Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Cromstrijen

gemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCromstrijen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelinggemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard
Citeertitelgemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

wet gemeenschappelijke regelingen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-201430-12-2014Onbekend

04-11-2014

GVOP 29 december 2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

gemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    a) de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    b) de Regionale Sociale Dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling, verder te noemen: de dienst;

    c) een deelnemende gemeente: de bij de regeling aangesloten gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen;

    d) Gedeputeerde staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;

    e) de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enig ander wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk: de Regionale Sociale Dienst, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd in Oud-Beijerland

  • 3.

    Het rechtsgebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Bestuursorganen

De dienst kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 4 Het belang

De dienst voert de taken en bevoegdheden, genoemd onder artikel 5 van deze regeling uit voor de gemeenten die onder artikel 1, sub c staan vermeld.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

  • 1.

         De dienst voert alle taken en bevoegdheden uit in het kader van de Participatiewet, Wet Werk en Bijstand (WWB) en andere sociale zekerheidswetten waarvan de uitvoering aan gemeenten, al dan niet in medebewind, is opgedragen, voor zover deze niet reeds zijn ondergebrachtbij andere organisaties. De dienst voert ook de taken en bevoegdheden uit in het kader van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkarbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz). De Wet Inschakeling Werkzoekenden(Wiw) en de Wet investeren in jongeren (WIJ), voor zover voortvloeiend uit het overgangsrecht ter zake van de inwerkingtreding van de Wet Werk en Bijstand.

    Voorts voert de dienst alle taken en bevoegdheden uit in het kader van de Wet Inburgering (WI), de WEB (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) en is belast met de uitvoering van algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsregelingen van de genoemde wetten en andere gemeentelijke taken en bevoegdheden op het gebied van de sociale zekerheid.

    Tevens voert de dienst alle taken en bevoegdheden uit in het kader van de minnelijke schuldhulpverlening.

  • 2.

    De taken en bevoegdheden genoemd onder lid 1 worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met het UWV Werkbedrijf, organisaties van zorginstellingen en instanties die met de uitvoering van sociale zekerheidswetten zijn belast.

  • 3.

    De gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van de dienst neemt binnen de aan het bestuur toegekende bevoegdheden.

Artikel 6 Dienstverlening

  • 1.

    De dienst is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten en/of voor andere gemeenten, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dit verzoek inwilligt.

  • 2.

    De dienstverlening geschiedt op basis van een overeenkomst tussen de dienst en de ge meente of gemeenten die het aangaat. In deze overeenkomst wordt neergelegd welke pres taties de dienst zal leveren, de kosten die bij de gemeente in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder tot de dienstverlening wordt overgegaan.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 7 De samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit leden die door de raden van de deelnemende gemeenten worden aangewezen uit de leden van de raad en het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten wijzen ieder twee leden aan, waarvan één lid uit het college van burgemeester en wethouders dat belast is met de portefeuille sociale zaken.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode opnieuw over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 5.

    Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 6.

    Het lid dat ophoudt raadslid of lid van het college van burgemeester en wethouders te zijn van de gemeente waarvan de raad hem of haar als lid van het algemeen bestuur heeft aangewezen, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 7.

    Indien tussentijds door ontslag, overlijden of om andere reden een plaats van een lid van het algemeen bestuur openvalt, wijst de gemeenteraad die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering of, indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.

Artikel 8 Ontslag

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur die ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen daarvan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 3.

    leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen behouden het lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    Een gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit lid niet meer het vertrouwen van de gemeenteraad bezit. Op een dergelijk ontslag zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Plaatsvervangende leden

  • 1.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger.

  • 2.

    De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

Artikel 10 De werkwijze

1 Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

2.Het algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, of wanneer een vijfde deel van de leden van het algemeen bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoekt.

3.De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4.

    Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de oproep op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd. Dit met uitzondering van stukken waaromtrent conform de wettelijke bepalingen geheimhouding is opgelegd.

