Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Overijssel 1997 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Overijssel 1997 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Subsidieverordening besteding Grondwaterheffing Overijssel 2002
Uitvoeringsbesluit bij de Kaderverordening 'In actie voor werk Overijssel 2004'
Subsidieverordening Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel 2003
Subsidieverordening Fonds bedrijfsverplaatsingen Overijssel 2004
Subsidieverordening vermindering afvalstoffen en schoner produceren Overijssel 2001
Subsidieverordening Regionale en lokale verkeers- en vervoerprojecten Overijssel 2004
Kaderverordening Subsidies Sociale Actie Overijssel
Subsidieverordening Water Overijssel
Uitvoeringsregeling Kaderverordening Leren voor duurzame ontwikkeling Overijssel 2004
Subsidieregeling projecten aanleg riolering in Overijssel
Subsidieverordening landbouwstimulering Overijssel 1997
Subsidieverordening effectuering ruimtelijk beleid Overijssel 1997
Stimuleringsregeling Bodemonderzoek Overijssel 2002
Subsidieregeling Europese programma's Overijssel
Subsidieverordening natuurprojecten Overijssel 1997
Subsidieverordening stimulering particulier beheer van natuur, bos en landschap Overijssel 2003
Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma Overijssel 2004
Uitvoeringsbesluit Sociale Actie 2005
Uitvoeringsbesluit Subsidies Reconstructie Overijssel 2005
Kaderverordening in actie voor werk Overijssel 2004
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-1997 | 01-10-2005 | nieuwe regeling | 29-10-1997 Provinciaal Blad 1997, nr. 89 | - |
Met de inwerkingtreding van titel 4.2 (Subsidies) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per 1 januari 1998 is het verlenen van subsidies door bestuursorganen wettelijk geregeld.
De Algemene Subsidieverordening Overijssel is een aanvulling op die wettelijke bepalingen in de Awb.
Deze verordening biedt het algemene kader waarbinnen de provinciale subsidieverlening zich moet afspelen en heeft betrekking op de procedures rond het aanvragen, verlenen, vaststellen en betaalbaar stellen van subsidies. Enkele bepalingen van titel 4.2 van de Awb verwijzen naar een wettelijk voorschrift waarin onderwerpen geregeld kunnen worden. Dat wettelijk voorschrift wordt dan gegeven door een provinciale bijzondere subsidieverordening, waarin criteria die betrekking hebben op de inhoud van beleid, de wijze van berekening van subsidies en dergelijke zijn opgenomen, en/of deze verordening. Dat heeft wel tot gevolg dat subsidie-bepalingen verspreid voorkomen: voor het aanvragen van een subsidie zal in ieder geval de Awb en deze verordening geraadpleegd moet worden, maar vaak ook nog de op een of meerdere beleidsvelden betrekking hebbende afzonderlijke bijzondere subsidieverordening.
Bij het vaststellen van de bepalingen van deze verordening is ernaar gestreefd een zo goed mogelijk evenwicht tot stand te brengen tussen enerzijds voldoende waarborgen voor de aanvrager van een subsidie wat betreft een zorgvuldige behandeling van zijn aanvraag en anderzijds het behoud van voldoende beleidsvrijheid voor het provinciebestuur bij de verdeling van subsidiegelden en de financiële beheersbaarheid van subsidies.
Het voldoen aan de bepalingen van de Algemene subsidieverordening alleen geeft geen recht op subsidie; vanzelfsprekend moeten provinciale staten gelden op de begroting beschikbaar hebben gesteld, maar ook zal in de meeste gevallen moeten zijn voldaan aan inhoudelijke criteria van de afzonderlijke bijzondere subsidieverordening die op de aanvraag van toepassing is. Voor budgetsubsidies geldt dit laatste niet, omdat er in die gevallen geen sprake is van een toepasselijke bijzondere subsidieverordening.
Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen
Gedeputeerde staten kunnen voorschriften en bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening of een bijzondere subsidieverordening buiten toepassing laten, indien er sprake is van medesubsidiëring en de betreffende voorschriften of bepalingen in strijd zijn of komen met de door medesubsidiënten gestelde voorwaarden, bepalingen, voorschriften dan wel beperkingen.
Hoofdstuk 2. De subsidieverlening
Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die zich uitsluitend of mede de behartiging van door het provinciebestuur erkende belangen ten doel stelt.
