Overheidsorganisatie | Provincie Overijssel |
---|---|
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2007 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2007 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | |
Eigen onderwerp |
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2007 | 06-02-2007 | Hoofdstuk 7 |
| - | |
10-01-2007 | 07-02-2007 | Hoofdstuk 7 | 19-12-2006 Provinciaal Blad nr. 2007-1 | - | |
20-12-2006 | 10-01-2007 | Hoofdstuk 3, 6, 7, 8 en 9 | 11-12-2006 Provinciaal Blad nr. 2006-127 | - | |
15-11-2006 | 20-12-2006 | nieuwe regeling | 31-10-2006 Provinciaal Blad nr. 2006-120 | - |
[Toelichting: Er wordt slechts subsidie verleend voor de kosten van activiteiten die passen binnen het uitvoeringsprogramma. In het uitvoeringsprogramma staan de activiteiten die voor subsidiëring in aanmerking komen opgenomen. ]
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor de kosten van activiteiten die passen binnen de beleidsnota Sociale Actie 2005-2008 en de begroting 2007.
[Toelichting: Dit artikel geeft aan welke kosten niet subsidiabel zijn en dus niet in de begroting mogen worden opgenomen. Wanneer dit wel het geval is dan worden ze als niet subsidiabel beschouwd en wordt er geen subsidie voor verleend. ]
In aanvulling op artikel 1.5 Zijn de kosten van dat deel van de activiteit dat al heeft plaatsgevonden op het moment van de subsidieaanvraag niet subsidiabel.
[Toelichting: Aanvragen dienen voor de start van het project ingediend te zijn. Indien de aanvrager besluit eerder te starten met het project zonder het afwachten van de subsidiebeschikking, dan is dat geheel op eigen (financiële) risico van de aanvrager. Het aanvragen van subsidie betekent niet automatisch dat de aanvrager de subsidie krijgt, maar dat de subsidie ook geweigerd kan worden. Indien men geen (financiële) risico wil lopen zullen aanvragers moeten wachten met het starten van het project totdat ze een beschikking tot subsidieverlening hebben ontvangen. Geadviseerd wordt om een subsidieaanvraag tijdig in te dienen, de behandeltijd van een volledig ingediende aanvraag beslaat maximaal 13 weken. ]
a. In afwijking van artikel 1.13 kan een aanvraag om prestatiesubsidie worden ingediend vanaf 1 oktober 2006 en vervolgens gedurende het hele kalenderjaar 2007, tenzij elders anders is bepaald.
b. In afwijking van artikel 1.13 wordt de aanvraag om prestatiesubsidie voor de start van het project ingediend, tenzij elders anders is bepaald.
In afwijking van artikel 1.16 beslissen Gedeputeerde Staten in het geval dat advies moet worden gevraagd op een aanvraag binnen dertien weken nadat het advies is ontvangen.
[Toelichting: Om tot een tijdige start van de uit te voeren activiteiten te komen is in dit artikel geregeld dat binnen 6 maanden na de datum van de beschikking tot verlening van de subsidie de gesubsidieerde activiteiten inderdaad moeten zijn gestart. In de Awb is geregeld dat de subsidieontvanger elke vertraging hierin onmiddellijk bij de provincie moet melden. ]
Activiteiten moeten starten binnen zes maanden nadat de subsidie is verleend, tenzij elders anders is bepaald.
[Toelichting: Dit artikel geldt in aanvulling op de algemeen geldende regels voor per boekjaar verstrekte prestatiesubsidie zijn onder meer ook te vinden in hoofdstuk 1 van het Uitvoeringsbesluit Overijssel 2005. ]
1. Gedeputeerde Staten kunnen een organisatie voor het boekjaar 2007 een prestatiesubsidie verlenen voor activiteiten die bijdragen aan het behalen van de in Sociale Actie en in de begroting geformuleerde provinciale doelen.
2. In afwijking van artikel 4:60 Awb kunnen subsidieaanvragen voor het boekjaar 2007 uiterlijk 1 oktober 2006 worden ingediend.
In afwijking van artikel 4:60 Awb kunnen subsidieaanvragen voor het boekjaar 2007 uiterlijk 1 oktober 2006 worden ingediend.
Jonge makers: dit zijn kunstenaars die niet langer dan 5 jaar geleden zijn afgestudeerd aan een hogeschool voor de kunsten. Degenen die niet zijn afgestudeerd aan een hogeschool voor de kunsten hebben een aantoonbaar vergelijkbare kwaliteit en zijn niet ouder dan 35 jaar.
Amateurkunstenaars: kunstenaars die hun kunst beoefenen zonder daarmee primair in hun levensonderhoud te willen voorzien.
Artistieke kwaliteit: de artistiek-inhoudelijke waarde van een culturele activiteit gevormd door vakmanschap, authenticiteit, zeggingskracht, verbeelding, ideeënrijkom, overtuigingskracht, professionaliteit en ethetiek.
Ruimtelijke ontwikkelingsplannen: nieuwe of andere invulling van ruimte binnen een gemeente (voorbeelden: nieuwe woonwijk, winkelcentrum, bedrijventerrein, park).
Het project of de activiteiten dienen bij te dragen aan de volgende doelstelling(en):
1. Versterken van de beoefening van de amateurkunsten door:
• kwaliteitsverbetering danwel professionalisering binnen de amateurkunsten (artikel 7.10, eerste lid, sub a);
• vergroten publieksbereik van de amateurkunsten (artikel 7.10, eerste lid, sub b);
• verhoging van de samenhang en de spreiding van de amateurkunst en semiprofessionele kunst in alle cultuursectoren buiten de grote steden in Overijssel (artikel 7.10, eerste lid, sub b).
2. Vernieuwing in de cultuur in Overijssel stimuleren (artikel 7.10, eerste lid, sub c).
3. Bevorderen van de integratie van beeldende kunst in de ruimtelijke ontwikkelingsplannen van gemeenten (niet zijnde de 5 grote steden) in Overijssel (artikel 7.11, eerste lid, sub d).
[Toelichting: Dit artikel noemt alle vereisten waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen. ]
1. Subsidieaanvragen voor culturele ontwikkeling moeten in aanvulling op artikel 7.1 voldoen aan de volgende criteria:
amateurkunst: samenwerking met professionele instellingen:
• er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit;
• er is sprake van samenwerking tussen amateurkunstinstelling(en) en professionele instelling(en);
• er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering en/of een eigen bijdrage;
• de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon.
amateurkunst: vitaal platteland:
• er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit;
• in het project of de activiteit werken verschillende disciplines samen;
• het project of de activiteit wordt op minimaal twee locaties voor publiek uitgevoerd en/of gedurende meerdere dagen;
• er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering en/of een eigen bijdrage;
• de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon;
jonge makers:
• er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit;
• er is sprake van samenwerking met afnemers en/of met een bestaande culturele instelling (voor productie en afzet);
• de aanvrager is een jonge maker;
• de provinciale bijdrage is ten hoogste 50% van de begrote kosten met een maximum van € 15.000,--;
beeldende kunst:
• de aanvraag komt van een Overijsselse gemeente, met uitzondering van de 5 grote Overijsselse gemeenten (Almelo, Deventer, Enschede, Hengelo, Zwolle);
• de aanvraag richt zich op het van de start af aan integreren van beeldende kunst in een gemeentelijk ruimtelijke ontwikkelingsplan;
• de gemeente maakt hierbij gebruik van de deskundigheid die aanwezig is bij steuninstellingen in de provincie;
• er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering en/of een eigen bijdrage;
• de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon.
