Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Beleidsregels verlagingen Participatiewet 2016-2

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels verlagingen Participatiewet 2016-2
CiteertitelBeleidsregels verlagingen Participatiewet 2016-2
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels verlagingen Participatiewet 2016-2

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 27 van de Participatiewet
  2. artikel 28 van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023wijziging

21-12-2022

gmb-2022-577308

12-06-201801-01-2023wijziging

29-05-2018

gmb-2018-122139

-
27-11-201512-06-2018wijziging

24-11-2015

GVOP: 26 november 2015

-
04-07-201527-11-2015wijziging

30-06-2015

GVOP: 3 juli 2015

-
01-01-201504-07-2015Nieuwe regeling

18-11-2014

GVOP: 12 december 2014 en Huis aan Huis: 17 december 2014

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels verlagingen Participatiewet 2016-2

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

gelet op artikel 27 en artikel 28 Participatiewet;

gelet op het mondelinge advies aan het college van burgemeester en wethouders van de Cliëntenraad Werk en Inkomen Leeuwarden;

Overwegende dat het gewenst is om in beleidsregels vast te stellen hoe verlagingen ten gevolge van de woonsituatie en verlagingen voor schoolverlaters dienen te worden toegepast.

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Artikel 1. Begrippen

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a.Belanghebbende: degene die valt onder artikel 11 van de wet;

b.gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel b, van de wet;

c.wet: de Participatiewet;

d.woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de wet.

2. Voor het overige worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

Artikel 2. Doelgroep

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

  • 2.

    In geval van gehuwden gelden deze beleidsregels alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn, maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.

     

Artikel 3. Verlaging ten gevolge van de woonsituatie

  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden geen huur of eigenaarslasten (hypotheekrente, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, rioolrechten, de erfpachtcanon, de opstalverzekering en onderhoudskosten), alsmede geen energiekosten verschuldigd zijn.

  • 2.

    De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 15% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of gehuwden geen huur of eigenaarslasten (hypotheekrente, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, rioolrechten, de erfpachtcanon, de opstalverzekering en onderhoudskosten), maar wel overige woonlasten zoals bijvoorbeeld energiekosten, verschuldigd zijn.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet 10% van de gehuwdennorm indien er een anti-kraak woning wordt bewoond met meerdere bewoners, welke over onzelfstandige woonruimte beschikken.

  • 4.

    Indien lid 3 van toepassing is wordt de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet niet toegepast.

     

Artikel 4. Verlaging bij het niet aanhouden van een woning

  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm indien geen woning wordt aangehouden en niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van een opvangvoorziening.

  • 2.

    De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 15% van de gehuwdennorm indien weliswaar geen woning wordt aangehouden, maar wel veelvuldig gebruik wordt gemaakt van een opvangvoorziening.

     

  

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan van deze beleidsregels afwijken indien strikte toepassing daarvan in het individuele

geval leidt tot een disproportioneel lage uitkering.

 

Artikel 7. Slotbepalingen

1. Deze gewijzigde beleidsregels treden in werking per 1 januari 2023.

2. Deze beleidsregels worden geciteerd als “Beleidsregels verlagingen Participatiewet 2016-2.

 

 

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2015 vervalt de verplichting van de gemeenteraad om een toeslagenverordening vast te stellen. De toeslagen worden vanaf deze datum verdisconteerd in de bijstandsnormen van de Participatiewet. Daarnaast komen tevens de verlagingen voor gehuwden en alleenstaanden van 21 of 22 jaar te vervallen.

Op grond van artikel 27 van de Participatiewet heeft het college wel de discretionaire bevoegdheid om de jongerennormen en de normen 21 – pensioengerechtigde leeftijd te verlagen in verband met de woonsituatie. Daarnaast blijft het college ingevolge artikel 28 van de Participatiewet bevoegd om de uitkering van een schoolverlater lager vast te stellen. Deze beleidsregels geven weer hoe het college gebruik maakt van deze bevoegdheden.

 

Toelichting bij 1. Begrippen

Gehuwdennorm

Voor het begrip ‘gehuwdennorm’ is gekozen omdat de hoogte van deze norm in de Participatiewet zelf wordt gegeven door artikel 21 onderdeel b Participatiewet. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimumloon.

Woning

Het begrip woning is in de Participatiewet niet gedefinieerd. De Participatiewet bepaalt slechts wat onder een woning mede moet worden verstaan. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de WWB (nu: Participatiewet) volgt dat voor de invulling van het begrip woning kan worden aangesloten bij de Wet op de huurtoeslag. Er is dan ook voor gekozen hierbij aan te sluiten.

