Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van markt en reclamegelden |
Citeertitel | Verordening marktgeld Oosterhout 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Deze verordening vervangt per 1 januari 2015 de Verordening marktgeld Oosterhout 2014 .
Gemeentewet, art. 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 16-12-2014 zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-78988.html, 22-12-2014 | BI.0140608 |
De raad van de gemeente Oosterhout:
gezien het voorstel van het college van 18 november 2014;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Gemeentewet;
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN MARKT EN RECLAMEGELDEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel, bestaande uit één of meerdere op grond van artikel 3 van de Marktverordening te bepalen eenheden;
Onder de naam “marktgeld” wordt een recht geheven voor het gebruik maken van een standplaats op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, welke door het college als marktterrein is aangewezen, alsmede voor het genot van de door of vanwege het gemeentebestuur hiermee samenhangende verstrekte diensten.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De grondslag, waarnaar het reclamegeld wordt geheven, is de aanwezigheid van een vergunning voor het ter beschikking krijgen van een standplaats op de woensdagse en zaterdagse weekmarkt op grond van de Marktverordening Oosterhout.
Artikel 6 Wijze van betaling en belastingtarief
Aan vergunninghouders, die vooraf schriftelijk aangeven het verschuldigde marktgeld per kwartaal te willen betalen, wordt per kwartaal twaalf maal het tarief, als verschuldigd op grond van het eerste lid van dit artikel, in rekening gebracht. Aan vergunninghouders, die vooraf schriftelijk aangeven het verschuldigde marktgeld per jaar te willen betalen, wordt per jaar 45 maal het tarief, als verschuldigd op grond van het eerste lid van dit artikel, in rekening gebracht.
Artikel 8 Tijdstip van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanslagen worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde belastingplicht in de loop van het tijdvak
Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal eindigt, in verband met het overlijden van de belastingplichtige of door schriftelijke opzegging door belastingplichtige dan wel door intrekken van een vergunning door het college, wordt ontheffing verleend over zoveel derde gedeelten van het voor dat kwartaal verschuldigde recht als er in dat kwartaal, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt, in verband met het overlijden van de belastingplichtige of door schriftelijke opzegging door belastingplichtige dan wel door intrekken van een vergunning door het college, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het markt- en reclamegeld.
Artikel 12 Overgangsrecht en inwerkingtreding
De "Verordening marktgeld Oosterhout 2014", vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.