2. In aanvulling op het eerste lid moet de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd plaatsvinden in de provincie Overijssel.
[Toelichting: Alleen kosten die betrekking hebben op daadwerkelijk verrichte uitgaven (betalingen) kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Van de in de financiële verantwoording/afrekening opgenomen uitgaven dient te worden vastgesteld, dat dit door de subsidieontvanger uitgevoerde betalingen zijn, die blijken uit facturen, bankafschriften, kwitanties en overige betalingsbewijzen of uit boekhoudbescheiden met vergelijkbare bewijskracht. Zelfwerkzaamheid en bijdragen in natura zijn daarom niet subsidiabele kosten, omdat dit geen werkelijk gedane uitgaven c.q. ontvangsten zijn. ]
Alleen kosten die betrekking hebben op daadwerkelijk verrichte uitgaven (betalingen) zijn subsidiabel.
[Toelichting: In dit artikel is de adviescommissie cultuur opgenomen. Gedeputeerde Staten kunnen adviezen over subsidieaanvragen culturele ontwikkeling inwinnen bij de adviescommissie cultuur. ]
1. Over de artistiek-kwalitatieve aspecten van subsidieaanvragen culturele ontwikkeling kunnen Gedeputeerde Staten het advies inwinnen van een commissie van deskundigen.
2. De leden van de in het vorige lid genoemde commissie worden benoemd door Gedeputeerde Staten.
3. Deze commissie van deskundigen brengt binnen zes weken na ontvangst van het verzoek advies uit.
4. De vergaderingen van deze commissie van deskundigen zijn niet openbaar.
5. In afwijking van het eerste lid wordt geen advies ingewonnen bij de commissie van deskundigen:
voor subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, sub d;
voor subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7.10, waarbij de gevraagde subsidie minder dan € 10.000,-- bedraagt.
[Toelichting: De provincie wil activiteiten ondersteunen die op een bijzondere manier een breed of nieuw publiek bereiken. Van een nieuw publiek is sprake als het beoogde publiek nog niet of nauwelijks bekend is met de cultuuruitingen die worden aangeboden. Een breed publiek is een divers samengesteld publiek, waaronder zich ook nieuw publiek bevindt. Een breed publiek is dus méér dan een goot publiek. Het is belangrijk dat de aanvrager goed weet welke publieksgroepen hij/zij wil bereiken en welk deel daarvan nieuwe publiek is. De manier waarop het publiek wordt getrokken, moet ongebruikelijk en verrassend zijn en nieuwe inzichten opleveren over de relatie tussen cultuur en (potentieel) publiek. ]
Het project of de activiteiten moet bijdragen aan één van de volgende doelstelling(en):
1. meer Overijsselaars nemen kennis van cultuur van goede kwaliteit en hebben de intentie om meer aan kunst en cultuur deel te nemen;
2. culturele instellingen werken doelgroepgericht;
3. de culturele projecten die worden gesubsidieerd vanuit cultuurbereik worden verankerd in het beleid van de instelling;
4. culturele instellingen professionaliseren en de projecten worden sterker;
5. onderwijsinstellingen hebben nagedacht over hoe ze hun leerlingen kennis willen laten maken met kunst en cultuur van goede kwaliteit en dit in hun leerplan verwoord;
6. leerlingen komen tijdens hun gehele schoolloopbaan meer in contact met kunst en cultuur van goede kwaliteit;
7. gemeenten zijn meer verantwoordelijk voor het cultuurbereik en cultuurbeleid binnen hun grenzen.
1. Rechtspersonen kunnen een subsidie Cultuurbereik aanvragen. Een subsidieaanvraag wordt in aanvulling op artikel 7.1 beoordeeld op basis van de mate waarin
voldaan wordt aan de volgende criteria:
er is sprake van een bijzonder manier waarop een breed of nieuw publiek wordt bereikt;
de methode van publieksbereik wordt beschreven;
er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit.
2. Een subsidieaanvraag voor de steden Enschede, Hengelo en Zwolle moet in aanvulling op het eerste lid tevens voldoen aan de volgende criteria:
er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering door de betrokken gemeente;
de provinciale subsidie is nooit hoger dan de bijdrage van de gemeente;
De opzet/methodiek van de projecten is overdraagbaar naar accommodaties/initiatieven buiten de drie steden. De overdracht moet al in de projectaanvraag worden gegarandeerd óf de projecten vinden ook buiten de betreffende stad plaats.
3. Bij meerjarige subsidies voor bewezen projecten toetsen Gedeputeerde Staten de betreffende subsidieaanvraag, naast de in het eerste en tweede lid genoemde criteria, ook aan de mate waarin het project gedurende de looptijd geïntegreerd wordt in de werkwijze van de instelling.
4. In aanvulling op het bepaalde in het eerste tot en met derde lid moet de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd plaatsvinden in de provincie Overijssel.
5. De gevraagde subsidie bedraagt minimaal € 10.000,--.
[Toelichting: In dit artikel is de adviescommissie cultuur opgenomen. Gedeputeerde Staten kunnen adviezen over subsidieaanvragen cultuurbereik inwinnen bij de adviescommissie cultuur. ]
1. Over de artistiek-kwalitatieve en publieksbereikaspecten van subsidieaanvragen Cultuurbereik kunnen Gedeputeerde Staten het advies inwinnen van een commissie van deskundigen.
2. De leden van de in het vorige lid genoemde commissie worden benoemd door Gedeputeerde Staten.
3. Deze commissie van deskundigen brengt binnen zes weken na ontvangst van het verzoek advies uit.
4. De vergaderingen van deze commissie van deskundigen zijn niet openbaar.
5. In afwijking van het eerste lid wordt geen advies ingewonnen bij de commissie van deskundigen voor subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7.14, derde lid.
a. Onder kunst- en erfgoededucatie wordt verstaan:
• het aanleren van vaardigheden om kennis te kunnen nemen van en waardering te ontwikkelen voor kunst en erfgoed;
• het actief deelnemen aan cultuur;
• het ontwikkelen van talent.
b. Kunsteducatie: alle vormen van educatie waarbij kunst als doel of als middel worden gebruikt.
c. Erfgoededucatie: onderwijs dat erfgoed in de directe omgeving als onderwerp heeft.