  • 5.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 7.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of een besluit worden genomen over:

    a) het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      ) het vaststellen van de rekening;

    • c.

      ) het wijzigen van de regeling.

  • 8.

    De artikelen 20, 22, 26 ,28, 29 en 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 De besluitvorming

  • 1.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 2.

    Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij anders in de regeling is bepaald. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur

Artikel 12 De samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit een voorzitter en vier leden, zijnde de portefeuillehouders sociale zaken van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur in zijn nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het aanwijzen van de leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om andere reden openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen.

  • 4.

    In geval van afwezigheid kan een lid van het dagelijks bestuur worden vervangen door het lid van algemeen bestuur van de betreffende gemeente.

Artikel 13 De werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2.

    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden alsmede de onderlinge plaatsvervanging. De taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen. Wanneer zo'n reglement wordt vastgesteld, wordt dit ter kennisneming aan het algemeen bestuur overgelegd.

Artikel 14 Taken en bevoegdheden

De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn:

a) het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd;

b) het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

c) het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen, waarmee contact voor de dienst van belang is.

d) het houden van toezicht op het functioneren van de dienst.

e) het voeren van juridische procedures die de dienst betreffende.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 15 De aanwijzing en vervanging

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het dagelijks bestuur aan te wijzen.

Artikel 16 Taken en bevoegdheden van de voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het

    dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de

    vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6 De directeur en het personeel

Artikel 17 De taken en bevoegdheden van de directeur

  • 1.

    De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door een directeur, die in de

    vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur een adviserende stem heeft. Hij vervult de functie van secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 3.

    De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 4.

    De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur

    uit gaan.

  • 5.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een

    statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 6.

    De directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 18 Het personeel

  • 1.

    De dienst kan personeel aanstellen.

  • 2.

    De ambtenaren van de dienst alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst, worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De dienst draagt zorg voor eigen regels met betrekking tot de rechtspositie en de bezoldiging van het personeel. Hierbij wordt de CAR/UWO gevolgd.

    (Hoofdstuk 7 oud incl. de artikelen 19 Het beleidsplan en 20 Het beleidsverslag zijn komen te vervallen)

Hoofdstuk 7 Informatie en verantwoording

Artikel 19 Informatie- en verantwoordingsplicht van het algemeen bestuur en zijn leden

  • 1.

    Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van de raden worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt de gemeenteraad die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad worden gevraagd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de gemeenteraad die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoordelijkheid geschiedt volgens de door de betrokken ge meenteraad geregelde wijze.

Artikel 20 Informatie- en verantwoordingsplicht van het dagelijks bestuur en zijn leden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen

    die door één of meer leden van de raden worden gevraagd.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn voor het in dat bestuur gevoerde beleid

    tezamen en ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur alle

    inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien

    dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval is het bepaalde

    in artikel 49 en volgende van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8 Visie en beleid

Artikel 21 Strategische visie, plan en verslag.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt periodiek (minimaal eens per 2 jaar) een notitie, met betrekking tot de strategische visie van de dienst, vast op basis van landelijke en regionale ontwikkelingen die zich voordoen op het gebied van de sociale zekerheid.

  • 2.

    Periodiek (jaarlijks) stelt het algemeen bestuur een beleidsbegroting vast.

  • 3.

    Jaarlijks stelt het algemeen bestuur een verslag vast met betrekking tot de beleids- en bedrijfsvoering over het voorgaande kalenderjaar.

  • 4.

    De strategische visie, de beleidsbegroting en het jaarverslag worden vóór vaststelling door het algemeen bestuur ter kennisneming aan de raden van de gemeenten voorgelegd.

    Artikel 21a Klachten

    Verzoekschriften in de zin van artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht worden behandeld conform de klachtenregeling Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard en na interne behandeling in handen gesteld van de ombudscommissie Hoeksche Waard.

Hoofdstuk 9 Financiële bepalingen

Artikel 22 Financiën en bedrijfsvoering.

