Organisatie | Zuidhorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2015 |
Citeertitel | Verordening Reclamebelasting 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2014 van 10 maart 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid van artikel 14 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 15-12-2014 | Onbekend |
De raad van de gemeente Zuidhorn;
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2015;
Gelet op de artikelen 156 en 227 van de Gemeentewet;
Gezien het Convenant inzake Ondernemersfonds Zuidhorn, zoals overeengekomen tussen de gemeente Zuidhorn en de Stichting Ondernemersfonds Zuidhorn;
de ´Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2015` vast te stellen.
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder
Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
Artikel 3: Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing op de straten en het gebied binnen het centrumgebied van Zuidhorn zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart. Het betreft de volgende straten:
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt, ingeval er geen gebruiker valt aan te wijzen, de reclamebelasting van de eigenaar van de onroerende zaak geheven waar het belastbaar feit zich voordoet, indien de eigenaar de openbare aankondigingen voor zichzelf dan wel als exploitant doet, dan wel het aanbrengen van de aankondiging(en) gedoogt.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting niet geheven van gebruiker van een onroerende zaak als de openbare aankondiging duidelijk aantoonbaar niet ten dienste staat van de gebruiker en het gebruik van de onroerende zaak. In dat geval wordt de eigenaar van de onroerende zaak belastingplichtig
Degene die in voorkomende gevallen als genoemd in artikel 6 lid 4 op grond van de “Beleidsregel aanwijzing belastingplichtige voor de reclamebelasting” de aanslag reclamebelasting ontvangt, is bevoegd de belasting te verhalen op zijn medegebruikers, met dien verstande dat een evenredig deel van de belasting voor zijn rekening blijft.
Artikel 9: Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10: Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede en derde termijn twee respectievelijk vier maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 4 is gehouden, indien hij na het in werking treden van deze verordening belastingplichtig wordt, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.
Artikel 12: Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belasting.
Artikel 14: Inwerkingtreding en citeertitel
De Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2014 van 10 maart 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.