Het project of de activiteiten moet bijdragen aan een ruimer en meer evenwichtig aanbod in kunst- en erfgoededucatie, voor de leerlingen van het primaire en voortgezette onderwijs in de provincie.
1. Rechtspersonen kunnen een subsidie kunsteducatie aanvragen. Een subsidieaanvraag wordt in aanvulling op artikel 7.1 beoordeeld op basis van de mate waarin voldaan wordt aan de volgende criteria:
de aanvraag is gedaan door een culturele instelling en een school;
er is sprake van voldoende inhoudelijke en artistieke kwaliteit;
na afloop van de subsidieperiode dient het project opgenomen te zijn in het reguliere programma van de school en/of culturele instelling;
de resultaten zijn aantoonbaar overdraagbaar.
2. Rechtspersonen kunnen een subsidie kunsterfgoededucatie aanvragen. Een subsidieaanvraag wordt in aanvulling op artikel 7.1 beoordeeld op basis van de mate waarin voldaan wordt aan de volgende criteria:
de aanvraag is gedaan door een erfgoedinstelling en een school;
het project maakt gebruik van het erfgoed in de eigen omgeving;
er is in het format sprake van voldoende inhoudelijke en didactische kwaliteit;
na afloop van de subsidieperiode dient het project opgenomen te zijn in het reguliere programma van de school en/of culturele instelling;
het format is aantoonbaar overdraagbaar.
1. De subsidie als bedoeld in artikel 7.18, eerste lid, bedraagt maximaal 75% bij aanvragen met een totaalbegroting die kleiner of gelijk is dan € 10.000,--.
2. De subsidie als bedoeld in artikel 7.18, tweede lid, bedraagt maximaal 50% bij aanvragen met een totaalbegroting die groter is dan € 10.000,--.
a. Herstelwerkzaamheden van gevels, (rieten) daken en cultuurhistorische elementen aan historische gebouwen en erven van bijvoorbeeld onderhoud aan (rieten) daken, herstel voegwerk (knipvoeg, snijvoeg, platvol), inboetwerk (vervangend metselwerk invoegen in bestaand), herstel gepleitserde plint, herstel kozijnankers, herstel/vervanging luiken/kozijnen/ deuren, herstel oorspronkelijke kozijnindeling, herstel/vervanging houten gevelbeschieting, herstel/vervanging dakkapel, herstel/vervanging goot/gootomtimmering/windveren, herstel cultuurhistorische elementen op een erf, zoals stookhok/bakhuis/hooiberg.
b. Integraal project: in het project dienen niet alleen de bebouwde elementen maar ook de landschappelijke elementen te worden meegenomen meegenomen (bijvoorbeeld erfinrichting);
c. Vooronderzoek: bureauonderzoek, het maken van proefsleuven en het doen van grondboringen.
[Toelichting: Doel van de provincie met dit beleid is om de karakteristieke identiteit van een gebied te herstellen of te behouden. Eigenaren van cultuurhistorische gebouwen dienen zich te wenden tot de rechtspersonen die de zich ten doel stellen om landschappelijke en cultuurhistorische waarden te behartigen. Deze rechtspersonen worden via de provinciale website bekendgemaakt. Deze rechtspersoon dient een integrale projectaanvraag bij de provincie in te dienen, waar de projecten van de eigenaren onderdeel van zijn. Gedeputeerde Staten streven naar grotere en robuuste projecten. Daarom kunnen eigenaren zich niet meer direct wenden tot de provincie Overijssel. ]
1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor de kosten van herstel van gevels, (rieten) daken en cultuurhistorische elementen aan historische gebouwen:
de subsidie wordt beschikbaar gesteld voor de bebouwde elementen die deel uitmaken van het integrale project;
de subsidie dient aangevraagd te worden door de trekker van het integrale project;
de werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het behoud van objecten;
de objecten zijn meer dan 50 jaar oud en moeten bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied. E.e.a. ter beoordeling van een deskundig adviseur;
er is in voldoende mate sprake van advisering door een deskundige organisatie;
de subsidie wordt alleen verstrekt wanneer het onderdeel bebouwde elementen uit het integrale project minimaal 20% betreft van de totaal aanwezige bebouwde elementen in het betreffende gebied.
2. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van uit te voeren werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid.
3. De voorbereidende werkzaamheden dienen door professionals met relevante expertise op gebied van monumentenzorg, landschaphistorie en cultuurhistorie uitgevoerd te worden.
4. Rechtspersonen kunnen subsidie aanvragen als bijdrage in de kosten voor archeologisch vooronderzoek op locatie, indien dit wordt uitgevoerd door een erkende instantie.
1. De subsidie als bedoeld in artikel 7.21, eerste lid bedraagt ten hoogste 20% van de totale kosten ten behoeve van de bebouwde elementen die deel uitmaken van het integrale project met een maximum van € 45.000,--. 14
2. De subsidie als bedoeld in artikel 7.21, tweede lid bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de verleende subsidie.
3. De subsidie als bedoeld in artikel 7.21, derde lid, bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,-- per projectplan.
Een subsidieaanvraag wordt, indien nodig, voor advies voorgelegd aan de Monumentencommissie Het Oversticht, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt.
[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen met inachtneming van deze regeling een incidentele subsidie verlenen in de kosten van naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sober en doelmatig uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden aan molens. ]
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor de kosten van onderhoudswerkzaamheden in het jaar 2006 aan molens die uit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijn.
De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 100,-- en een maximum van € 1.000,-- per aanvraag.
[Toelichting: Uit een oogpunt van vereenvoudiging voor de aanvrager en efficiency voor de provincie blijft verlening van de subsidie achterwege. Gedeputeerde Staten beslissen na afloop van de onderhoudswerkzaamheden over de vaststelling van de subsidie. De subsidie wordt op basis van aantoonbaar gemaakte kosten in één keer verleend en vastgesteld. ]
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 1, paragraaf 3, gaat aan de beslissing op een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.24 niet een besluit tot subsidieverlening vooraf.