 

Toelichting bij 2. Doelgroep

De werking van de beleidsregels is beperkt tot belanghebbenden die ouder zijn dan 21 jaar, maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. De jongerennormen voor 18, 19 en 20-jarigen (artikel 20 Participatiewet) zijn laag omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. De ouders kunnen voldoen aan hun wettelijke onderhoudsplicht door hun kind bij hen in te laten wonen, of de huur voor hen te betalen. Er zou sprake zijn van dubbele korting als de uitkering op grond van deze beleidsregels zou worden verlaagd. Mocht dit evenwel in individuele gevallen tot onredelijkheid leiden, dan is het college steeds bevoegd de norm van de 18, 19 en 20-jarigen hoger of lager vast te stellen met toepassing van artikel 18 lid 1 Participatiewet.

 

Toelichting bij 3. Verlaging ten gevolge van de woonsituatie

Artikel 27 van de Participatiewet geeft de mogelijkheid de norm te verlagen als de belanghebbende helemaal geen of lagere kosten van het bestaan heeft ten gevolge van zijn woonsituatie.

Indien men een woning bewoont waarvoor geen huur of eigenaarslasten (hypotheekrente, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, rioolrechten, de erfpachtcanon, de opstalverzekering en een bedrag voor groot onderhoud) verschuldigd zijn en daarnaast ook geen energiekosten hoeft te betalen bedraagt bedoelde verlaging 20% van de gehuwdennorm. Indien geen huur of eigenaarslasten verschuldigd zijn, maar wel overige woonlasten betaald moeten worden bedraagt de verlaging 15% van de gehuwdennorm.

Bij de verlaging bij het ontbreken van woonkosten en de verlaging bij het niet aanhouden van een woning is overgangsrecht opgenomen daar het huidige recht gunstiger is voor belanghebbenden dan het komende recht.

In geval van antikraak- woningen, waarvoor de bewoner een bruikleen-vergoeding aan de verhuurder betaalt, bedraagt de vergoeding ongeveer € 125 per maand voor wonen via bruikleen. Dit is een niet-commerciële prijs. Verder worden in veel van dit soort panden woonvoorzieningen gedeeld (hal, gang, keuken of sanitair).

Omdat bewoners in bovengenoemde (of daarmee vergelijkbare) woonvormen aantoonbaar lagere woonlasten hebben is het redelijk een verlaging van 10% toe te passen voor deze situatie. Bewoners van een antikraak- woning betalen een niet-commerciële prijs, en vallen daarmee strikt genomen

onder de kostendelersnorm. In het kader van een redelijke wetstoepassing dient de kostendelersnorm niet te worden toegepast, omdat indien deze norm wel wordt gebruikt het veelal grote aantal bewoners leidt tot een onevenredig lage bijstandsuitkering.

Artikelen 3.3 en 3.4 zijn niet van toepassing op de bewoner van een anti-kraak woning die niet  met anderen wordt gedeeld. We noemen dit de “zelfstandige woonruimte”, waarbij geen voorzieningen worden gedeeld. Voor deze personen geldt geen verlaging voor woonlasten omdat zij weliswaar lagere woonlasten hebben maar geen voorzieningen, en dus kosten, kunnen delen.

 

Toelichting bij 4. Verlaging bij het niet aanhouden van een woning

Daklozen hebben normaliter geen kosten voor het aanhouden van woonruimte, maar zij kunnen wel veel extra kosten hebben indien zij veelvuldig gebruik maken van een opvangvoorziening. Indien een dakloze veelvuldig gebruik maakt van een opvangvoorziening, wordt met de daaraan verbonden kosten rekening gehouden door de verlaging in het kader van artikel 27 van de Participatiewet op 15% in plaats van op 20% vast te stellen.

Bij de verlaging bij het ontbreken van woonkosten en de verlaging bij het niet aanhouden van een woning is overgangsrecht opgenomen daar het huidige recht gunstiger is voor belanghebbenden dan het komende recht.

 

Toelichting bij 5. Hardheidsclausule

Indien afwijking van deze beleidsregels uit een oogpunt van evenredigheid is geïndiceerd, kan het college de algemene bijstand afwijkend vaststellen.

 

Toelichting bij 6. Slotbepalingen

Deze paragraaf behoeft geen nadere toelichting.