Een subsidie kan worden verleend onder het voorbehoud dat een verleende subsidie op een lager bedrag kan worden vastgesteld indien een door het rijk in het vooruitzicht gestelde subsidie of andere geldelijke bijdrage, op de ontvangst waarvan de verlening mede is gebaseerd, niet of niet geheel zal worden ontvangen.
Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag binnen dertien weken nadat de gegevens als bedoeld in artikel 7 zijn ingediend, tenzij:
voor de subsidieverlening op grond van artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een aanmeldingsplicht bij de Europese Commissie bestaat; de beslistermijn wordt in dat geval verlengd tot vier weken na de dag waarop de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend.
Hoofdstuk 3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
De subsidie-ontvanger doet tijdig opgave van wijziging van gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.
Hoofdstuk 5. Betaling en terugvordering
De op grond van artikel 4:54 van de wet verleende voorschotten bedragen in totaal niet meer dan 90% van de verleende subsidie, tenzij provinciale staten in een bijzondere subsidieverordening anders hebben bepaald.
Hoofdstuk 6. Aanvullende bepalingen over per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Onder voorziening wordt verstaan: een reservering voor te verwachten grote uitgaven die in enig jaar onvermijdelijk moeten worden gedaan en waarvan de hoogte en het tijdstip nog niet precies te bepalen zijn.
Onder subsidie-egalisatiereserve wordt verstaan: dat deel van het eigen vermogen van de subsidie-ontvanger, niet zijnde een voorziening, dat is opgebouwd met provinciale subsidie en daarmee samenhangende inkomsten.
Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op door het provinciebestuur per boekjaar verstrekte subsidies.
Gedeputeerde staten kunnen bij een subsidieverlening, niet zijnde een budgetsubsidie, besluiten dat de subsidie-ontvanger schriftelijk toestemming van gedeputeerde staten nodig heeft voor een wijziging in de subsidiabel gestelde personeelsformatie.
De subsidie-ontvanger behoeft toestemming van gedeputeerde staten voor het vormen van een voorziening als bedoeld in artikel 22.
Naast de in artikel 7 vereiste documenten gaat een aanvraag om een budgetsubsidie vergezeld van een offerte budgetafspraken voor het subsidietijdvak waarop de aangevraagde subsidie betrekking heeft.
Per 31 december van enig subsidietijdvak mag de stand van de subsidie-egalisatiereserve niet meer bedragen dan tien procent van de in het betreffende tijdvak verleende subsidie en de daarmee samenhangende inkomsten, met dien verstande dat, indien de verleende subsidie en de daarmee samenhangende inkomsten minder bedragen dan € 113.000,00, de subsidie-egalisatiereserve € 11.300,00 mag bedragen.
Indien ten aanzien van een budgetsubsidie-ontvanger het bepaalde in artikel 18 zich voordoet, dan kunnen de daarmee gemoeide bedragen worden gecorrigeerd op het aan de subsidie-egalisatiereserve toe te voegen of te onttrekken exploitatieresultaat.
Hoofdstuk 7. Overgangs en slotbepalingen
De Algemene subsidieverordening Overijssel, vastgesteld bij besluit van provinciale staten van 20 juni 1984, nr. 14, en laatstelijk gewijzigd bij besluit van provinciale staten van 23 december 1993, nr. 39, blijven van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening verleend zijn.
[Toelichting: Waar in deze verordening het provinciebestuur wordt genoemd, zal dat in de praktijk voor de subsidie-aanvrager en -ontvanger meestal gedeputeerde staten zijn, omdat zij op grond van de Provinciewet belast zijn met de uitvoering van deze verordening.
De afbakening tussen subsidies en andere financiële bijdragen is niet altijd eenvoudig vast te stellen. Van belang is vooral of de activiteiten van de aanvrager voldoende bepaalbaar zijn en dat het niet gaat om een betaling voor geleverde goederen, diensten of andere reële economische tegenprestaties. Zo vallen onder subsidies bijvoorbeeld wel giften, geldleningen onder 'zachte' voorwaarden en garantstellingen, maar geen verstrekkingen in natura en overheidsdeelnemingen in een aandelenkapitaal van een onderneming.]
