Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oude IJsselstreek

Verordening sociaal domein

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOude IJsselstreek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening sociaal domein
CiteertitelVerordening Sociaal Domein
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting op de verordening.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening sociaal domein gemeente Oude IJsselstreek 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet, art. 2.9
  2. Jeugdwet, art. 2.10
  3. Jeugdwet, art. 2.12
  4. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.3
  5. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art, 2.1.4, lid 1
  6. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.4, lid 3
  7. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.4, lid 7
  8. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.5, lid 1
  9. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.6
  10. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.3.6, lid 4
  11. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.6.6, lid 1
  12. Participatiewet, art. 8, lid 1
  13. Participatiewet, art. 8, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels

Financieel besluit

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-09-201501-01-2018nieuwe regeling

25-06-2015

Gemeenteblad 2015, 85766

15rvs
01-01-201526-09-2015nieuwe regeling

30-10-2014

Gemeenteblad 2014, 68957

14rvs0049

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening sociaal domein

De raad van de gemeente Oude IJsselstreek;

 

gelezen het beleidsplan, opgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 17 september;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 van de Jeugdwet en

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

 

gezien het advies van de Wmo-raad;

 

besluit vast te stellen de:

Verordening sociaal domein

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanpak: een door de inwoner opgesteld document waarin is beschreven wat de hulpvraag van de inwoner is en welke voorzieningen nodig zijn om hieraan tegemoet te komen;

  • b.

    beleidsplan: beleidsplan sociaal domein: ´Samen, met elkaar’;

  • c.

    cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • d.

    hulpvraag: de behoefte aan een voorziening;

  • e.

    inwoner: persoon met een woonplaats in de gemeente Oude IJsselstreek;

  • f.

    jeugdige: persoon die;

    • 1.

      de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

    • 2.

      de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of 3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

  • g.

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • h.

    peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

  • i.

    persoonlijk budget: een door het college verstrekt budget dat de inwoner in staat stelt zelf de toegekende individuele voorziening van derden te betrekken, zoals bedoeld in artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 en art. 8.1.1 van de Jeugdwet. De gemeente kent de volgende soorten van persoonlijk budget:

    • 1.

      pgb: een persoonsgebonden budget waarbij de individuele voorziening vrijelijk is in te kopen;

    • 2.

      pvb: een persoonsvolgend budget waarbij de individuele voorziening kan worden ingekocht bij een door het college gecontracteerde leverancier;

  • j.

    Portaal: digitale portal die inwoners helpt informatie te vinden over algemene en overige voorzieningen en, indien nodig, doorverwijst;

  • k.

    referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum;

  • l.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt;

  • m.

    spoedeisend geval: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt;

  • n.

    vertrouwenspersoon: persoon die jeugdigen, ouders, pleegouders of netwerkpleegouders op hun verzoek ondersteunt in aangelegenheden die samenhangen met de wettelijke taken van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling;

  • o.

    voorziening: een maatregel bestaande uit ondersteuning, hulp of zorg binnen het sociaal domein. De gemeente Oude IJsselstreek kent de volgende soorten voorzieningen:

    • 1.

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht is op maatschappelijke ondersteuning;

    • 2.

      individuele voorziening: een voorziening die is bedoeld voor een individu, zoals individuele voorziening als bedoeld in de Jeugdwet of maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wmo 2015;

    • 3.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, anders dan in het kader van de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • p.

    Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

     

Hoofdstuk 2 Algemene voorschriften

Artikel 2.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 2.2 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente bestaat.

Artikel 2.3 Onafhankelijke cliëntondersteuner en vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op cliëntondersteuning zonder dat daar een eigen bijdrage voor wordt gevraagd.

  • 2.

    Het college wijst de inwoner voorafgaande aan het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van de cliëntondersteuning.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon zonder dat daar een eigen bijdrage voor gevraagd wordt.

Artikel 2.4 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      de redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

    • e.

      kosten voor bijscholing van personeel.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening, en

      • iv.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 2.5 Eisen aan aanbieders van voorzieningen

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waarbij voorzieningen:

    • a.

      voldoen aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan de betreffende voorziening;

    • b.

      worden uitgevoerd door (beroeps)krachten die voldoen aan de normen van deskundigheid, welke aan de betreffende (beroeps)groep gelden;

    • c.

      voldoen aan de leidende principes van het beleidsplan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar bedoeld in artikel 2.10.

  • 3.

    Aanbieders betrekken hun cliënten bij voorgenomen besluiten die voor deze cliënten van belang zijn, middels medezeggenschap.

  • 4.

    Jaarlijks wordt door de aanbieder over de uitvoering van de regelingen bedoeld onder lid 1, 2 en 3 gerapporteerd.

  • 5.

    Aanbieders zijn verplicht kennis en informatie beschikbaar te stellen aan inwoners via het Portaal.

