Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als
bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik
maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen
10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het
inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
- 2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker
aangemerkt:
- a.
degene die, naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet
krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruik maakt van het perceel;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is
afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft
afgestaan.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per perceel per jaar:
- a.
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of
indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de
belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon €
238,56;
- b.
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of
indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de
belastingplicht, wordt gebruikt door méér dan één persoon €
318,00.
- 2.
De belasting bedraagt, onverminderd het gestelde in lid 1, voor het
op 1 januari van het belastingjaar of indien de belastingplicht
later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht in bruikleen
hebben van een extra (= boven hetgeen volgens het
‘Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Midden-Delfland 2010’ aan het
perceel is verstrekt):
- a.
container van 140 of 240 liter, bestemd voor groente-,
fruit- en tuinafval, per extra eerste container bij gebleken
noodzaak, zulks ter beoordeling van de Bijzonder
Opsporingsambtenaar (BOA), € 0,00;
- b.
container van 140 of 240 liter, bestemd voor groente-,
fruit- en tuinafval, per extra eerste container bij geen
gebleken noodzaak, zulks ter beoordeling van de BOA, €
104,28;
- c.
container van 140 of 240 liter, bestemd voor groente-,
fruit- en tuinafval, per extra tweede en volgende container
€ 104,28;
- d.
container van 140 of 240 liter, bestemd voor overige
huishoudelijke afvalstoffen, per extra container €
149,16.
Artikel 5 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt,
is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
Artikel 8 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na
dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
voldaan, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke
termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet
nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd
overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste
drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één
maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende
termijnen telkens één maand later.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 9 Kwijtschelding
Voor de invordering van de afvalstoffenheffing kan gehele of gedeeltelijke
kwijtschelding worden verleend.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Artikel 10 Belastbaar feit
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven voor het geregeld
ophalen van huishoudelijke afvalstoffen van onderwijsinrichtingen, kerken en
verenigingen, voor zover deze instellingen geen commercieel doel
nastreven.
Artikel 11 Belastingplicht
De rechten worden geheven van de eigenaar, de beheerder, of het bestuur van
de in artikel 10 bedoelde instellingen die gebruik maken van de aldaar
genoemde diensten.
Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting bedraagt per perceel per jaar indien het perceel op 1 januari
van het belastingjaar of indien de belastingplicht later aanvangt, bij
aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door de in artikel 11
bedoelde instellingen € 318,00 (exclusief 21% BTW).
Artikel 13 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 14 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt,
is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
Artikel 16 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na
dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
voldaan, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke
termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet
nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd
overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste
drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één
maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende
termijnen telkens één maand later.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 17 Kwijtschelding
Voor de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding
verleend.
Hoofdstuk IV Overige bepalingen
Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de
reinigingsrechten.
Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De 'Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014’ wordt
ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van
ingang van de heffing.
- 2.
De ‘Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014’
blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1
januari 2015 hebben voorgedaan.
- 3.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van bekendmaking.
- 4.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 5.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening
afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015’.