[Toelichting: Het eerste lid is uitputtend: of een projectsubsidie of een normsubsidie. Een projectsubsidie volgt het proces van aanvraag, verlening, bevoorschotting en vaststelling. Voor een normsubsidie geldt een veel kortere procedure: er is alleen sprake van een vaststelling van de subsidie met gelijktijdige betaalbaarstelling. Bij een normsubsidie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een beperkte subsidie welke wordt verleend als stimulans of blijk van waardering voor te verrichten activiteiten.
De meest voorkomende vormen waarin een incidentele of een structurele subsidie wordt verstrekt zijn een budgetsubsidie, een bijdrage in het exploitatietekort, een bedrag per gerealiseerde activiteit of een vast bedrag. Vanuit een oogpunt van samenhang in het subsidiebeleid wordt beoogd dat bij de beschikking tot subsidieverlening zo mogelijk een keuze uit die vier vormen wordt gemaakt.
Kenmerkend van een budgetsubsidie is dat naast de subsidieverlening er ter uitvoering daarvan ook nog een subsidie-overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb wordt gesloten. Met betrekking tot een budgetsubsidie zijn in hoofdstuk 6 van deze verordening aanvullende bepalingen opgenomen, omdat er voor gekozen is budgetsubsidies niet onder een bijzondere subsidieverordening te laten vallen. Voor budgetsubsidies geldt dat de provinciale begroting jaarlijks de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.]
[Toelichting: Het is niet altijd mogelijk om alle bepalingen van deze verordening van toepassing te laten zijn op alle subsidies. Voor gemeentebesturen geldt bijvoorbeeld dat zij niet op één lijn te stellen zijn met een particuliere rechtspersoon als een stichting of vereniging. Voor contributies, lidmaatschappen en donaties, die alle drie ook onder het subsidiebegrip van artikel 4:21 Awb kunnen vallen, is in de praktijk meestal geen sprake van een aanvraag: het initiatief hiertoe gaat van het provinciebestuur uit. Ook de vaststelling van die subsidies vindt niet afzonderlijk plaats maar gelijk met de verlening. Dit artikel biedt de mogelijkheid om daar flexibel en in maatwerk mee om te gaan.]
[Toelichting: Met dit artikel is beoogd de provinciale subsidieregelgeving samenhang en een zekere mate van uniformiteit te geven. De in het eerste lid genoemde onderdelen zijn wettelijk verplicht in een bijzondere subsidieverordening, die van het tweede lid moeten worden opgenomen indien het provinciebestuur daar gebruik van wil maken.
Met het derde en vierde lid wordt beoogd meer uniformiteit aan te brengen in de procedures met betrekking tot de aanvraagtermijnen en de bevoorschotting van subsidies. Hoofdregel is het in het derde en vierde lid bepaalde.
Omdat in sommige gevallen een afwijkende regeling sterk de voorkeur kan verdienen, is in het vijfde lid de mogelijkheid opgenomen of die afwijkende procedurele bepalingen in een bijzondere subsidieverordening op te nemen. Een afwijking wordt in die bijzondere subsidieverordening dan wel uitdrukkelijk vermeld.
Het subsidietijdvak als genoemd in onderdeel a van het derde lid zal in de praktijk vaak samenvallen met een kalenderjaar.]
[Toelichting: Wanneer naast het provinciebestuur ook andere overheden of derden subsidiëren, kan een subsidie-ontvanger te maken krijgen met niet op elkaar afgestemde subsidievoorschriften. Elke subsidiënt heeft immers vaak zijn eigen specifieke voorschriften. Wanneer bepalingen van deze verordening ertoe zouden leiden dat een door het provinciebestuur gesubsidieerde activiteit daardoor niet of niet volledig kan worden uitgevoerd, dan kunnen gedeputeerde staten die ongewenste situatie zoveel mogelijk voorkomen door in maatwerk een of meerdere bepalingen van deze verordening of een bijzondere subsidieverordening buiten toepassing te laten.]
[Toelichting: Hoewel de begrippen 'activiteitenplan' en 'begroting' in afdeling 4.2.8 Awb staan welke gaat over per boekjaar verstrekte subsidies, zijn die onderdelen ook goed hanteerbaar voor incidentele subsidies. Het zal afhangen van de hoogte van de gevraagde subsidie en, in voorkomende gevallen, de betreffende bijzondere subsidieverordening welke mate van gedetailleerdheid zo'n activiteitenplan en begroting zal moeten hebben. Ingeval van bijvoorbeeld normsubsidies en subsidies van beperkte omvang zullen het activiteitenplan en de begroting globaal van aard kunnen zijn.