Artikel 2.6 Inkoop voorzieningen

Het college koopt de door derden te leveren diensten en voorzieningen in conform de relevante wet- en regelgeving en het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid.

Artikel 2.7 Regels voor persoonlijk budget

  • 1.

    Wanneer een individuele voorziening is toegekend, verstrekt het college een persoonlijk budget in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet dan wel artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2.

    Het college verstrekt geen persoonlijk budget voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de inwoner voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de hoogte van een persoonlijk budget wordt vastgesteld.

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de inwoner aan wie een persoonlijk budget wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen, jeugdhulp en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een persoonlijk budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het persoonlijk budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van persoonlijke budgetten.

Artikel 2.8 Regels voor bijdrage in de kosten van individuele voorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    De inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning,

    • b.

      voor een individuele voorziening dan wel persoonlijk budget, zolang hij van de individuele voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het persoonlijk budget wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De kostprijs van een individuele voorziening en persoonlijk budget wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 3.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015, worden de bijdragen voor een individuele voorziening of persoonlijk budget door een door het college aangewezen instantie vastgesteld en geïnd.

  • 4.

    Als de bijdrage voor een individuele voorziening of persoonlijk budget ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner.

  • 5.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      voor welke voorzieningen de inwoner een bijdrage in de kosten is verschuldigd;

    • b.

      wat per soort voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

    • c.

      voor welke groep personen een korting op de bijdrage van toepassing is, en

    • d.

      dat de bijdrage voor individuele voorzieningen of persoonlijke budgetten overeenkomstig artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt verlaagd, waarbij wordt bepaald welke afwijkende bedragen, percentages en inkomensbedragen worden gehanteerd.

Artikel 2.9 Klachtregeling

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders hebben een regeling voor de afhandeling van klachten ten aanzien van de door hun geleverde voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 2.10 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een individuele voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een individuele voorziening.

Artikel 2.11 Evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd.

  • 2.

    Ter ondersteuning van de evaluatie bedoeld in lid 1, houdt het college toezicht op de kwaliteit van de voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 2.4, en de eisen gesteld aan de aanbieders, zoals bedoeld in artikel 2.5.

  • 3.

    Ter ondersteuning van de evaluatie bedoeld in lid 1, voert het college jaarlijks een onderzoek uit, naar de ervaringen van inwoners met de voorzieningen die zij toegekend hebben gekregen.

     

Hoofdstuk 3 Procedureregels

Artikel 3.1 Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college neemt binnen 2 werkdagen na melding contact op met de inwoner voor het maken van een afspraak.

  • 3.

    Een afspraak zoals bedoeld in lid 2 vindt plaats binnen 10 werkdagen na het melden van de hulpvraag, tenzij in overleg met de inwoner een later moment wordt afgesproken.

  • 4.

    Tijdens de afspraak zoals bedoeld in lid 2 verstrekt de inwoner aan het college een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage.

  • 5.

    In spoedeisende gevallen treft het college na de melding onverwijld een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

  • 6.

    Inwoners en vertegenwoordigers kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 3.2 De Aanpak

  • 1.

    De inwoner of zijn vertegenwoordiger met een hulpvraag stelt de Aanpak op, waarin is opgenomen:

    • a.

      de hulpvraag;

    • b.

      de mogelijkheden van de inwoner om op eigen kracht, al dan niet ondersteund door personen uit zijn sociale netwerk, de hulpvraag te beantwoorden;

    • c.

      de voorzieningen die nodig zijn om de hulpvraag te beantwoorden.

  • 2.

    De inwoner overlegt de voor onderbouwing van de Aanpak relevante documenten en bescheiden, waarover hij redelijkerwijs kan beschikken.

  • 3.

    Indien voor het verhelderen van de hulpvraag nodig is om een deskundigenadvies op te vragen, wordt dit deskundigenadvies:

    • a.

      verricht door een door het college aangewezen deskundige;

    • b.

      onlosmakelijk onderdeel van de Aanpak.

  • 4.

    Indien nodig wordt de inwoner bij het opstellen van de Aanpak begeleid door het college.

Artikel 3.3 Onderzoek

Onverminderd artikel 2.3.2 Wmo 2015 onderzoekt het college op grond van de Aanpak of de aanvrager in aanmerking komt voor een voorziening.

Artikel 3.4 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2.

    Na het onderzoek verstrekt het college aan de inwoner een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.5 Aanvraag

  • 1.

    Een inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het onderzoek aanmerken als aanvraag indien de inwoner dat op het verslag heeft aangegeven.

Artikel 3.6 Beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening vermeld het college in ieder geval:

    • a.

      welke voorziening wordt verstrekt;

    • b.

      onder welke voorwaarden, en

    • c.

      op welke wijze.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage in de kosten wordt de inwoner of zijn vertegenwoordiger daarover in de beschikking geïnformeerd.

  • 3.

