Organisatie | Best |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2015 |
Citeertitel | Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | handhaving inkomensvoorzieningen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 15-12-2014 gemeenteblad 2014-12-24 | Onbekend |
Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2015
gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders van ;
gelet op artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Participatiewet. In deze verordening wordt onder de wet tevens begrepen de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz);
belanghebbende: de persoon die een uitkering, verstrekking of inkomensvoorziening als genoemd in het tweede lid, onderdeel a, heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen of behoort tot de in artikel 1 van de Activeringsverordening genoemde personen. Indien het een gehuwde of daarmee gelijkgestelde betreft, wordt onder belanghebbende elk van de partners verstaan.
Artikel 2 Handhavingsbeleidsplan
Het Handhavingsbeleidsplan bevat het beleid ten aanzien van de voorkoming en bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een inkomensvoorziening en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Het bevat tevens regels over controle bij de aanvraag en de voortzetting van de inkomensvoorziening, de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de inkomensvoorziening, de opsporing en over de voorlichting van belanghebbenden met betrekking tot hun rechten en plichten en over terugvordering bedoeld in artikel 10.
In het controleplan wordt tevens opgenomen dat het college bij beëindiging van de inkomensvoorziening, binnen door het college nader te bepalen termijn, onderzoek doet naar de reden van beëindiging van de inkomensvoorziening en het college op basis van dit onderzoek een besluit neemt met betrekking tot de rechtmatigheid van de inkomensvoorziening en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
Hoofdstuk 4 Opsporing en regionale samenwerking
Indien het onderzoek naar de juistheid van de door de belanghebbende verstrekte gegevens, welke van invloed kunnen zijn op de rechtmatigheid of de duur en hoogte van de uitkering of inkomensvoorziening, geacht moet worden niet te behoren tot het reguliere werkterrein van de medewerker van de gemeente, wordt aan de sociale recherche opdracht gegeven een gericht onderzoek te starten naar het mogelijke misbruik of oneigenlijke gebruik.
Hoofdstuk 5 Gevolgen van fraude
Artikel 8 Verlaging van de inkomensvoorziening
Onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de ten onrechte of teveel ontvangen inkomensvoorziening, leidt schending van de inlichtingenverplichting door de belanghebbende tot het opleggen van een sanctie overeenkomstig de regels van de Sanctieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ.
Artikel 9 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Onverminderd de mogelijkheid de inkomensvoorziening op grond van het in de Sanctieverordening bepaalde te verlagen en onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de inkomensvoorziening, maakt het college proces-verbaal op en doet het aangifte bij het Openbaar Ministerie, indien het niet, niet juist of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting door de belanghebbende leidt tot een benadelingsbedrag dat hoger is dan de door het Openbaar Ministerie gehanteerde aangiftegrens.
Het college legt in nadere regels de voorwaarden vast op grond waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende inkomensvoorziening van de belanghebbende wordt teruggevorderd, de termijnen waarbinnen de terugbetaling moet geschieden alsmede de hoogte van het bedrag dat moet worden terugbetaald.
Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2015.
Aldus besloten door de raad van Best
in zijn vergadering van 15-12-2014
Onder handhaving verstaan wij alle activiteiten van de overheid gericht op het doen naleven van wet- en regelgeving ter bevordering van het juist benutten en toepassen van wetten en regelingen in overeenstemming met hun doel en strekking. In de sociale zekerheid is handhaving gericht op de naleving van (meestal) uitkeringsregels. Handhaving staat daarom voor alle bewust ondernomen activiteiten, die erop gericht zijn de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat daarbij om zowel repressieve als preventieve activiteiten en controle als verbindende schakel daartussen.
Sinds 1998 is de bestrijding van fraude in de sociale zekerheid een van de belangrijkste doelstellingen van de opvolgende kabinetten. In de successievelijke bijstandswetten (ABW, Abw, WWB en Participatiewet) heeft handhaving een steeds sterker accent gekregen. De gemeentelijke uitvoeringspraktijk volgde deze trend. Toch is het goed zich te realiseren dat handhaving geen op zichzelf staand doel is, maar een middel om te zorgen dat de juiste uitkering bij de juiste mensen komt. Het is een integraal onderdeel van het uitvoeringsproces gericht op evenwicht tussen rechten en plichten. De Participatiewet (evenals de IOAW en IOAZ) koppelt re-integratie en handhaving uitdrukkelijk aan elkaar. Rechten en plichten zijn twee kanten van één medaille: het recht op een uitkering is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk van de uitkering te worden. Dit betekent dat de vaststelling van de uitkering niet alleen afhangt van de toepasselijke uitkeringsnorm en de beschikbare middelen van de belanghebbende, maar ook van de mate waarin de opgelegde verplichtingen worden nagekomen.
Het begrip "belanghebbende" wijkt in deze verordening af van het gelijkluidende begrip van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daar heeft het de betekenis: "degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken".
Artikel 2 Handhavingsbeleidsplan
Het college moet in een Handhavingsbeleidsplan het door de gemeente te voeren beleid op het terrein van handhaving vastleggen. Het Handhavingsbeleidsplan bevat tevens de methoden gericht op het voorkomen en bestrijden van fraude.
