Raadsbesluit
De raad van de gemeente Lelystad,
op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 18 november
2014;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
B E S L U I T:
vast te stellen de navolgende
VERORDENING op de heffing en de invordering
van de rioolheffing 2015
(Verordening rioolheffing Lelystad 2015).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling,
verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of
grondwater, in eigendom, in
beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c.
water: huishoudelijk afvalwater, hemelwater of grondwater;
Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
Onder de naam "rioolheffing" wordt geheven:
een heffing van de gebruiker van een eigendom dat in gebruik of
bestemd is als woning van waaruit afvalwater direct of indirect op
de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt
als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al
dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht
gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte
als bedoeld in artikel 3 - ten gebruik is afgestaan: degene
die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.
- 3.
Bij de gebruikersbelasting wordt:
- a.
gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als
gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar
aan te wijzen lid van dat huishouden;
- b.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak
in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene
die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel
in gebruik heeft gegeven is bevoegd het recht als zodanig te
verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is
gegeven;
- c.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor
volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die
die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene
die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is
bevoegd het recht als zodanig te verhalen op degene aan wie
die zaak ter beschikking is gesteld.
Artikel 3 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden die
rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar voor een perceel dat wordt
gebruikt:
- a.
- b.
door 2 of meer personen € 125,84.
- 2.
Het aantal personen dat van een perceel gebruik maakt wordt
vastgesteld naar de toestand op 1 januari van het
belastingjaar.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt,
wordt het aantal personen dat van een perceel gebruik maakt
vastgesteld naar de toestand op het tijdstip van de aanvang van
de belastingplicht.
Artikel 5 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar gelang van
tijd
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is
de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat
jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar op het tijdstip van
aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar op het tijdstip
van beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in feitelijk gebruik neemt.
Artikel 8 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet
een belastingaanslag van minder dan € 50,00 en een belastingaanslag van
€ 5.000,00 of meer worden betaald in één termijn, die vervalt op de
laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld.
- 2.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet
een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00
worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn
vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een
maand later.
- 3.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 en in
afwijking van het tweede lid van dit artikel geldt dat, zolang een
belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 door
middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, deze
aanslag moet worden betaald in elf gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt :
- a.
indien de dagtekening van de aanslag voor het kalenderjaar in
de maanden januari, februari, maart of april van dat
kalenderjaar ligt, op de laatste dag van de maand volgend op die
welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk
van de volgende termijnen telkens een maand later;
- b.
in alle overige gevallen van automatische betalingsincasso, op
de laatste dag van de maand volgend op die welke in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de
volgende termijnen telkens een maand later.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden
gestelde termijnen.
- 5.
Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit
artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen
rioolheffing en andere heffingen aangemerkt als één
belastingaanslag.
Artikel 9 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de
invordering van de rioolheffing.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening rioolheffing Lelystad 2014” van 17 december 2013, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang
van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing Lelystad
2015”.
Lelystad, 16 december 2014.
De raad van de gemeente Lelystad,
de griffier, de voorzitter,