In afwijking van artikel 1.18 wordt een subsidieaanvraag ingediend bij Het Oversticht, nadat de onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd, maar uiterlijk voor 1 april 2007.
a. Informele zorg: zorg die onbetaald en niet beroepshalve wordt verricht: te onderscheiden in gebruikelijke zorg, mantelzorg, zelfhulp en vrijwillige zorg.
b. Mantelzorg: zorg, die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan mensen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen in hun familie, huishouden of sociale netwerk; het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.
c. Maatschappelijke opvang: opvang die gericht is op het bieden van tijdelijke huisvesting, zorgverlening, hulpverlening en begeleiding aan dak- en thuislozen. Centrumgemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het organiseren van deze opvang.
d. Centrumgemeente: één van de volgende Overijsselse gemeenten Almelo, Deventer, Enschede, en Zwolle. (Dit zijn de gemeenten die op grond van artikel 10a van de Welzijnswet van het Rijk een specifieke opdracht ontvangen ten behoeve van activiteiten op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid).
e. ICT-voorzieningen: elektronische voorzieningen die informatie en communicatie bevorderen (bijvoorbeeld kringsysteem).
f. Zorgpost-plus: een of meer Overijsselse huisartsenpraktijken, gekoppeld aan een andere zorgvoorziening (tandarts, apotheek, verloskundige, thuiszorg, fysiotherapie, polikliniek, zorgloket, enz.) of aan een andere welzijnsvoorziening (zoals bijvoorbeeld een ontmoetingsruimte, peuteropvang, enz.).
g. Woonzorgzone: een woonzorgzone is een (deel van een) wijk of dorp waarin optimale condities zijn geschapen voor wonen met zorg en welzijn, tot en met niet-planbare 24-uurs zorg.
h. Zorgwoning: een woning in de sociale huursector die specifiek bedoeld is voor en individueel geïndiceerd/toegewezen wordt aan personen uit de volgende doelgroepen: ouderen (55+) met een zorgbehoefte, personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, personen met geestelijke gezondheidsproblematiek. Een zorgwoning is minimaal rolstoeltoegankelijk.
i. Domotica: de integratie van ICT-technologie en diensten binnen de woning, met het doel betere kwaliteit van wonen van de bewoner te bevorderen door middel van meer en betere veiligheid, alarmering, comfort, en dergelijke waardoor wordt bevorderd dat mensen langer zelfstandig thuis kunnen wonen.
j. Woonzorgcomplex: een woonzorgcomplex is een complex zelfstandige woningen met een bouwwijze die gericht is op beschut wonen, met een complexgewijs overeengekomen zorg- en servicearrangement. De woningen voldoen aan eisen van Woonkeur.
1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen aan rechtspersonen voor de bekostiging van activiteiten die bijdragen aan één van de volgende doelen:
verbetering van de sociale infrastructuur;
goede WMO-voorzieningen in de gemeenten in Overijssel;
langer zelfstandig wonen voor ouderen, mensen met een handicap en GGZ-cliënten;
goede participatie en zelfredzaamheid van kwetsbare groepen;
goede ketenvorming care en cure.
2. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor de kosten van planontwikkeling, procesbegeleiden en het realiseren van ruimtelijke voorzieningen of ICT-voorzieningen ten behoeve van de multidisciplinaire samenwerking (de Zorgpost-plus).
3. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen aan rechtspersonen voor de bekostiging van activiteiten die zich richten op:
de belangenbehartiging van mantelzorgers;
de realisatie van aanbod voor (jonge) mantelzorgers;
de vernieuwing van het aanbod van de informele zorg gelet op de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
4. Gedeputeerde staten kunnen subsidie verlenen aan gemeenten voor de bekostiging van activiteiten die zich richten op:
de totstandkoming van woonzorgzones met aandacht voor de onderdelen wonen, zorg en welzijn;
de totstandkoming, inrichting of verbreding van WMO-loketten.
5. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen aan gemeenten, woningbouwcorporaties, zorgaanbieders, organisaties (met rechtspersoonlijkheid) van zorgvragers of hun belangenbehartigers (bijvoorbeeld ouders) voor de bekostiging van uitsluitend domotica-aanpassingen in zorgwoningen in woonzorgcomplexen of woonzorgzones die een bijdrage leveren aan het vergroten van de zelfredzaamheid waardoor mensen met een zorgbehoefte zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen.
6. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen aan rechtspersonen voor het organiseren van symposia, (werk)conferenties, voorlichtingsbijeenkomsten, enz. zonder winstoogmerk gericht op activiteiten zoals benoemd in dit artikel.
1. Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 7.29, eerste tot en met vijfde lid, moeten in aanvulling op artikel 7.1 voldoen aan de volgende criteria:
er wordt een aantoonbare bijdrage geleverd aan het opheffen van knelpunten in de zorgsector in Overijssel;
er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering;
het project heeft een regionaal karakter, tenzij naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende aannemelijk is gemaakt dat de subsidieaanvraag een overdraagbaar project betreft met een voorbeeldfunctie voor andere gemeenten.
2. In aanvulling op de criteria genoemd in het eerste lid moeten aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 7.29, eerste tot en met vierde lid, tevens voldoen aan minimaal drie van de hieronder genoemde vijf criteria:
er wordt een bijdrage geleverd aan de vergroting van de vraaggerichtheid van het zorgaanbod in Overijssel;
de resultaten zijn overdraagbaar;
het initiatief is aantoonbaar positief beoordeeld door de betrokken Overijsselse (centrum)gemeente;
er zijn ten minste twee partijen uit de betreffende sector betrokken;
vernieuwende vormen van zorg.
3. Voor een aanvraag zoals bedoeld in artikel 7.29, vijfde lid, is het bepaalde in het eerste lid, sub c, niet van toepassing.
1. De in artikel 7.29, tweede lid, bedoelde subsidie bedraagt maximaal € 25.000,-- per project.
2. De in artikel 7.29, vierde lid, bedoelde subsidie bedraagt maximaal € 50.000,-- per gemeente.
3. De in artikel 7.29, vijfde lid, bedoelde subsidie bedraagt maximaal 50% van de totale kosten met een maximum van € 50.000,-- per domoticaproject.
4. De in artikel 7.29, zesde lid, bedoelde subsidie bedraagt maximaal € 1.000,-- per activiteit.
5. Gedeputeerde Staten verlenen geen subsidie voor activiteiten:
die behoren tot het reguliere zorgaanbod of takenpakket van premiegefinancierde instellingen en organisaties;
die behoren tot het reguliere zorgaanbod of takenpakket van door het Rijk, de provincie of de gemeente gesubsidieerde instellingen en organisaties.
Wij streven naar een provincie waarin iedereen meedoet. Wij willen de randvoorwaarden creëren waardoor het voor iedereen mogelijk is om te (blijven) participeren. Leerbaarheid en modern burgerschap staan daarbij centraal.
a. Leefbaarheid: de mate waarin de samenleving qua voorzieningen aansluit op de behoeften van de mensen die er in leven.
b. Vrijwillige inzet: vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving.
1. Rechtspersonen kunnen subsidie aanvragen voor het bekostigen van activiteiten op het gebied van:
activiteiten die bijdragen aan het versterken van leefbaarheid in wijk en dorp, door: 20
• initiatieven die zich, anders dan door bouwactiviteiten, richten op het behoud van voorzieningen en diensten;
• initiatieven die bijdragen aan meer ontmoeting van jong en/of oud;
• initiatieven gericht op participatie en sociale cohesie binnen wijken, kernen en buurten;
• initiatieven gericht op het bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid van inwoners bij het verbeteren van het woon- en leefklimaat in eigen kern of buurt;
activiteiten die bijdragen aan het versterken en vernieuwen van de inzet door vrijwilligers in diverse sectoren: 21
• jeugdzorg, mantelzorg, respijtzorg, kunst en cultuur, sport, multifunctionele accommodaties, integratie.