Vaak zijn de in dit artikel genoemde documenten voldoende om de aanvraag te kunnen beoordelen; het kan echter ook voorkomen dat in een bijzondere subsidieverordening ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag aanvullende documenten worden gevraagd.]
[Toelichting: Op 1 januari 2003 treedt de Wet op het BTW-compensatiefonds in werking, waardoor voor de provincie de mogelijkheid ontstaat om in rekening gebrachte BTW voor een groot deel te compenseren. In relatie daarmee wordt op het provinciefonds gekort. De bedoeling is dat deze korting door de ontvangsten uit het BTW-compensatiefonds gecompenseerd worden. De vraag of overheden taken in eigen beheer uitvoeren of dit uitbesteden wordt dan niet meer beïnvloed door de kosten van BTW. Ook sommige organisaties die van de provincie subsidie ontvangen kunnen een beroep doen op het BTW-compensatiefonds, bijvoorbeeld gemeenten, maar ook andere, indien zij op gelijke voet als de overheid opereren. Momenteel worden de financiële gevolgen van de invoering voor de provincie Overijssel onderzocht. Het is uiteraard niet de bedoeling dat terugvorderbare bedragen ook nog eens gesubsidieerd worden. Om dat duidelijk te markeren is een nieuw ebepaling in de ASV opgenomen, waarin dat gedeelte niet-subsidiabel verklaard wordt. De bepaling is algemeen geredigeerd, zodat alle potentiële terugvorderbare BTW eronder valt. De reikwijdte van het BTW-compensatiefonds is namelijk nog niet exact te overzien. Met de bepaling wordt de verantwoordelijkheid voor het daadwerkelijk terugvorderen bij de gesubsidieerde gelegd. Er is geenszins sprake van een (verkapte) vermindering van subsidies. Ook thans is verrekenbare BTW niet subsidiabel. Om misverstand hierover in het licht van het BTW-compensatiefonds te vermijden, wordt het nu uitdrukkelijk vastgelegd.]
[Toelichting: De termijn van dertien weken geldt voor een aanvraag die voldoet aan de eisen van artikel 7 en, in voorkomende gevallen, de aanvullende eisen van de betreffende subsidieverordening. Voor een niet-volledige aanvraag geldt, tenzij een bijzondere wet dat uitsluit, artikel 4:5 Awb. Op grond van dat artikel kunnen gedeputeerde staten de subsidie-aanvrager een termijn geven waarbinnen hij zijn aanvraag alsnog kan aanvullen. Doet hij dat niet, dan kan de aanvraag na die termijn buiten behandeling worden gelaten. Worden de ontbrekende gegevens wel tijdig binnen de gestelde termijn ingezonden, dan volgt behandeling van de aanvraag volgens de normale procedure.
Artikel 87, lid 1 van het EG-verdrag verbiedt overheidsmaatregelen die de mededinging in Europa vervalsen. Ook steunmaatregelen van decentrale overheden vallen onder de werking van het verbod. Een van de vormen is het verlenen van financiële bijdragen d.m.v. subsidies, als deze betrekking hebben op economische activiteiten. Dit is niet beperkt tot primair commerciële ondernemingen. Ook stichtingen of andere organisaties zonder winstoogmerk kunnen onder de definitie vallen. De Europese commissie beoordeelt of een maatregel toelaatbaar is. Het is daarom noodzakelijk om in die gevallen waarin gedeputeerde staten van oordeel zijn dat een subsidie deze goedkeuring nodig heeft, vooraf een uitdrukkelijke beslissing van de commissie te verkrijgen, alvorens een subsidie wordt verleend. Om die reden wordt in artikel 10 een rechtsgrond gegeven om de subsidiebeslissing uit te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat na dertien weken (na ontvangst van een subsidieverzoek) hetzij een subsidieafwijzing moet plaatsvinden (wegens het ontbreken van goedkeuring), dan wel de facto een weigering tot het nemen van een besluit ontstaat waartegen beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht openstaat. De aanvraag blijft nu in behandeling in afwachting van de beslissing van de Europese Commissie.]