Onze visie berust op de overtuiging dat de handhaving het meest effectief is als zowel aan preventie als repressie voldoende aandacht wordt geschonken. Daarom is de vormgeving van het handhavingsbeleid gebaseerd op zowel preventieve als repressieve elementen. De preventieve visie-elementen gericht op voorkoming van fraude zijn het vroegtijdig informeren en het optimaliseren van de dienstverlening. De repressieve visie-elementen gericht op aanpak van fraude zijn de vroegtijdige detectie plus afhandeling en een adequate sanctionering. Deze vier visie-elementen worden in betrokkenheid op elkaar ingezet, zodat zij elkaar over en weer versterken. In het Handhavingsbeleidsplan worden de vier visie-elementen verder uitgewerkt. Omdat het handhavingsbeleid een grote impact kan hebben op de uitkeringsafhankelijke burger, zal het college de gemeenteraad periodiek moeten informeren over de stand van zaken met betrekking tot het handhavingsbeleid. Dit is geregeld in artikel 12.
In artikel 3 wordt het college opgedragen de communicatie zodanig vorm te geven dat zij effectief kan bijdragen aan het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Het belang van een adequate en vroegtijdige voorlichting moet niet worden onderschat. Het kan voorkomen dat niet-weten leidt tot niet regelconform gedrag of dat de belanghebbenden ongewenst gedrag gaan vertonen door onjuiste verwachtingen. Elke klant moet daarom zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de voor hem of haar geldende rechten en plichten. Een juiste en tijdige informatie is een noodzakelijke voorwaarde voor een transparante en klantgerichte uitvoeringspraktijk. Daarom zal in het Handhavingsbeleidsplan worden opgenomen dat er een concreet uitgewerkt Handhavingscommunicatieplan zal worden ontwikkeld voor zowel de interne als de externe communicatie.
Artikel 4 Valideren van gegevens
In dit artikel wordt aangegeven dat de controle van gegevens in een zo vroeg mogelijk stadium van het uitkeringsproces moet plaatsvinden en op een zo betrouwbaar mogelijke wijze. Daarmee wordt voorkomen dat er ten onrechte inkomensvoorzieningen worden verstrekt of dat teveel wordt betaald. Bovendien wordt voorkomen dat onnodige vorderingen ontstaan.
In het controleplan wordt omschreven op welke wijze de gemeente omgaat met controle aan de poort, de controle van de verplichtingen van de klant en de gegevenscontrole. Doel is het vaststellen van de rechtmatigheid van de inkomens. Daarbij wordt een flexibele (her)onderzoeksmethodiek geïntroduceerd. Dit is vastgelegd in een controleplan, dat deel uitmaakt van het in artikel 2 genoemde Handhavingsbeleidsplan.
In het controleplan wordt vastgelegd hoe we omgaan met de gegevenscontrole en de controle van de verplichtingen van de klant. De gegevenscontrole richt zich op vier toetsgebieden, die het recht op een inkomensvoorziening en de hoogte daarvan mede bepalen, te weten:
De controle van de verplichtingen richt zich op:
In het vierde lid wordt aangegeven hoe de handhaving bij beëindiging van de inkomensvoorziening vorm wordt gegeven. Alvorens een dossier wordt gesloten, moet er zekerheid bestaan of de inkomensvoorziening rechtmatig is verstrekt en of zowel de gemeente als de klant hun wederzijdse verplichtingen zijn nagekomen. In het controleplan zullen onder andere de termijnen waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht en de voorwaarden waaronder worden beschreven.
Het controleplan maakt deel uit van het in artikel 2 bedoelde Handhavingsbeleidsplan. De opname van het controleplan in het Handhavingsbeleidsplan dient om versnippering van regels op handhavingsterrein te voorkomen.
Het onderzoek naar de juistheid van de verstrekte gegevens behoort tot de reguliere taak van de medewerker van de gemeente. Hiertoe behoort onder andere het controleren en het valideren van de gegevens. Onder validatie van gegevens verstaan wij het controleren van voor de uitvoering noodzakelijke gegevens aan de hand van externe bronnen. De door de klant verstrekte gegevens worden dan bij andere instanties gecheckt.
Soms moet echter voor de verkrijging van gegevens een diepergaand onderzoek plaatsvinden of krijgt het onderzoek een meer strafrechtelijk karakter, waarbij bijzondere onderzoeksmethoden moeten worden ingezet zoals opsporing, posten, telefoontaps en dergelijke. Is dat het geval, dan is de bevoegdheid van de medewerker van de gemeente niet meer toereikend en zal de sociale recherche moeten worden ingeschakeld.
Artikel 7 Regionale samenwerking
De samenwerking van gemeenten, de sociale recherche, het Openbaar Ministerie en andere op de handhaving en opsporing gerichte instanties binnen de regio is voor een effectief handhavingsbeleid van groot belang. Het college wil aan deze samenwerking helder gestalte geven, zodat fraudesignalen sneller worden opgepakt en de capaciteit gerichter wordt ingezet.