Een subsidieaanvraag moet in aanvulling op artikel 7.1 voldoen aan de volgende criteria:
de activiteit vervult een voorbeeldfunctie op regionaal niveau;
de resultaten van de activiteit zijn aantoonbaar overdraagbaar;
er is sprake van cofinanciering;
er zijn ten minste twee relevante partijen betrokken;
de doelgroepen participeren in de activiteit;
project heeft een bovengemeentelijke uitstraling.
In afwijking van artikel 1.13 wordt een subsidieaanvraag zoals genoemd onder artikel 7.31, eerste lid, sub a, ingediend voor 1 januari 2007 en subsidieaanvraag zoals genoemd onder artikel 7.32, eerste lid, sub b, voor 1 juni 2007.
[Toelichting: Omdat Gedeputeerde Staten streven naar grotere, robuuste projecten worden subsidieaanvragen beneden de € 10.000,-- niet in behandeling genomen. De projectsubsidie bedraagt maximaal € 75.000,-- per project. ]
1. De subsidie bedraagt maximaal € 75.000,--.
2. Aanvragen voor subsidies beneden de € 10.000,-- worden niet in behandeling genomen.
a. Kulturhus: een project gericht op het investeren in een voorziening die direct verbonden is met de leefbaarheid en de sociale cohesie van een kern, dorp of stadswijk. Een kulturhus is een combinatie van non-profit en zakelijke dienstverlening op het terrein van cultuur, zorg, maatschappelijke ontwikkeling en educatie vanuit één gebouw en aangestuurd door een gezamenlijk beheersmanagement. Minimaal drie van de vier genoemde terreinen, gezamenlijke programmering en gemeenschappelijk beheersmanagement zijn in het project opgenomen.
b. Vitaliteit kleine kernen: projecten gericht op het handhaven en verbeteren van de leefbaarheid in kleine kernen, in de vorm van basisvoorzieningen, evenals van organisatorische capaciteit die direct gerelateerd is aan de basisvoorzieningen voor kleine kernen.
c. Basisvoorziening (als bedoeld in het voorgaande lid): een voorziening op het gebied van de economische, de fysieke en sociale infrastructuur die de multifunctionaliteit van het voorzieningenniveau versterkt en/of meerdere doelgroepen bedient en die openbaar toegankelijk is.
d. Inwoneraantal: aantal inwoners in kernen en steden (peildatum 01-01-2006).
1. Rechtspersonen kunnen subsidie aanvragen voor projecten in kernen met minder dan 4.000 inwoners gericht op het handhaven en verbeteren van de vitaliteit en leefbaarheid van kernen en dorpen door middel van een financiële impuls aan basisvoorzieningen, dat wil zeggen voor de zogenaamde ‘stenen’/harde infrastructuur, en voor organisatorische capaciteit die direct gerelateerd is aan deze basisvoorzieningen (Vitaliteit kleine kernen) (bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering, public relations en programmering).
2. Rechtspersonen kunnen subsidie aanvragen voor projecten in kernen, dorpen en/of steden gericht op het stimuleren tot bouw of verbouw van een kulturhus in het belang van de vitaliteit en leefbaarheid van die kernen, dorpen of steden (kulturhusen) en voor organisatorische capaciteit die direct gerelateerd is aan het kulturhus (bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering, public relations en programmering).
3. Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste en tweede lid moeten voldoen aan de volgende criteria:
er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering, in ieder geval door de betrokken gemeente;
indien de aanvraag betrekking heeft op de organisatorische capaciteit, die direct gerelateerd is aan de basisvoorzieningen/kulturhus, dient de gemeente minimaal 50% van de kosten bij te dragen.
4. Aanvragen om subsidie als bedoeld in het tweede lid moeten tevens voldoen aan de volgende criteria:
uit de aanvraag blijkt dat bij het initiatief tot oprichting/vestiging en functioneren van het kulturhus ten minste drie van de terreinen van cultuur, zorg, maatschappelijke ontwikkeling en educatie betrokken zullen zijn en een aantoonbare plek krijgen in het op te richten kulturhus;
er moet sprake zijn van gezamenlijke programmering tussen de betrokken instellingen die gesitueerd worden in het op te richten kulturhus. De organisatorische en inhoudelijke kwaliteit van de gemeenschappelijke programmering wordt verwoord in de aanvraag;
er moet sprake zijn van een gezamenlijk beheersmanagement, dat in ieder geval verantwoordelijk is voor het beheer van de accommodatie. Uit de aanvraag blijkt dat er sprake is van een gezamenlijk beheersmanagement door de betrokken instellingen die gesitueerd worden in het op te richten kulturhus;
5. er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering, in ieder geval door de betrokken gemeente;
6. indien de aanvraag betrekking heeft op de organisatorische capaciteit, die direct gerelateerd is aan de basisvoorzieningen, dient de gemeente minimaal 50% van de kosten bij te dragen.
1. De subsidie Vitaliteit kleine kernen bedraagt per project maximaal 50% voor investeringskosten in bouw, verbouw en samenhangende herinrichtingskosten van de
2. De subsidie Kulturhusen bedraagt per project maximaal 50% voor investeringskosten in bouw, verbouw en samenhangende herinrichtingskosten.
3. De aanvraag heeft geen betrekking op reguliere activiteiten en/of exploitatiekosten van de aanvragende instelling.
4. De aanvraag heeft betrekking op planvorming/haalbaarheidsstudies.
Vrijwilligersorganisatie: een instelling voor vrijwilligerswerk, niet zijnde een landelijke organisatie, die:
a. op basis van de statuten een zetel heeft in Overijssel en
b. op 31 december 2005: over ten hoogste een halve betaalde formatieplaats (20 werkuren per week) beschikt en
c. die hoofdzakelijk in Overijssel op regionaal niveau werkzaam is.
In afwijking van artikel 1.3, tweede lid, verstrekken Gedeputeerde Staten deze subsidie in de vorm van een stimuleringssubsidie.
Een aanvraag om stimuleringssubsidie van een vrijwilligersorganisatie moet in aanvulling op artikel 7.1 voldoen aan de volgende criteria:
a. de organisatie ontvangt van de provincie Overijssel geen per boekjaar verstrekte prestatiesubsidie;
b. de organisatie is naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in staat de bestuurskosten en de kosten van activiteiten en kadertraining uit eigen middelen te betalen.
[Toelichting: Voor 2007 is bepaald dat het subsidiebedrag maximaal € 2.100,-- bedraagt. ]
Gedeputeerde Staten kunnen een vrijwilligersorganisatie voor het jaar 2007 een stimuleringssubsidie verstrekken van € 2.100,-- voor de financiering van de bestuurskosten en de kosten van activiteiten en kadertraining.
In afwijking van artikel 1.8 wordt een subsidieaanvraag voor het jaar 2007 uiterlijk op 1 november 2006 ingediend.