Met betrekking tot het financiële beleid, het financiële beheer, de inrichting van de financiële organisatie, de opzet van de administratieve organisatie en de werking van de interne controle, de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle en periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid zijn de artikelen 212,213 en 213a van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 23 Begrotingsprocedure

  • 1.

    De begroting wordt uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt door het

    algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp begroting zes weken voordat zij aan het algemeen

    bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten,

  • 3.

    De ontwerp begroting wordt door de zorg van de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd

    en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190,

    tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerp begroting het

    dagelijks bestuur van hun gevoelens doen blijken.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de gevoelens van de raden zijn vervat,

    bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6.

    Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van

    de deelnemende gemeenten die terzake gedeputeerde staten van hun gevoelens kunnen

    doen blijken.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na de vaststelling aan gedeputeerde staten overeenkomstig artikel 191 van de Gemeentewet.

  • 8.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging

    van de begroting ingevolge artikel 192 van de Gemeentewet

Artikel 24 Bijdragen van de gemeenten

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de dienst.

  • 2.

    De kosten die de dienst aan de gemeenten toerekent, bestaan uit directe en indirecte kosten.

Artikel 25 De directe kosten

De directe kosten zijn de kosten die rechtstreeks worden toegerekend aan de gemeente waarvoor de kosten zijn gemaakt en waartoe behoren:

a)uitkeringskosten, kosten van leningen en andere verstrekkingen die voortvloeien uit de uitvoering van de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 5, onder aftrek van ontvangsten uit vorderingen;

b) alle extra uitvoeringskosten van de dienst die worden veroorzaakt door gemeentelijk beleid dat afwijkt van het algemene beleid van de dienst;

c) alle extra kosten van de dienst die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van de taken en bevoegdheden in de periode voor de inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 26 De indirecte kosten

  • 1.

    De indirecte kosten (uitvoeringskosten) zijn de kosten die worden toegerekend aan de deelnemende gemeenten op basis van de berekening van het aantal inwoners per deelnemende gemeente per peildatum 1 januari 2004 en waartoe behoren:

    a) de kosten van het personeel;

    b) de kosten van automatisering;

    c) de kosten van huisvesting;

    d) alle overige indirecte kosten. .

  • 2.

    De toerekening van de indirecte kosten wordt jaarlijks per peildatum 1 januari opnieuw vastgesteld aan de hand van het dan geldende aantal inwoners per deelnemende gemeente

Artikel 27 Betaling aan de dienst

  • 1.

    De dienst brengt de kosten als bedoeld in de artikelen 25 en 26 in rekening bij de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Alle betalingen van het Rijk aan de gemeenten met betrekking tot de kosten als bedoeld in

    het eerste lid, worden direct na ontvangst door de deelnemende gemeenten aan de dienst

    over gemaakt.

  • 3.

    De bevoorschotting door de gemeenten gebeurt per 15evan iedere maand

  • 4.

    Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 28 Garantstelling

  • 1.

    De deelnemende gemeenten dragen er steeds zorg voor dat de dienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onmiddellijk aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en195 Gemeentewet.

Artikel 29 Reserve- en voorzieningenbeleid

  • 1.

    Tekorten op het inkomensdeel WWB en de Participatiewet en het werkdeel WWB en de Participatiewet worden onttrokken aan de reserve van de organisatie.

  • 2.

    Overschotten op het inkomensdeel WWB en de Participatiewet en het werkdeel WWB en de Participatiewet worden toegevoegd aan de reserve/voorziening van de organisatie tot het maximum van de voorziening zoals die is bepaald door het algemeen bestuur.

  • 3.

    Ten aanzien van de organisatiekosten worden tekorten onttrokken aan de reserve/voorziening en wordt een eventueel batig saldo toegevoegd aan de voorziening tot het maximum zoals die is bepaald door het algemeen bestuur.

Artikel 30 De jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt jaarlijks voor 15 april verantwoording af overeenkomstig artikel 197 van de Gemeentewet over het gevoerde beleid, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag en biedt deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 2.