[Toelichting: De maatregelen die door een subsidie-ontvanger moeten worden genomen op het gebied van verzekeringen hangen af van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, de omstandigheden van de subsidie-ontvanger en van de gangbare maatschappelijke opvattingen omtrent risico's die niet onverzekerd kunnen blijven. Ook denkbaar is dat sommige instellingen er voor willen kiezen een risico voor eigen rekening te nemen. Aan de hand van een ontheffing kan op dit punt maatwerk worden bereikt.]
[Toelichting: Het provinciebestuur heeft regels gesteld met betrekking tot een zorgvuldig aanbestedingsbeleid. Wanneer een subsidie-ontvanger aanmerkelijke aanbestedingen verricht met subsidie van het provinciebestuur, kunnen deze regels van overeenkomstige toepassing verklaard worden. Een algemene verplichting gaat in de praktijk te ver omdat deze tot te grote bestuurslasten zou leiden. Daarom is voor de mogelijkheid gekozen dat gedeputeerde staten deze verplichting op kunnen leggen. Via de provinciale organisatie gaan aanzienlijke geldstromen in de vorm van subsidies naar maatschappelijke instellingen, bedrijven en andere overheden. In veel gevallen profileert de gesubsidieerde in haar uitingen daarmee vooral zichzelf. Andere subsidiënten (de EU, ministerie van VROM, Rijkswaterstaat, de Dienst Landelijk Gebied, Staatsbosbeheer, om enkele voorbeelden te noemen) staan erop dat zij bij gesubsidieerde projecten als geldgever worden genoemd. Wij kunnen dat als provincie ook, maar een formeel-wettelijke grondslag ontbreekt daartoe. Daardoor worden kansen gemist voor het versterken van onze beeldvorming en het vergroten van naamsbekendheid van de provincie. Tot nu toe vermelden wij bij subsidies die zich daartoe lenen dat het op prijs wordt gesteld als de betrokkenheid van de provincie met naam en logo bij de activiteiten in beeld worden gebracht (bv. in programmaboekjes, aankondigingen, e.d.). Dit is dan een min of meer vrijblijvend verzoek. Het ontbreekt ons daarbij ook aan mogelijkheden om concreet aan te geven op welke wijze daaraan voldaan zou moeten worden. Wij zullen het promotiebeleid binnenkort in breder verband vorm geven. Het thans voorgestelde artikel biedt het handvat om dit bij subsidies tot uitvoering te brengen.]
[Toelichting: Bij deze vorm van vermogensvorming kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de waardevermeerdering van een onroerende zaak waarvan de afschrijvingskosten zijn gesubsidieerd door de provincie. Wanneer vervolgens de subsidie-ontvanger die onroerende zaak verkoopt en op die wijze een boekwinst behaalt, dan hebben gedeputeerde staten de mogelijkheid om een gedeelte of de gehele boekwinst terug te vorderen. Artikel 4:41 van de wet noemt overigens ook - limitatief - andere situaties. Doelstelling is steeds om deze boekwinst ten goede te laten komen aan de gemeenschapsmiddelen.]
[Toelichting: De termijn van zes maanden moet voor een subsidie-ontvanger voldoende zijn om zijn financiële verantwoording van de ontvangen subsidie, al of niet verplicht voorzien van een jaarrekening met accountantsverklaring, aan het provinciebestuur te overleggen. Indien die termijn wordt overschreden, kan de verleende subsidie op grond van artikel 4:44, vierde lid Awb ambtshalve worden vastgesteld. Wanneer de subsidie-ontvanger tijdig goede redenen heeft gemeld waardoor de termijn van zes maanden niet kan worden gehaald, ligt ambtshalve vaststelling niet voor de hand.
Voor een normsubsidie kan, gelet op de aard ervan, worden volstaan met een eenvoudig activiteiten- en financieel verslag waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden en wat de kosten daarvan zijn geweest.
Het derde lid maakt het mogelijk dat in bijzondere gevallen, met name wanneer er twijfels zijn gerezen over de juistheid van het ingediende financieel verslag, ook beneden de grens van € 25.000 aan begrote lasten toch een accountantsverklaring kan worden gevraagd. Er is in toenemende mate sprake van co-financiering van projecten, waardoor de provincie niet de enige subsidiegever is. In een aantal gevallen is co-financiering zelfs een voorwaarde voor subsidieverlening. Volgens de huidige bepaling van de ASV moet, wanneer de totale projectbegroting van een gesubsidieerde bv. € 100.000,-- bedraagt en de provincie daarvan 10% subsidieert (ofwel € 10.000,--), toch een accountantsverklaring worden overgelegd. De kosten hiervan staan echter dan niet in verhouding tot de hoogte van de provinciale subsidie. Voorgesteld wordt om in plaats van de begrote (project)kosten de hoogte van de provinciale subsidie als maatstaf te nemen voor het indienen van een accountantsverklaring.]