[Toelichting: Bij het indienen van een aanvraag voor subsidie vrijwilligersorganisaties dienen de statuten en jaarrekening over 2005 meegestuurd te worden. De subsidie wordt in één keer verleend en vastgesteld. Er hoeft dus niet, zoals dat met andere subsidies wel het geval is, verantwoording te worden afgelegd over de besteding van de subsidie. ]
In aanvulling op artikel 1.9 dient de aanvraag van vaststelling van de subsidie vergezeld te gaan van de vastgestelde jaarrekening over het jaar 2005 en van een accountantsverklaring of een door de kascommissie ondertekend verslag.
In afwijking van artikel 1.11 beslissen Gedeputeerde Staten omtrent subsidievaststelling binnen acht weken nadat de uiterste termijn voor het indienen van een aanvraag is verstreken.
Zelforganisatie: elke bovenlokale organisatie van minderheden in Overijssel waarvan de doelstelling is bij te dragen aan integratie en participatie van hun achterban in de samenleving.
Het project of de activiteiten moet een bijdrage leveren aan één van de volgende resultaten:
a. professionaliseren van allochtone zelforganisaties;
b. integratie van etnische doelgroepen in de samenleving;
c. meer wederzijdse acceptatie, betrokkenheid en verbondenheid;
d. positieverbetering van allochtone vrouwen;
e. verbetering van de kennis in de samenleving over ontwikkelingen in het integratiebeleid en het integratieproces;
f. het bestrijden van racisme en discriminatie;
g. een betere toerusting en grotere toestroom van allochtone jongeren op de arbeidsmarkt;
h. mentoring van risicoleerlingen;
i. verbeteren van de toegang voor allochtone jongeren tot activiteiten van jeugdbeleid en lichte vormen van jeugdzorg.
1. Rechtspersonen kunnen subsidie aanvragen voor integratie. Een subsidieaanvraag moet voldoen aan de volgende criteria:
er is sprake van samenwerking tussen meerdere partijen;
bij het project is sprake van cofinanciering;
het project heeft een regionaal karakter, tenzij naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende aannemelijk is gemaakt dat de subsidieaanvraag een overdraagbaar project betreft met een voorbeeldfunctie voor andere gemeenten.
2. Indien de subsidieaanvraag is ingediend door een zelforganisatie is het bepaalde in het eerste lid, sub b, niet van toepassing.
1. Aanvragen van subsidie van organisaties, niet zijnde een zelforganisatie waarvan de opgenomen subsidiabele kosten in de begroting kleiner zijn dan € 10.000,--, worden niet in behandeling genomen.
2. De subsidie bedraagt per project maximaal 75% van de totale kosten.
3. In aanvulling op artikel 7.2 worden de volgende kosten als niet subsidiabel aangemerkt:
kosten met betrekking tot catering;
post onvoorziene kosten;
vervoerskosten.
a. WJZ: de Wet op de Jeugdzorg.
b. Uitvoeringsprogramma: het Uitvoeringsprogramma jeugdzorg, als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de WJZ.
c. Tarief: het door Gedeputeerde Staten vastgestelde bedrag, bedoeld voor de subsidiëring van een zorgeenheid.
d. Zorgeenheid: een eenheid van jeugdzorg waarop op grond van de WJZ aanspraak bestaat en die door Gedeputeerde Staten als eenheid voor bekostiging van jeugdzorgaanbod zijn aangewezen.
Artikel 7.1 is niet van toepassing op subsidies op grond van de WJZ en deze paragraaf.
[Toelichting: Dit artikel bevat de criteria voor het verlenen van prestatiesubsidies voor experimenten. ]
Gedeputeerde Staten beoordelen bij het verlenen van een prestatiesubsidie voor experimenten of en in welke mate het experiment past in en bijdraagt aan de uitvoering van het door Gedeputeerde Staten gevoerde beleid op het terrein van de jeugdzorg als omschreven in het vigerende uitvoeringsprogramma.
1. Het bedrag van de aan de stichting per boekjaar te verlenen prestatiesubsidie wordt bepaald op basis van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde tarieven.
2. Gedeputeerde Staten stellen deze tarieven vast op basis van de door de minister vastgestelde normbedragen, met een afwijking tot ten hoogste drie procent.
3. De subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt alleen verleend wanneer de taken en/of de functies waarop de subsidie betrekking heeft, worden uitgevoerd voor cliënten die bij aanvang van de bemoeienis van de stichting duurzaam verblijven in Overijssel. Wanneer Gedeputeerde Staten dit noodzakelijk achten kan zij hiervan afwijken.
4. Het bedrag van de aan de zorgaanbieder per boekjaar te verlenen prestatiesubsidie voor het uitvoeren van zorgeenheden wordt bepaald op basis van het door
Gedeputeerde Staten vastgesteld tarief per zorgeenheid, dat per zorgaanbieder verschillend kan zijn.
5. De subsidie als bedoeld in het vierde lid wordt alleen verleend wanneer Bureau Jeugdzorg Overijssel voor het uitvoeren van de zorgeenheid een indicatiebesluit heeft vastgesteld.
6. De op basis van een indicatiebesluit uit te voeren jeugdzorg komt alleen voor subsidie in aanmerking indien er een subsidierelatie bestaat tussen de zorgaanbieder en de provincie waarin de cliënt duurzaam verblijft. Wanneer Gedeputeerde Staten dit noodzakelijk achten kan zij hiervan afwijken.
7. De subsidie als bedoeld in het eerste en vierde lid bedraagt ten hoogste het bedrag dat Gedeputeerde Staten hiervoor hebben opgenomen in het Uitvoeringsprogramma van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft. Dit bedrag kan worden aangepast op basis van de voor het jaar door de minister vastgestelde indexering.
[Toelichting: Dit artikel regelt wanneer een aanvraag voor prestatiesubsidie voor experimenten kan worden ingediend. ]
In afwijking van artikel 1.13 kan een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 7.52 gedurende het hele jaar, maar uiterlijk drie maanden voor aanvang van het experiment, bij Gedeputeerde Staten worden ingediend.
[Toelichting: Hierin is bepaald welke gegevens in de aanvraag moeten zijn opgenomen en welke documenten moeten worden gevoegd bij de subsidieaanvraag. ]
1. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.14 bij de subsidieaanvraag tevens het vigerende meerjarenbeleidsplan voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
2. In aanvullend op het eerste lid overlegt de stichting bij de subsidieaanvraag in ieder geval:
het bedrag van de aangevraagde subsidie en de opbouw daarvan op basis van de tarieven in overeenstemming met artikel 7.53, tweede lid, voorzien van een gedetailleerde toelichting en de onderbouwing daarvan;
de wettelijke taken en/of functies die de stichting zal uitvoeren;
de geraamde aantallen cliënten voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft per taak en/of functie als bedoeld in de artikelen 5 en 10, eerste lid van de WJZ;
het aantal cliënten per taak en/of functie waarvoor de betreffende taak en/of functie is uitgevoerd in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;
de activiteiten die zullen worden uitgevoerd voor de taken als bedoeld in artikel 10, derde lid van de WJZ;
de adressen van de locaties waar de taken en/of functies worden uitgeoefend.
