen.]

5

[Toelichting: Jaarlijks ontvangt de provincie de rijksbijdragebeschikking van de minister. In de rijksbijdragebeschikking zijn gegevens opgenomen, die benodigd zijn voor de subsidieverlening aan de concessiehouders en vervoerders. Daarom worden de subsidies genoemd in lid 2 jaarlijks binnen zes weken verleend nadat de rijksbijdragebeschikking van de minister is ontvangen.]

6

[Toelichting: Voor bepaalde projecten kan het in de toekomst gewenst zijn een subsidieplafond in te stellen. Hierbij kan gedacht worden aan projecten ter verbetering van de sociale veiligheid en de toegankelijkheid in het openbaar vervoer en projecten ter verbetering van de regionale treindiensten. Door het instellen van een subsidieplafond kan een tekort aan beschikbare middelen als afwijzingsgrond dienen.]

7

[Toelichting: De Awb stelt in verband met de rechtszekerheid van de subsidieontvangers zware eisen aan het wijzigen van eenmaal afgegeven subsidiebeschikkingen. In dit geval vloeit uit artikel 4:50, lid 1, onder c Awb, voort dat de uitzondering expliciet in de verordening moet worden vastgelegd.

Voor het bepaalde onder a geldt dat vrijwel altijd sprake zal zijn van een verhoging. Jaarlijks ontvangt de provincie in augustus of september een subsidiebeschikking van de minister inzake loon- en prijscompensatie die wordt doorgegeven in de subsidies voor de exploitatie van het stad- en streekvervoer, de exploitatie van de buurtbus en de vrijwilligersvergoeding voor de buurtbusverenigingen.

Voor de CVV-projecten wordt jaarlijks een begroting opgesteld. In de begroting wordt een aanname gemaakt van de verwachte vervoeromvang. Indien gedurende het boekjaar blijkt dat de gerealiseerde vervoeromvang afwijkt van de begrote vervoeromvang, dan kan Gedeputeerde Staten besluiten de subsidieverlening aan te passen.]

8

[Toelichting: In de Regeling is vastgelegd welke gegevens de provincie Overijssel dient te verstrekken aan de minister voor de controle, verantwoording en besteding van de ontvangen rijksbijdrage. Deze gegevens dienen voornamelijk aangeleverd te worden door de concessiehouders en de vervoerders. Daarom wordt in artikel 11 geregeld dat de concessiehouders en vervoerders gegevens verstrekken aan de provincie Overijssel, die door de provincie Overijssel benodigd is voor haar verantwoording aan de minister, niet meer en niet minder. De minister kan in de subsidiebeschikking ook aanvullende gegevens opvragen. De aanvullende gegevens worden, indien van toepassing, ook opgevraagd bij de concessiehouders en vervoerders. Het opvragen van aanvullende gegevens wordt meegenomen in de subsidieverlening aan de concessiehouders en vervoerders. ]

9

[Toelichting: Deze bepaling is een kopie van de bepaling in de ASV. Via de provinciale organisatie gaan aanzienlijke geldstromen in de vorm van subsidies naar maatschappelijke instellingen, bedrijven en andere overheden. In veel gevallen profileert de gesubsidieerde in haar uitingen daarmee vooral zichzelf. Andere subsidiënten (de EU, Ministerie van VROM, Rijkswaterstaat, de Dienst Landelijk Gebied, Staatsbosbeheer, om enkele voorbeelden te noemen) staan erop dat zij bij gesubsidieerde projecten als geldgever worden genoemd. Wij kunnen dat als provincie ook, maar een formeel-wettelijke grondslag ontbreekt daartoe. Daardoor worden kansen gemist voor het versterken van onze beeldvorming en het vergroten van naamsbekendheid van de provincie. Tot nu toe vermelden wij bij subsidies die zich daartoe lenen dat het op prijs wordt gesteld als de betrokkenheid van de provincie met naam en logo bij de activiteiten in beeld worden gebracht (bijvoorbeeld in programmaboekjes, aankondigingen e.d.). Dit is dan een min of meer vrijblijvend verzoek. Het ontbreekt ons daarbij ook aan mogelijkheden om concreet aan te geven op welke wijze  daaraan voldaan zou moeten worden. Wij zullen het promotiebeleid binnenkort in breder verband vorm geven. Het thans voorgestelde artikel biedt het handvat om dit bij subsidies tot uitvoering te brengen.]

10

[Toelichting: Deze verordening is op basis van de Tijdelijke referendumwet referendabel. Dit houdt onder meer in dat de verordening zes weken na publicatie van kracht gaat, om burgers de mogelijkheid te geven een referendum aan te vragen.]