Artikel 8 Verlaging van de inkomensvoorziening
Indien een belanghebbende ten onrechte een inkomensvoorziening heeft gehad, wordt het ten onrechte of teveel betaalde van hem teruggevorderd. Daarbij zal hem een sanctie worden opgelegd overeenkomstig de regels van de Sanctieverordening. Hierbij wordt ook de hoogte van de benadelingshandeling in de afweging betrokken. Overstijgt dit bedrag de aangiftegrens, dan zal bovendien aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie. Dit is in het volgende artikel geregeld.
Artikel 9 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Indien het brutofraudebedrag hoger is dan de aangiftegrens die het Openbaar Ministerie hanteert zal het college daarvan altijd aangifte doen bij het Openbaar Ministerie, dat vervolgens zal besluiten al dan niet tot strafvervolging over te gaan. De termijn waarbij recidive nog als zodanig wordt beschouwd is gesteld op vijf jaar.
In de Algemene bijstandswet was terugvordering een verplichting. In de Participatiewet (evenals de IOAW en IOAZ) is het deels een bevoegdheid van het college. Daarbij verlangt de wetgever dat het terugvorderingsbeleid een effectieve bijdrage levert aan een adequate fraudebestrijding. Het eerste lid van artikel 11 geeft aan dat het college van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruikmaakt. Het terugvorderingsbeleid zal in nadere regels tot uitdrukking worden gebracht. Enkele fundamentele keuzen worden evenwel in deze verordening opgenomen. In beginsel zal de ten onrechte verstrekte inkomensvoorziening geheel worden teruggevorderd. Enerzijds vanuit de gedachte dat "misdaad niet mag lonen" en anderzijds vanwege de mogelijk preventieve werking die daarvan uitgaat. Deze laatste overweging is mede een reden waarom naast terugvordering van het ten onrechte betaalde in principe ook altijd een sanctie als bedoeld in de Sanctieverordening zal worden opgelegd.
Bij gebreke van tijdige betaling kan het college de vordering verhogen met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. In de nadere regels zal in ieder geval worden bepaald dat hiertoe zal worden overgegaan wanneer de inkomensvoorziening weliswaar als gevolg van fraude geheel kan worden teruggevorderd, maar de belanghebbende geen sanctie als bedoeld in de Sanctieverordening kan worden opgelegd, bijvoorbeeld omdat hij geen uitkering meer geniet.
Om doelmatigheidsredenen kan worden afgezien van terugvordering als het om zogenaamde "kruimelbedragen" gaat. De kosten van terugvordering bedragen dan al snel meer dan de baten. Het voorgaande kan alleen als de belanghebbende niets te verwijten valt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij fouten van de gemeente of wijzigingen in de omstandigheden van de klant die niet tijdig in de hoogte van het uitkeringsbedrag zijn verwerkt. Te allen tijde blijft echter het uitgangspunt dat de gemeente gehouden is om de onverschuldigd betaalde inkomensvoorziening terug- en in te vorderen en daartoe ook haar incassomogelijkheden aanwendt. Indien terug- en invordering onder de € 120,00 niet mogelijk dan wel ondoelmatig blijkt te zijn, kan worden besloten om van terugvordering af te zien. Bij terugvorderingen die het gevolg zijn van verwijtbaar gedrag moet worden gedacht aan ten onrechte of teveel betaalde inkomensvoorziening vanwege het feit dat betrokkene zijn inlichtingenplicht niet is nagekomen (dus fraude heeft gepleegd) of zich niet heeft gehouden aan een of meer andere verplichtingen, waarop een maatregel is gevolgd. Fraudevorderingen dienen dus altijd geheel te worden terugbetaald. Mede met het oogmerk van preventie.
In onderdeel b wordt bepaald dat van terugvordering kan worden afgezien indien dringende redenen daartoe noodzaken. De vraag wat dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord, maar zal steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden van belanghebbende moeten worden beoordeeld. Doelmatigheidsredenen vallen hier niet onder. Tevens is niet alleen de financiële positie van de belanghebbende bepalend. Er zal mede sprake moeten zijn van zwaarwegende redenen van immateriële aard.
Het college kan ook voor andere situaties bepalen dat van terugvordering wordt afgezien. Ook hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen terugvorderingen die het gevolg zijn van verwijtbaar gedrag en terugvorderingen die het gevolg zijn van omstandigheden die eerder buiten de schuld van belanghebbende liggen. Situaties waarin van terugvordering of verdere terugvordering zou kunnen worden afgezien zijn bijvoorbeeld:
Het terugvorderingsbeleid wordt opgenomen in het Handhavingsbeleidsplan. Dit om versnippering van regels te voorkomen en het handhavingsbeleid ook in de toekomst integraal te kunnen beoordelen.
Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.
De Handhavingsverordening is al van kracht sinds de invoering van de Wet werk en Bijstand in 2004. Met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 vervalt de Wet Werk en Bijstand. Ook de Participatiewet kent een plicht om handhaving in een verordening vast te leggen. Inhoudelijk wijzigt onderhavige verordening niet ten opzichte van zijn voorganger. Enkel de grondslag wijzigt (voorheen artikel 8a WWB, nu artikel 8a Participatiewet).