3. In aanvullend op het eerste lid overlegt de zorgaanbieder bij de subsidieaanvraag in ieder geval:
de verschillende zorgeenheden waarop de aanvraag betrekking heeft;
het bedrag waarvoor de zorgaanbieder de verschillende zorgeenheden wil uitvoeren;
de verschillende aantallen zorgeenheden waarvoor de zorgaanbieder subsidie aanvraagt;
de adressen van de locaties waar de zorgeenheden worden uitgevoerd.
[Toelichting: In dit artikel zijn de bepalingen opgenomen over het afsluiten van bepaalde verzekeringen en het voeren van de (cliënten)administratie. Zo zal het boekjaar samen moeten vallen met het kalenderjaar en zal een betrouwbaar beeld moeten ontstaan over de gegevens van cliënten, de omvang van de uitgevoerde zorgeenheden en hieraan ten grondslag liggende indicatiebesluiten en financiële gegevens. ]
1. De stichting/zorgaanbieder aan wie een subsidie is verleend, zorgt voor een voldoende verzekering tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, brand, diefstal en andere vergelijkbare risico’s.
2. De administratie wordt op zodanig overzichtelijke en doelmatige wijze gevoerd dat op ieder moment een actueel en betrouwbaar beeld bestaat over het functioneren op de volgende punten:
gegevens over de cliënten;
financiële gegevens;
aanvullend hierop:
• voor de stichting gegevens over de omvang en individuele duur van de uitgeoefende taken en/of functies;
• voor de zorgaanbieder per cliënt gegevens over aard en omvang van de verleende zorg, waarbij een relatie wordt gelegd met de zorg waarop een cliënt aanspraak heeft.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.23 wordt een aanvraag om vaststelling van een per boekjaar verstrekte prestatiesubsidie ingediend uiterlijk op 1 april van het jaar, volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend.
1. In afwijking van artikel 1.19, eerste lid, bevat het prestatieverslag van:
de stichting ten minste gegevens over de realisatie van het bij de subsidieaanvraag ingediende uitvoeringsplan en over de uitvoering van de overige activiteiten als bedoeld in artikel 10, derde lid van de WJZ;
de zorgaanbieder ten minste gegevens over de realisatie van het bij de subsidieaanvraag ingediende uitvoeringsplan.
2. Gedeputeerde Staten kunnen voor de inhoudelijke verantwoording de stichting, in aanvulling op de gegevens die zijn opgenomen in het Besluit beleidsinformatie jeugdzorg, nadere gegevens vragen over de taken en/of functies, als bedoeld in de artikelen 5 en 10 van de WJZ.
3. Gedeputeerde Staten kunnen voor de inhoudelijke verantwoording van de zorgaanbieder nadere gegevens vragen.
1. In aanvulling op artikel 1.19, tweede lid, overlegt de aanvrager de jaarrekening, waarin zijn opgenomen:
het financiële verslag van het bestuur van de stichting/zorgaanbieder;
de balans met toelichting;
de resultatenrekening met toelichting, waarin substantiële afwijkingen ten opzichte van de begroting worden verklaard;
voor de stichting het totale aantal jeugdigen dat zich in het begrotingsjaar bij de stichting heeft gemeld en het aantal jeugdigen waarvoor de verschillende taken en/of functies als bedoeld in de artikelen 5 en 10, eerste lid van de WJZ zijn uitgevoerd;
voor de stichting het totale aantal van de verschillende zorgeenheden waarvoor door haar in het subsidiejaar een indicatiebesluit is afgegeven;
voor de stichting het aantal van de onderscheiden zorgeenheden waarvoor door haar een indicatiebesluit is vastgesteld, voor zover deze in het desbetreffende jaar zijn uitgevoerd door een zorgaanbieder die daarvoor niet door Gedeputeerde Staten zijn gesubsidieerd en het totale aantal cliënten waarop dit betrekking heeft;
voor de zorgaanbieder het totale aantal zorgeenheden dat op basis van een indicatiebesluit door de zorgaanbieder is uitgevoerd, gespecificeerd per zorgeenheid waarop de subsidie betrekking heeft;
voor de zorgaanbieder het aantal van de onder lid g bedoelde zorgeenheden dat door de zorgaanbieder is uitgevoerd ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan het bieden van zorg niet duurzaam verbleven in de provincie Overijssel en het totale aantal cliënten waarop deze zorgeenheden betrekking hebben;
voor de zorgaanbieder de in het desbetreffende jaar feitelijk gerealiseerde kostprijs voor de verschillende zorgeenheden;
voor de zorgaanbieder het totale aantal cliënten voor wie de onder lid g bedoelde zorgeenheden zijn uitgevoerd, gespecificeerd naar de verschillende zorgeenheden;
een accountantsverklaring, die is opgesteld overeenkomstig het model als opgenomen in de bijlage bij de landelijke Regeling Bekostiging Jeugdzorg en vergezeld gaat van een rapportage omtrent de naleving van de wettelijke voorschriften.
2. De stichting en de zorgaanbieder laten de accountantscontrole uitvoeren met inachtneming van tenminste het protocol als opgenomen in de bijlage bij de landelijke Regeling Bekostiging Jeugdzorg.
3. De stichting en de zorgaanbieder zorgen ervoor dat hun accountant meewerkt aan door of namens Gedeputeerde Staten in te stellen onderzoeken naar de door hun accountant verrichte controlewerkzaamheden.
4. Gedeputeerde Staten kunnen over de verantwoording nadere informatie vragen.
[Toelichting: In dit artikel zijn bepalingen over het toestaan van reserveringen en het vormen van vermogen opgenomen. ]
1. Reserveringen kunnen onderdeel zijn van de bedrijfsvoering en kunnen plaatsvinden conform goed gebruik in het economische verkeer. Het in een jaar gerealiseerde exploitatietekort, dat resteert na verrekening van de provinciale subsidie, wordt gedekt uit de egalisatiereserve. Indien deze reserve niet toereikend is dan dient het resterende tekort in een termijn van maximaal 5 jaren ten laste van de exploitatierekening te worden afgeschreven, deze afschrijvingen leiden niet tot extra subsidiëring.
2. Reserves die met provinciale subsidie zijn opgebouwd mogen alleen worden besteed aan kosten die direct verband houden met het uitvoeren van de taken/functies/zorgeenheden van de stichting/zorgaanbieder, voor zover deze niet bestreden kunnen worden uit de voor dat jaar verleende subsidie. Wanneer de gesubsidieerde activiteiten worden beëindigd is de stichting/zorgaanbieder verplicht het met provinciale subsidie opgebouwde vermogen op eerste verzoek aan Gedeputeerde Staten te betalen.