    Als er sprake is van toekenning van een financiële tegemoetkoming, worden de toepasselijke voorwaarden uit het Financieel besluit in de beschikking opgenomen.

  • 4.

    De Aanpak is onlosmakelijk onderdeel van de beschikking.

Artikel 3.7 Nieuwe feiten en omstandigheden herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 Wmo 2015 of artikel 8.1.2 Jeugdwet doet de inwoner of zijn vertegenwoordigers op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 of artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing tot toekenning van een individuele voorziening, of persoonlijk budget herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner of zijn vertegenwoordigers onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner of zijn vertegenwoordigers niet langer op individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner of zijn vertegenwoordigers niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening, of

    • e.

      de inwoner of zijn vertegenwoordigers de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening.

  • 4.

    Ingeval het recht op een in eigendom of bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

     

Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen Wmo

Artikel 4.1 Individuele voorzieningen

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • huishoudelijke hulp;

  • vervoersvoorzieningen;

  • woonvoorzieningen;

  • rolstoelen;

  • begeleiding (individueel of groepsgebonden).

Artikel 4.2 Toekenningsgronden individuele voorziening

  • 1.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een individuele voorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de inwoner ondervindt, voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De individuele voorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de inwoner met psychische of psychosociale problemen en de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De individuele voorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Als het college van oordeel is dat een inwoner zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de inwoner niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 3.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover is vastgesteld dat de individuele voorziening langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op te heffen of te verminderen.

  • 4.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner.

  • 5.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 4.3 Bijzondere weigeringsgronden woonvoorzieningen

Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

  • a.

    voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • b.

    ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • c.

    voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, oplaadpunten, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • d.

    indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor deze verhuizing aanwezig is;

  • e.

    indien de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 4.4 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan een bij nadere regeling te bepalen percentage van het wettelijk minimumloon, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen in welke gevallen en in welke mate een tegemoetkoming kan worden verstrekt.

Artikel 4.5 Reikwijdte

Hoofdstuk 4 is uitsluitend van toepassing op individuele voorzieningen als bedoeld in de Wmo.

 

Hoofdstuk 5 Bijzondere bepalingen Jeugdwet

Artikel 5.1 Individuele voorzieningen

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • preventie/basiszorg waaronder informatie- en (opgroei)advies, opvoed- en opgroeiondersteuning, signalering, toeleiding naar vrij toegankelijke hulp

    • licht pedagogische hulpverlening;

    • coördinatie van zorg bij lichte enkelvoudige problematiek;

    • jeugdgezondheidszorg;

    • school- en jeugdmaatschappelijk werk

    • toegangsfunctie voor individuele voorzieningen;

    • Veilig Thuis;

    • meldpunt spoedeisende zorg.

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • generalistische basis GGZ;

    • specialistische GGZ;

    • Ernstige Enkelvoudige Dyslexie;

    • begeleiding en persoonlijke verzorging;

    • behandeling en verblijf;

    • specialistische ambulante jeugdhulp;

    • dag- en deeltijdbehandeling;

    • diagnostiek;

    • pleegzorg;

    • residentiële zorg;

    • jeugdbescherming en jeugdreclassering;

    • jeugdzorgplus;

    • crisishulp/crisisopvang;

    • spoedeisende zorg;

    • forensische jeugdhulp;

    • open verblijf 24 uur residentieel;

    • verblijf deeltijd;

    • voortgezette diagnostiek.

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 5.2 Toekenningsgronden individuele voorziening

Het college kent een individuele voorziening toe voor zover is vastgesteld dat de jeugdige en ouders:

  • a.

    op eigen kracht of met andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • b.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te kunnen maken van een overige voorziening;

  • c.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

Artikel 5.3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    De huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een inwoner behandelen, stellen het college in kennis van hun verwijzing naar een individuele voorziening.

Artikel 5.4 Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die:

  • a.

    de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, en/of

  • b.

    de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

Artikel 5.5 Reikwijdte

Hoofdstuk 5 is uitsluitend van toepassing op individuele voorzieningen als bedoeld in de Jeugdwet.

 

Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen Participatiewet

Artikel 6.1 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in art 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels door het college vastgesteld formulier.

Artikel 6.2 Langdurig laag inkomen

  • 1.

    Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandnorm.

  • 2.

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS), dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF 2000).

Artikel 6.3 Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      €350, - voor een alleenstaande;

    • b.

      €425, - voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      €500, - voor gehuwden.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro`s.

     

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 7.2 Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening sociaal domein gemeente Oude IJsselstreek 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De inwoner houdt het recht op een vóór de inwerkingtreding van deze verordening lopende voorziening, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt wordt ingetrokken of de voorziening van rechtswege komt te vervallen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de oude verordening wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Sociaal Domein”.

 

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek in zijn openbare vergadering gehouden op 25 juni 2015.

 

 

griffier voorzitter

 

 

 

J. van Urk S.P.M. de Vreeze