    De jaarrekening gaat vergezeld van de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen dat de accountant op grond van het onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid heeft uitgevoerd overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet. De jaarrekening en de toelichting erop wordt gelijktijdig met de aanbieding aan het algemeen bestuur, aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden nadat de rekening is toegezonden, hun visie hierover bij het algemeen bestuur kenbaar maken.

  • 4.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgend op

    het jaar waarop deze betrekking heeft overeenkomstig artikel 198 van de Gemeentewet.

  • 5.

    De jaarrekening wordt, overeenkomstig artikel 200 van de Gemeentewet, binnen twee weken na vaststelling met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten aangeboden. Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur overeenkomstig artikel 199 van de Gemeentewet tot decharge behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 31 Verrekening voorschotten

  • 1.

    In de rekening wordt het werkelijke bedrag opgenomen dat elk van de deelnemende ge- meente verschuldigd is.

  • 2.

    Verrekening van het verschil tussen de reeds verrichte betalingen en het werkelijk verschul digde bedrag vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de deelnemende gemeenten van de vaststelling van de rekening.

Artikel 32 Vergoedingen

Reis- en verblijfskosten gemaakt als bestuurslid van de dienst, worden door de gemeente die het lid vertegenwoordigd vergoed, op basis van de reis en verblijfskosten regeling van toepassing in die gemeente.

Hoofdstuk 10 Het archief

Artikel 33 Het archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de dienst overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, die aan Gedeputeerde Staten moet worden meegedeeld

  • 2.

    Gedeputeerde Staten oefent toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.

  • 3.

    De directeur van de dienst is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur wijst een archivaris van één van de deelnemende gemeenten aan die toezicht uitoefent op het in het derde lid genoemde beheer.

  • 5.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen

    archiefbescheiden van de dienst, is aangewezen de archiefbewaarplaats van één van de deelnemende gemeenten, zie lid 4. Deze archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van één van de deelnemende gemeenten, zie lid 4.

  • 6.

    Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de archiefbescheiden van de

    dienst overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de betrokken gemeente waartoe de bescheiden behoren.

Hoofdstuk 11 Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing

Artikel 34 Toetreding

  • 1.

    Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt een verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden d oor aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3.

    Toetreding tot de regeling door een andere gemeente kan plaatsvinden indien de gemeenteraden van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding bepaalde voorwaarden verbinden.

  • 5.

    Van elk besluit tot toetreding van een gemeente wordt kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 35 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het College van Burgemeester en Wethouders.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt het besluit tot uittreding van een gemeente aan de raden van de overige deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, vindt de uittreding niet eerder plaats dan op 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit tot uittreden in kennis is gesteld.

  • 4.

    De financiële schade die door de uittreding aan de dienst is toegebracht wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 5.

    De dienst en de uittredende gemeente vragen gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in het vierde lid. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

6.Van elk besluit tot uittreding van een gemeente wordt kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 36 Wijziging

1 Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    De regeling kan worden gewijzigd bij een zodanig besluit van de gemeenteraden van twee derde van deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Van elk besluit tot wijziging van de regeling wordt kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 37 Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente of gemeenten. Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan die tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstem- ming te brengen.

Artikel 38 Opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van de gemeenteraden van twee derde van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling regelt het algemeen bestuur de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7.

    De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 39 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag waarop ten minste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten zijn/haar goedkeuring heeft verleend.

Artikel 40 Mededeling van wijzingen aan Gedeputeerde Staten

De toezending van de (gewijzigde) regeling, met inbegrip van toetreding en uittreding van gemeenten, aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van de Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard.

Artikel 41 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 42 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als de 'Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard’.

 

De laatste wijziging vastgesteld in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Cromstrijen,

gehouden 4 november 2014

de griffier, de voorzitter,

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van

burgemeester en wethouders van de gemeente Cromstrijen

gehouden op 7 oktober 2014

de secretaris, de burgemeester,