1. In aanvulling op artikel 1.21 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast dan het aan de stichting verleende bedrag indien de maximaal verleende subsidie voor het uitoefenen van de taken en/of functies meer dan 1,5% hoger is dan het bedrag dat resulteert door de som van het verschillende aantal jeugdigen per taak, als bedoeld in de artikelen 5 en 10, eerste en derde lid van de WJZ, vermenigvuldigd met het voor die taak vastgestelde tarief.
2. In aanvulling op artikel 1.21 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast dan het aan de zorgaanbieder verleende bedrag indien de maximaal verleende subsidie voor de uitvoering van zorgeenheden meer dan 1,5% hoger is dan het bedrag dat resulteert door vermenigvuldiging van het totaal van de verschillende aantallen uitgevoerde subsidiabele zorgeenheden met de daarvoor vastgestelde tarieven.
3. In aanvulling op artikel 1.18 kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie naar rato lager vaststellen wanneer de werkelijke gemiddelde behandelduur per zorgeenheid de vooraf afgesproken normen overschrijdt.
1. In afwijking van artikel 7.53, tweede lid, stellen Gedeputeerde Staten voor de periode dat de minister de normbedragen nog niet heeft vastgesteld, de taken als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van het Tijdelijk Besluit Uitkeringen jeugdzorg en de daarbij te hanteren tarieven vast, aansluitend op de taken en tarieven door haar gehanteerd voor de grondslag van de subsidie in het jaar voorafgaand aan inwerkingtreding van de WJZ.
2. Indien in het eerste jaar van vaststelling door de minister van de normbedragen, de op basis van het eerste lid verleende maximale subsidie substantieel hoger is dan de maximale subsidie op basis van toepassing van artikel 7.53, eerste lid, dan kunnen Gedeputeerde Staten voor dat jaar een aanvullende prestatiesubsidie verlenen, om de stichting in staat te stellen haar bedrijfsvoering in overeenstemming te brengen met het subsidieniveau op basis van de tarieven.
3. In aanvulling op artikel 7.53, vierde lid, wordt tot 1 januari 2008 het subsidiebedrag ook bepaald door het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde bedrag van de vaste accommodatiekosten van de zorgaanbieder. De hierin begrepen afschrijvingslasten worden berekend op basis van goed gebruik in het economische verkeer. 43
4. In afwijking van artikel 7.53, zesde lid, komt tot 1 januari 2008 de door de zorgaanbieders uitgevoerde jeugdzorg tevens voor subsidie in aanmerking, indien de cliënt voorafgaand aan de aanvang van de jeugdzorg niet duurzaam verbleef in Overijssel, in geval:
een hiertoe strekkend indicatiebesluit is vastgesteld door Bureau Jeugdzorg van de provincie, waarin de jeugdige voorafgaand aan de jeugdzorg duurzaam verbleef;
het onder a bedoelde Bureau Jeugdzorg heeft vastgesteld dat jeugdzorg waarop aanspraak bestaat, alsmede een vervangend aanbod als bedoeld in artikel 5 van het Besluit indicatie Bureau Jeugdzorg, niet binnen dertien weken na vaststelling van het indicatiebesluit, gerealiseerd kan worden door een zorgaanbieder die daarvoor wordt gesubsidieerd door de provincie waarin de jeugdige duurzaam verbleef;
de zorgaanbieder op grond van artikel 7.54, vierde lid, een subsidie van Gedeputeerde Staten ontvangt voor het bieden van de zorgeenheid waarop de aanspraak betrekking heeft;
hiermee niet een maximum van tien procent wordt overschreden van de totale subsidie die op grond van deze regeling is verleend voor het uitvoeren van zorgeenheden.
projecten die door Overijsselse producenten zijn ontwikkeld;
projecten die gericht zijn op film, media en literatuur;
projecten die gericht zijn op het VMBO en speciaal onderwijs;
projecten die doelgroepen in het landelijke gebied bereiken;
projecten met een groot bereik of afzet.
een goede sociale infrastructuur; voorbeelden hierbij zijn meer fysieke en organisatorische bundelingen van eerstelijnsvoorzieningen en technische innovatie; IZIT-programma;
goede WMO-voorzieningen in de gemeenten in Overijssel, door bijvoorbeeld oondersteuning van gemeenten en het formuleren ondersteuningsaanbod;
langer zelfstandig wonen voor ouderen, mensen met een handicap en GGZ-cliënten, door bijvoorbeeld meer aangepaste woningen met domotica;
goede participatie en zelfredzaamheid van kwetsbare groepen, goede ketenvorming care en cure en verbetering aansluiting tussen de verschillende sectoren.
het Bureau Jeugdzorg van de provincie van herkomst hiertoe een indicatiebesluit heeft vastgesteld;
het betreffende Bureau Jeugdzorg heeft vastgesteld dat de geïndiceerde jeugdzorg, en het vervangende jeugdzorgaanbod als bedoeld in artikel 5 van het Besluit indicatie jeugdzorg, niet binnen dertien weken na vaststelling van het indicatiebesluit, gerealiseerd kan worden door een zorgaanbieder die daarvoor wordt gesubsidieerd door de provincie van herkomst van de cliënt en de zorgaanbieder deze vaststelling aan kan tonen;
de zorgaanbieder wordt gesubsidieerd voor de zorgeenheid opgenomen in het betreffende indicatiebesluit;
hiermee niet het maximum wordt overschreden van 10% van de subsidie die door de provincie Overijssel aan de zorgaanbieder is toegekend voor het bieden van zorgeenheden.
in de eerste plaats moet Bureau Jeugdzorg van de provincie waaruit de jeugdige afkomstig is, hiertoe een indicatiebesluit hebben vastgesteld;
in de tweede plaats moet het betreffende Bureau Jeugdzorg hebben vastgesteld dat de geïndiceerde jeugdzorg en het eventueel vervangende jeugdzorgaanbod, niet binnen dertien weken kan worden geleverd door een zorgaanbieder die door de provincie van herkomst van de cliënt daarvoor wordt gesubsidieerd. Een dergelijke vaststelling dient door de zorgaanbieder aantoonbaar te zijn;
ten derde moet de betreffende zorgaanbieder door de provincie Overijssel gesubsidieerd worden voor de in het indicatiebesluit vastgestelde zorgeenheid. Wanneer bijvoorbeeld een cliënt uit een andere provincie is geïndiceerd voor pleegzorg, dan is deze zorg niet subsidiabel binnen de door de provincie Overijssel beschikbaar gestelde subsidie, indien de subsidie geen betrekking heeft op het bieden van pleegzorg;
ten slotte is het verlenen van jeugdzorg aan cliënten afkomstig uit een andere provincie slechts subsidiabel op grond van deze regeling, voor zover daarmee niet meer dan tien procent is gemoeid van het totaal voor de uitvoering van zorgeenheden door de provincie Overijssel verleende subsidie.