[Toelichting: Voor wat betreft de structurele subsidies is het toezicht geregeld in artikel 4:59 van de wet; het artikel in deze verordening maakt dat toezicht eveneens mogelijk op projectsubsidies.
Het toezicht heeft niet alleen betrekking op de subsidie-ontvanger. De toezichthouder kan op grond van de artikelen 5:16 en 5:17 in samenhang met artikel 5:20 van de wet ook van derden inlichtingen verlangen, indien dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor het toezicht. Gedacht kan ondermeer worden aan een situatie waarin de subsidie-ontvanger zijn administratie heeft ondergebracht bij een derde, bijv. een administratiekantoor. Maar het geldt ook voor de situatie waarin de subsidie-ontvanger zodanig nauwe financiële banden met een andere rechtspersoon heeft, bijvoorbeeld een steunstichting, dat zonder inzage in de administratie van die andere rechtspersoon geen adequaat inzicht in de naleving van de verplichtingen door de subsidie-ontvanger kan worden verkregen.]
[Toelichting: Uitgangspunt bij subsidiëring is dat niet meer subsidie wordt verleend dan noodzakelijk is. Daarbij past dat wanneer subsidie ongebruikt blijft of voor andere activiteiten is gebruikt dan verleend, dit deel van de subsidie terugvloeit naar de gemeenschapsmiddelen. Datzelfde geldt voor niet-begrote inkomsten van derden, die eveneens ertoe kunnen leiden dat per saldo minder subsidie nodig is dan vooraf verleend.
Deze artikelen maken het in de meeste gevallen mogelijk daarmee rekening te houden bij de vaststelling van de subsidie. Voor budgetsubsidies geldt de afwijkende regeling van artikel 30.]
[Toelichting: Uitgangspunt bij subsidiëring is dat niet meer subsidie wordt verleend dan noodzakelijk is. Daarbij past dat wanneer subsidie ongebruikt blijft of voor andere activiteiten is gebruikt dan verleend, dit deel van de subsidie terugvloeit naar de gemeenschapsmiddelen. Datzelfde geldt voor niet-begrote inkomsten van derden, die eveneens ertoe kunnen leiden dat per saldo minder subsidie nodig is dan vooraf verleend.
Deze artikelen maken het in de meeste gevallen mogelijk daarmee rekening te houden bij de vaststelling van de subsidie. Voor budgetsubsidies geldt de afwijkende regeling van artikel 30.]
[Toelichting: Het derde lid is vooral praktisch van aard: het voorkomt dat terug te betalen bedragen van de ene subsidie nog te betalen voorschotten op een andere subsidie aan dezelfde subsidie-ontvanger kruisen. Of verrekening plaats zal vinden zal ondermeer afhangen van de omvang van het terug te betalen bedrag en de aard van de subsidie-relatie.]
[Toelichting: Gelet op de definitie van het begrip 'subsidie-egalisatiereserve' vallen daar alle reserves van een subsidie-ontvanger onder, ongeacht de benaming die de subsidie-ontvanger aan een reserve heeft gegeven. Alleen voorzieningen in de zin van artikel 22 van deze verordening vallen buiten de subsidie-egalisatiereserve.]
[Toelichting: De toestemming vooraf is nodig opdat bepaald kan worden of en zo nodig welke financiële gevolgen die wijziging kan hebben voor de omvang van de verleende en mogelijk nog te verlenen subsidies. Onder een wijziging in de personeelsformatie vallen niet alleen uitbreiding of inkrimping van het aantal formatieplaatsen, maar ook een op grond van een CAO of wet niet-verplichte wijziging in de inschaling van functionarissen. Ook in die gevallen is een beoordeling van de financiële gevolgen voor de subsidieverlening van belang.
De rechtspersoon die een budgetsubsidie ontvangt heeft een volledige schuifmogelijkheid tussen personele en niet-personele kosten; om die reden hoeft in dergelijke gevallen geen toestemming vooraf te worden gevraagd.]
[Toelichting: Het subsidietijdvak is één jaar in verband met de jaarlijkse vaststelling van de begroting. Een budgetperiode bestaat uit één of meer subsidietijdvakken, zo mogelijk afgestemd op de 4-jarige zittingsduur van provinciale staten. Een budgetperiode heeft tot gevolg dat de jaarlijkse subsidies binnen die budgetperiode alleen aan de index als bedoeld in artikel 28 worden aangepast.
Alleen de in afdeling 4.2.6. van de wet genoemde redenen kunnen er nog toe leiden dat een budgetsubsidie binnen een budgetperiode wordt gewijzigd, ingetrokken of geweigerd, zoals bijvoorbeeld veranderde omstandigheden of beleidswijzigingen. In zo'n geval gelden de bepalingen omtrent wijziging en/of intrekking van subsidies, waaronder ook valt een redelijke termijn voor aanpassing aan de veranderde omvang van de budgetsubsidie. Artikel 28
De wijze waarop de indexering wordt berekend en toegepast wordt door gedeputeerde staten in beleidsregels voor verlening van de subsidie bekend gemaakt.]
[Toelichting: Naast de al in artikel 7 gevraagde activiteitenplan en begroting is in verband met de te sluiten uitvoerings-overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet ook een offerte van de subsidie-aanvrager nodig waarin is vermeld welke prestaties zullen worden verricht voor de aangevraagde subsidie.
Op grond van artikel 4:4 van de wet kunnen gedeputeerde staten terzake een aanvraagformulier voorschrijven. Zonodig kunnen gedeputeerde staten met toepassing van artikel 4:38 van de wet ook nog andere documenten vragen die voor een goede beoordeling van de aanvraag van belang zijn, bijvoorbeeld een meerjarenbeleidsplan.
In de beschikking tot subsidieverlening geven gedeputeerde staten aan of de aanvraag wordt gehonoreerd en daarmee de eerder genoemde uitvoeringsovereenkomst ter uitvoering van de subsidie als bedoeld in artikel 4:36 van de wet wordt gesloten.]
[Toelichting: Gelet op artikel 4:72, tweede lid van de wet komt het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de subsidie-egalisatiereserve. Tot de werkelijke kosten worden niet gerekend niet-toegestane reserveringen en dotaties aan voorzieningen.
Bij de vaststelling van de subsidie-egalisatiereserve worden, naast de subsidie-inkomsten, ook alle inkomsten betrokken die mede ten doel hebben bij te dragen aan het realiseren van de budgetafspraken met het provinciebestuur. Te denken valt ondermeer aan eigen bijdragen van afnemers van produkten, incidentele en structurele subsidies van derden en sponsorbijdragen. Inkomsten van derden ten behoeve van niet-gesubsidieerde activiteiten worden buiten beschouwing gelaten.
Op grond van de artikelen 26 en 30 kunnen de volgende voorzieningen en reserves ontstaan. Reserves en voorzieningen die gevoed worden uit de subsidie en daarmee samenhangende inkomsten kunnen zijn een door gedeputeerde toegestane voorziening als bedoeld in artikel 26, een subsidie-egalisatiereserve en/of een in bijzondere gevallen door gedeputeerde toegestane andere reserve. Daarnaast zijn reserves en voorzieningen mogelijk die niet gevoed worden uit subsidie en daarmee samenhangende inkomsten. Voor een toelichting op het gevoerde beleid wordt verwezen naar de beleidsregels budgetsubsidiëring.]
[Toelichting: Uitgangspunt is dat de bevoorschotting in het algemeen het te verwachten uitgavenpatroon van de subsidie-ontvanger volgt. Vanwege de omvang van de personeelsuitgaven in een budgetsubsidie is gekozen voor de in het tweede lid genoemde betalingsritme. Wil een subsidie-ontvanger een ander betalingsritme, dan zal zij zelf gedeputeerde staten daarom moeten vragen.]
[Toelichting: Met deze bepaling wordt beoogd een vlotte en soepele overgang te realiseren en de grens te koppelen aan het kalenderjaar, wat voor de meeste subsidie-aanvragers ook het tijdvak is waarvoor zij een subsidie vragen.
De bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Overijssel, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven van toepassing op de op dat moment reeds verleende subsidies.]